De gezonde ontwikkeling van een kind: toetsmatrijs uitgewerkt
Inhoudsopgave
Zwangerschap en bevallen .......................................................................................................................... 2
Screening in de zwangerschap..................................................................................................................... 9
Neonatologie ........................................................................................................................................... 10
Logopedie ................................................................................................................................................ 17
Voeding van het jonge kind....................................................................................................................... 19
Borstvoeding en kunstvoeding .................................................................................................................. 20
Rol van de professional binnen de ontwikkelingen in de jeugdzorg en jeugdgezondheidszorg...................... 23
Doof en slechthorend kind ........................................................................................................................ 26
Stromingen in de ontwikkelingspsychologie .............................................................................................. 27
Gezonde slaap en slaapproblemen ............................................................................................................ 28
VGV (vrouwelijke genitale verminking)...................................................................................................... 29
Huiselijk geweld en kindermishandeling .................................................................................................... 32
Jonge mantelzorgers ................................................................................................................................. 34
Kinderen van ouders met psychiatrische problematiek (KOPP) ................................................................... 34
Kinderen in het AZC .................................................................................................................................. 35
Seksuele ontwikkeling .............................................................................................................................. 38
De jeugdgezondheidszorg en de adolescent............................................................................................... 39
Communicatie via spel .............................................................................................................................. 40
,Zwangerschap en bevallen
Subinvolutio uteri = een onvolledige verkleining van de baarmoeder na de bevalling.
Door verandering in de bloedsomloop en cardiovasculaire functie kan er
zwangerschapshypertensie ontstaan. Hierbij is de bloeddruk hoger dan 130/80 mmHg of
een stijging van 20 – 30 mmHg. Rust en medicatie zijn hierbij een interventies.
Bij de meeste vrouwen is niet duidelijk waardoor de zwangerschapshypertensie optreedt. Bij
ziektes die de kans verhogen zijn:
- DM
- Nierziekten
- Sommige auto-immuunziekten
- Al eerder bestaande hypertensie
- Meerlingzwangerschap
- Erfelijke factoren
Complicaties die kunnen optreden zijn:
- De nier van de moeder kunnen tijdelijk slechter werken
- Afwijkingen in de bloedstolling
- De bloedtoevoer naar de placenta kan afnemen → wat kan leiden tot foetale
groeivertraging of achteruitgang van de conditie van de ongeborene
De student kan uitleggen wat de normale zwangerschapsduur is, en hoe een normale
fysiologische bevalling verloopt.
Verschil fysiologisch en pathologisch:
Fysiologisch betekent het normale functioneren van het menselijk lichaam.
Pathologisch is de algemene ziekteleer en stoornissen in het menselijk lichaam.
De zwangerschapsduur bedraagt 266 dagen (= 38 weken), gerekend vanaf de conceptie
(bevruchting) tot aan de geboorte. Omdat de conceptie bij een regelmatige cyclus twee
weken na het begin van de laatste menstruatie plaatsvindt, duurt de amenorroe (= uitblijven
van bloedverlies) 280 dagen, dit is 40 weken. Daarom wordt in de dagelijkse praktijk 40
weken als zwangerschapsduur aangehouden.
Gedurende de zwangerschap kan de vrouw last hebben van verschillende klachten:
misselijkheid, vermoeidheid, obstipatie, zuurbranden, stemmingswisselingen, slecht slapen
en bekken problematiek. Deze klachten zijn deels te verklaren door het hormoon
oestrogeen, maar ook door de fysieke verandering en de druk die het kind geeft op de
verschillende organen/ banden.
Oestrogeen stimuleert de doorbloeding van de baarmoeder, ook verwijdt het de vaten van
de placenta. Aan het eind van de zwangerschap veranderd de verhouding oestrogeen en
progesteron, de verhoging van oestrogenen zorgt er voor dat er een toename is van
oxytocine en prostaglandinen. Deze zorgen dat de uitdrijving van de baby kan plaatsvinden
en weeën ontstaan. Een gemiddelde bevalling duurt zo’n 12 uur.
Student kan benoemen welke zorgverlening nodig is en welke interventies genomen worden
tijdens een zwangerschap waarbij er sprake is van een negatieve of een positieve
discongruentie, Diabetes Mellitus of Diabetes Gravidarum, Rhesus-antagonisme, intra-
uteriene infectie of een Gemelli graviditeit.
