Klinische Neuropsychologie aantekeningen hoorcolleges
Hoorcollege 1. Introductie en Intelligentie
Klinische neuropsychologie doet onderzoek naar de relatie tussen hersenen en gedrag, bij
zowel gezonde mensen als patiënten. Klinisch neuropsycholoog is een science-practitioner,
wat wil zeggen dat die de klinische praktijk combineert met wetenschappelijk onderzoek.
Binnen de neuropsychologie heerst er een discussie tussen holisme versus lokalisatie van
mentale functies. Het holisme stelt dat hersenen als geheel werken om functies mogelijk te
maken, terwijl bij lokalisatie juist functiedifferentiatie binnen de hersenen centraal staat.
Tijdlijn opvattingen over locatie mentale functies
Holisme
Hippocrates – Hersenen zijn de zetel van het intellect.
Aristoteles – Geest is apart en onafhankelijk van het lichaam en zintuigen, zintuigen
bevinden zich in het hart.
Opkomst celtheorie
Herophilus – Niet de hersenen, maar ventrikels zijn de zetel van het intellect.
Galen – De ventrikels zijn cruciaal voor actie en sensatie.
Differentiatie
Descartes – Geest zetelt in de pijnappelklier.
Gall – Frenologie, verdikkingen op specifieke plekken aan de buitenkant van de schedel
zeggen iets over menselijk kunnen en gedrag.
Balans
• Luria zocht voor het eerst evenwicht tussen holistische en lokalisationische opvatting. Hij
beschreef de hersenen als een complex functioneel systeem, waarbinnen diverse
subsystemen een eigen bijdrage leveren aan een gezamenlijke activiteit.
Luria maakte onderscheid in functionele architecturen.
• Drie units: subcorticaal (waakzaamheid), posterieur (waarneming), anterieur (complex
gedrag)
• Hiërarchische niveaus: primair (oppervlakkig), secundair (dieper), tertiair (consequenties)
• Gereguleerd door taal (links/rechts).
Samengevat is er dus wel sprake van enige lokalisatie, maar tegelijkertijd is er ook sprake
van flexibiliteit in de manier waarop hersenen een bepaalde taak kunnen uitvoeren en zich
kunnen aanpassen. Deze gedachtegang past het beste bij de moderne neuropsychologie.
Enkele versus dubbele dissociatie
Dissociatie = Patiënt 1 valt uit op taak A, maar niet op taak B of vice versa
Dubbele dissociatie = Patiënt 2 laat het omgekeerde patroon zien van patiënt A
Bekend neuropsychologisch voorbeeld van gebieden met betrekking tot een dubbele
dissociatie zijn het gebied van Broca (taalproductie) en het gebied van Wernicke (taalbegrip).
Neuropsychologisch onderzoek (hypothese toetsend)
• Anamnese en heteroanamnese
• Observatie
• Psychometrische testbatterij
• Specifieke functietests
• Vragenlijsten
,Bij neuropsychologische onderzoek moet er rekening gehouden worden met stoorfactoren of
onderpresteren (symptoomvaliditeitstest).
Intelligentie
IQ plaatst mensen op een normaalverdeling met een gemiddelde van 100 en een SD van 15.
IQ geeft dus enkel een indicatie van de afstand tot het gemiddelde.
Binnen het intelligentiedomein heerst er tussen onderzoekers een discussie over de
aanwezigheid van een algemene (g) factor of meerdere factoren.
Galton en Spearman zij onderzoekers die het idee van de g-factor aanhangen, terwijl
Thurstone, Gardner en Sternberg juist het idee van meerdere factoren beamen.
Het intelligentiedebat is nog steeds gaande. De G-factor wordt breed geaccepteerd. Echter, de
meeste intelligentietests bestaan uit uitgebreide batterij met verschillende onderdelen, terwijl
we het IQ wel weer uitdrukken in 1 getal.
Binet is de grondlegger van intelligentietesten, basis voor huidige intelligentietest.
Intelligentie is volgens hem de ratio tussen chronologische leeftijd en mentale leeftijd x 100.
Catell maakte onderscheid tussen gekristalliseerde en fluïde intelligentie. Gekristalliseerde
intelligentie: pasklare kennis en vaardigheden. Fluïde intelligentie: capaciteiten inzetbaar in
nieuwe probleemsituaties. Fluïde intelligentie neemt met leeftijd sneller af dan
gekristalliseerde intelligentie.
Intelligentietesten
• Wechsler Adult Intelligence Scale (WAIS)
WAIS III – verbaal versus nonverbaal
WAIS IV – indexscores verbaal begrip, perceptuele organisatie, werkgeheugen en
verwerkingssnelheid
• Raven Progressive Matrices
Cultuuronafhankelijke intelligentietest. Raven is aanhanger van de g-factor.
• Nederlandse leestest
Bestand tegen cognitieve achteruitgang. Geeft daarmee de beste indicatie van het IQ
wanneer er al achteruitgang is. Deze functie blijft het langst onaangetast.
Intelligentie is een combinatie tussen erfelijkheid en omgevingsfactoren, maar is voor het
overgrote deel erfelijk.
Vooral verbindingsbanen in de hersenen lijken van belang voor de intelligentie, met name
fronto-pariëtale netwerken. Daarnaast blijkt effectiviteit van netwerken belangrijk. De neurale
intelligentiehypothese stelt dat er minder activatie optreedt bij intelligentere individuen,
omdat zij efficiënter gebruik maken van activatie.
