Hoofdstuk 1
Wat is gezondheid?
Wat is gezondheid? Veranderende perspectieven
Etiologie = de oorzaak van een ziekte.
Theorie = een algemene aanname of aannamen over een aspect van de wereld
waarin we leven of over de mensen in die wereld die al dan niet door bewijs wordt
ondersteund.
Dualisme = het idee dat lichaam en geest afzonderlijke eenheden zijn (vergelijk met
Descartes).
Mechanistische benadering = een benadering die het gedrag reduceert tot het
niveau van het orgaan of de lichamelijke functie. Geassocieerd met het biomedisch
ziektemodel.
Biomedisch ziektemodel = de opvatting dat ziekten en symptomen een
achterliggende fysiologische verklaring hebben en dat daarmee ook genezing
mechanistisch en rechtlijnig werkt.
Biopsychosociaal ziektemodel = het standpunt dat ziekten en symptomen door een
combinatie van lichamelijke, sociale, culturele en psychologische factoren kunnen
worden verklaard.
Mortaliteit = (overlijden): meestal uitgedrukt in de vorm van sterftecijfers, ofwel het
aantal sterfgevallen in een gegeven populatie en/of in een gegeven jaar
toegeschreven aan een bepaalde aandoening (bijvoorbeeld het aantal
sterfgevallen als gevolg van kanker onder vrouwen in 2000).
Individuele, culturele en leeftijd gerelateerde perspectieven op gezondheid
Sociale representatie van gezondheid = datgene wat bepaalde groepen mensen
onder gezondheid verstaan.
Drie antwoorden op de vraag ‘wat betekent gezondheid voor u?’ aan zieke
mensen:
1. Gezondheid betekent ‘een overwegend gevoel van welzijn’.
2. Gezondheid heeft te maken met ‘de afwezigheid van symptomen van een
ziekte’.
3. Gezondheid is zichtbaar in ‘de handelingen waartoe een lichamelijk gezond
persoon in staat is’.
Gezondheidsgedrag = gedrag, ongeacht de gezondheidstoestand waarin men zich
bevindt, dat is bedoeld om de gezondheid te beschermen, te bevorderen of in
stand te houden bijvoorbeeld het eten van gezonde voeding.
Onderzoek Blaxter, verschillende opvattingen over gezondheid:
- Gezondheid als niet ziek
- Gezondheid als bezit (sterke familie)
- Gezondheid als gedrag (sporten0
, - Gezondheid als lichamelijke fitheid en vitaliteit
- Gezondheid als psychosociaal welzijn (mentaal)
- Gezondheid als functie (taken zonder belemmeringen)
Holistische benadering = bij een holistische benadering kijkt men niet alleen naar het
zuiver lichamelijke of waarneembare, maar naar het hele wezen.
Collectivistische benadering = een culturele filosofie die de nadruk legt op het
individu als deel van een groter geheel en op handelingen die meer door
collectieve dan door individuele behoeften en wensen worden gemotiveerd.
Individualistische benadering = een culturele filosofie die de verantwoordelijkheid in
handen legt van het individu; het zijn de individuele behoeften en wensen (en niet
die van de groep) die het gedrag motiveren.
Ziekteattributie = toekenning van de oorzaak van een ziekte. Bij zogeheten externe
ziekteattributies legt men de oorzaak van de ziekte buiten de persoon, door die toe
te schrijven aan het lot, verkeerde informatie of aan een losliggende traploper. Bij
interne ziekteattributie zoekt men de oorzaak bij zichzelf. In analogie met de
genoemde externe ziekteattributies: ‘ik heb me iets op de mouw laten spelden’, ‘ik
heb de traploper niet goed vastgemaakt’.
Kwalitatieve methoden = maken gebruik van beschrijvingen (kwalificaties) van de
ervaringen, aannamen en gedragingen van een bepaalde groep mensen.
Kwantitatieve methoden = kwantitatieve methoden gaan uit van berekeningen
(kwantificaties) van de frequentie of de hoeveelheid ervaringen, aannamen en
gedragingen van een grote, representatieve groep mensen.
Bibase en Walsh
Kinderen jonger dan 7 verklaren ziekte gebaseerd op associaties ipv kennis:
- Onbegrip
- Fenomenalisme (teken of geluid)
- Aangestoken woorden
Kinderen rond 8/11 verklaren ziekte concreter en gebaseerd op logische reeks
gebeurtenissen van oorzaak en gevolg:
- Besmetting
- Internalisatie (ziekte bevindt zich in het lichaam, maar het proces waardoor
symptomen zich voordoen, begrijpen ze slechts gedeeltelijk)
Pubers verklaren ziekte gebaseerd op interacties tussen de persoon en zijn
omgeving:
- Fysiologisch (door de natuur bepaald, organen)
- Psychofysiologisch (interactie lichaam en geest)
Epidemiologie = het bestuderen van ziektepatronen in verschillende populaties en
de relatie met andere factoren zoals leefwijze. Belangrijke begrippen zijn onder meer
moraliteit, morbiditeit, prevalentie, incidentie, absoluut risico en relatief risico. Vragen
die in epidemiologisch onderzoek gesteld worden, zijn bijvoorbeeld: “wie krijgt deze
ziekte?”, “hoe vaak komt deze ziekte voor?”