Cognitieve reserve (hoog opleidingsniveau) kan gezien worden als beschermende factor voor
dementie. Personen met lagere reserve ontwikkelen eerder dementie, terwijl personen met
hogere reserve later dementie ontwikkelen. Echter personen met een hogere reserve die later
dementie ontwikkelen, maken deze ontwikkeling wel sneller/sterker door vanaf dit punt.
Flynn-effect houdt in dat de bevolking steeds intelligenter wordt, wat ertoe leidt dat IQ-
scores steeds anders gestandaardiseerd dienen te worden.
,Hoorcollege 2. Neuroanatomie en Beeldvorming
Navigeren door het brein
Caudaal (posterieur) = achter in het brein
Rostraal (anterieur) = voor in het brein
Mediaal = gebieden dieper in het brein
Lateraal = gebieden aan buitenkant hersenen
Dorsaal = bovenzijde van het brein (rugzijde)
Ventraal = onderzijde van het brein (buikzijde)
Doorsneden:
1. Coronale doorsnede = verdeling in voor en achter
2. Sagittale doorsnede = verdeling in links en rechts
3. Axiaal/transversaal/horizontaal = verdeling in
boven en beneden
Zenuwstelsel
Het zenuwstelsel bestaat uit een centraal en perifeer deel. Het centrale
deel bestaat uit het brein en het ruggenmerg. Het ruggenmerg bevat twee
soorten zenuwbanen, namelijk de sensibele zenuwbanen en de motorische
zenuwbanen. De sensibele zenuwbanen ontvangen impulsen en zenden
deze naar het brein zodat ze geregistreerd kunnen worden, terwijl de
motorische zenuwbanen impulsen vanuit het brein ontvangen en het
lichaam aansturen. Het perifere deel bestaat uit de uitlopers van het
ruggenmerg. Het perifere deel wordt onderscheiden in het autonoom en
somatische deel. Hierbij wordt het autonome deel opgedeeld in een
sympatisch (activatie) en parasympatisch (rust) deel en het somatische
deel in afferente (aanvoer) en efferente (afvoer) zenuwen.
, Zenuwcellen
Door de jaren heen vindt er meer celdood van hersencellen plaats zodat er ruimte komt voor
witte stof groei en er minder kostbare energie verloren gaat. Het brein dankt zijn efficiëntie
aan een goede verbondenheid tussen neuronen.
Een neuron bestaat uit een celkern, een axon en een dendriet. Hierbij vormen de dendrieten de
inputzijde en de axonen de outputzijde. De dendrieten en de celkern vormen de grijze stof en
de axonen vormen de witte stof. Axonen zijn ingekapseld met myelineschede die zorgen voor
een nog efficiëntere impulsgeleiding door het optimaliseren van de signaal-ruisverhouding.
Of een neuron wel of niet vuurt is afhankelijk van een actiepotentiaal. Indien er input is van
een naburig neuron en deze neurotransmitters vrijlaat in de synaptische spleet, kunnen deze
neurotransmitters binden aan het post-
synaptisch element. Vervolgens kunnen
natriumkanalen in het post synaptisch
element openen, waardoor er een
spanningsverschil ontstaat tussen de binnen-
en buitenkant van dit neuron, ofwel een
actiepotentiaal ontstaat. Na dit actiepotentiaal
zullen kaliumkanalen zich openen waardoor
de positieve lading opgeheven wordt en na
hyperpolarisatie (vertraging sluiting
kaliumkanalen) weer terugkeer naar het
rustpotentiaal plaatsvind. Hierna kan er een
nieuw actiepotentiaal ontstaan.
Ventrikelsysteem
Ventrikels zijn hersenkamers die gevuld zijn met cerebrospinale vloeistof, geproduceerd door
de plexus choroideus. De Grieken veronderstelden dat de geest (homunculus) zich in deze
kamers bevond. De functie van de ventrikels is dat het ons brein lichter maakt, waardoor het
geen enorme druk uitoefent op je hersenstam en ruggenmerg. Het speelt ook een belangrijke
rol in de afvoer van gifstoffen. Tenslotte vangt het de druk op binnen het brein door het
maken van bepaalde bewegingen waardoor laesies voorkomen worden.
Hersenstam en craniale zenuwen
Hersenstam is het gebied dat betrokken is bij de aansturing van al onze vitale functies
(ademhalen, arousal). De pons is een belangrijke structuur die betrokken is bij de sympathicus
en kenmerkt zich door een verdikking bovenaan het ruggenmerg. Er is een twaalftal aan
craniale zenuwen die ieder betrokken zijn bij het uitvoeren van een specifieke functie,
voornamelijk bij aansturing van spieren.
De kleine hersenen (cerebellum)
De kleine hersenen zijn voornamelijk betrokken bij balans, lichaamshouding en motoriek.
Daarnaast is het gebied ook betrokken bij cognitieve functies en emotie, door verbinding met
geassocieerde gebieden. De kleine hersenen bevatten meer dan de helft van het totale aantal
hersencellen, wat aangeeft dat deze structuur functioneel niet onderschat moet worden.
Structurele kernspintomografie: sMRI
sMRI is een imagingtechniek die gespecialiseerd is in het detecteren van specifieke
afwijkingen in het brein.