,Incidentie = het aantal nieuwe gevallen van een ziekte gedurende een specifieke
tijdsinterval – niet te verwarren met prevalentie, dit laatste is het aantal vastgestelde
gevallen van een ziekte in een populatie op een bepaald moment.
Zelfconcept = de bewuste gedachten en aannamen over jezelf die je het gevoel
geven dat je anders bent dan anderen en dat je als afzonderlijk persoon bestaat.
Wat is gezondheidspsychologie?
Empirisme = het elementaire principe dat we de wereld via zintuigelijke waarneming
kunnen leren kennen.
Inferentie = redenering waarbij een conclusie wordt afgeleid uit een of meer
premissen. Bijvoorbeeld: ‘het regent, dus zijn de straten nat’.
Gezondheidspsychologie (Matarazzo) = het aggregaat van de specifieke
onderwijskundige, wetenschappelijke en professionele bijdragen van het vakgebied
psychologie aan de bevordering en het behoud van de gezondheid, de
voorlichting over en de behandeling van ziekten en de daaraan gerelateerde
disfunctie.
De bovengenoemde definitie benadrukt de belangrijkste doelstellingen van de
gezondheidspsychologie: begrip ontwikkelen en vergroten van de biopsychologisch
factoren bij:
- De bevordering en het in stand houden van de gezondheid
- De verbetering van de gezondheidszorg en het gezondheidsbeleid
- De preventie en behandeling van ziekte
- De oorzaken van ziekte: bijvoorbeeld risicofactoren en kwetsbaarheid
Operante conditionering = deze theorie, die aan Skinner wordt toegeschreven, is
gebaseerd op de aanname dat gedrag direct wordt beïnvloedt door de gevolgen
ervan (bijvoorbeeld beloning, straf en het vermijden van negatieve effecten).
, Hoofdstuk 2
Sociale verschillen in ziekte en gezondheid
Gezondheidsverschillen
Gezondheidsverschillen = een term die de verschillen in gezondheid en
levensverwachting tussen verschillende groepen aanduidt.
Hiv (human immunodeficiency virus) = hiv is het virus dat aids veroorzaakt.
Hart- en vaatziekten = een vernauwing van de bloedvaten die het hart van bloed
en zuurstof voorzien. Dit is het gevolg van atherosclerose (dichtslibben van de aders)
en kan leiden tot angina pectoris of een hartinfarct).
Queteletindex (QI) = index die de verhouding tussen lengte en gewicht bij een
persoon weergeeft, ook wel body mass index (BMI) genoemd. De BMI wordt veel
gebruikt om een indicatie te krijgen of er sprake is van over- of ondergewicht.
Premature mortaliteit = overlijden voor de leeftijd waarop dit normaal wordt
verwacht. Meestal vastgesteld op overlijden vóór de leeftijd van 65 jaar.
Vijf geprioriteerde aanbevelingen om de toegankelijkheid van de gezondheidszorg
te verbeteren:
- Toegankelijk verbeteren voor mensen buiten het kader van de
ziekteverzekering (gedetineerden, asielzoekers)
- De derdebetalersregeling veralgemeniseren
- Investeren in preventie en gezondheidspromotie
- Een laagdrempelige ‘intermediaire’ zorglijn invoeren. Dus een
multidisciplinaire gezondheidszorgdienst tussen de nulde lijn en de eerste lijn
- Het creëren van nieuwe beroepen in de ambulante sector om de patiënt
beter te informeren en te begrijpen
Derdebetalersregeling = regeling waarbij de patiënt alleen zijn eigen deel van de
kosten aan de zorgverlener betaalt; hij schiet de ziekteverzekering niet voor. Het
ziekenfonds betaalt de tegemoetkoming rechtstreeks aan de zorgverlener.
Nulde lijn = de mantelzorgers: mensen die op niet-professionele basis de zorg voor
een ander opnemen (ouders, kinderen, andere familieleden, buren, vrienden) in
veel gevallen zijn het de mantelzorgen die thuiszorg mogelijk maken.
Prevalentie = het percentage of aantal mensen op een gegeven moment in een
bepaalde populatie dat aan een bepaalde ziekte lijdt. Dit begrip verschilt van
incidentie: dis is het aantal of percentage mensen dat een bepaalde ziekte heeft
binnen een bepaald tijdskader. Prevalentie is dus het aantal of het percentage van
bestaande casussen, incidentie dat van nieuwe casussen.
Bypassoperatie van de kransslagaders = een chirurgische ingreep waarbij aders of
slagaders van elders in het lichaam via de aorta in de kransslagaders worden
getransplanteerd; hiermee worden de blokkaders omzeild die in de kransslagaders
door atheromen zijn ontstaan ten behoeve van een betere bloedtoevoer naar het
hart.