Bij discongruentie is sprake van een te grote of een te kleine baarmoeder, waardoor het
kindje ook te groot of te klein wordt.
2
,Negatieve discongruentie = foetale groeivertraging door een te kleine uterus. Mogelijke
oorzaken zijn:
- Roken van de moeder
- Hypertensie
- Pre-eclampsie = zwangerschapsvergiftiging waarbij je een te hoge bloeddruk hebt of
te veel eiwitten in de urine
- HELLP syndroom
- Placenta afwijkingen
- Aangeboren afwijkingen
Positieve discongruentie = te sterke groei van de uterus en dan ook van de foetus. Mogelijke
oorzaken zijn:
- Diabetes
Bij een geboortegewicht van > 4500 gram spreken we van macrosomie. Dit geeft een
verhoogde kans op problemen bij de geboorte.
Diabetes Mellitus
Instabiele glucosewaarden van de moeder kunnen voor gevaren zorgen, zoals:
- Verhoogde kans op IUVD (= Intra Uteriene Vruchtdoor)
- Macrosomie
- Glucose regulatie problemen bij de pasgeborene;
o Normale glucosewaarden van een pasgeborene is rond de 3. Onder de 1 is
cruciaal en moet er ingegrepen worden.
Diabetes Gravidarum (GDM) = zwangerschapsdiabetes. Risicofactoren zijn:
- GDM in de voorgeschiedenis
- Een BMI > 30
- Een eerder kind met een geboortegewicht > 4500 gram
- Eerstegraads familielid met DM
- Bepaalde etnische groepen waarin diabetes veel voorkomt (Zuid-Aziaten,
Hindoestanden, Afro-Caribiërs, Midden-Oosten, Marokko en Egypte)
- Onverklaarde intra-uteriene vruchtdood (IUVD) in voorgeschiedenis
Interventies bij diabetes zijn:
- Glucose-regulatie → glucose prikken bij moeder, eventueel insuline spuiten,
bijspuitschema
- Echoscopie → groei echo’s tijdens de zwangerschap
- Internist en diabetes verpleegkundige zijn betrokken
- Er wordt vaak gekozen voor een ziekenhuisbevalling, hierbij is CTG bewaking (=
hartbewaking bij ongeboren baby) en glucose per infusie
- Observatie en glucosecontroles van pasgeboren baby
Rhesus-antagonisme
Het rhesus bloedgroepensysteem wordt samen met het ABO-bloedgroepensysteem gebruikt
om de kenmerken van bloed te onderscheiden. De rhesusfactor wordt gevormd door een
verzameling van de zogenoemde rhesus-eiwitten die voor kunnen komen op het membraan
van rode bloedcellen, ook wel antigenen genoemd. De meest voorkomende rhesus-eiwit is
rhesus type D. De meeste mensen hebben deze rhesusfactor en zijn dus rhesus positief,
wanneer deze factor ontbreekt ben je rhesus negatief.
Bij de zwangerschap kan de rhesusfactor problemen opleveren wanneer de vrouw negatief
is en de verwachte baby positief. Tijdens de zwangerschap kunnen er rode bloedcellen in de
bloedbaan van de moeder terecht komen, waardoor het afweersysteem van de moeder
3
, antistoffen gaan aanmaken tegen de rhesusfactor van de baby. Dit gebeurt wel vaak pas na
de bevalling, hierdoor heeft de baby er geen last van. Maar bij een volgende zwangerschap
kunnen deze antistoffen wel voor problemen zorgen. Tijdens de zwangerschap geeft de
moeder via de placenta antistoffen aan de ongeboren baby, waardoor de baby zo de eerste
afweer krijgt tegen allerlei ziekten. Maar als de moeder tijdens een vorige zwangerschap
antistoffen heeft aangemaakt tegen de rhesusfactor, blijven deze antistoffen in het lichaam
aanwezig en kunnen dus zo via de placenta in de bloedbaan van de baby komen. Wanneer
de baby dan rhesus positief is zullen de antistoffen van de moeder de rode bloedcellen van
de baby afbreken en krijgt zo anemie (= bloedarmoede).
Om dit te voorkomen krijgt de moeder gedurende de zwangerschap en tijdens de bevalling
een rhesusprik. Deze prik wordt gemaakt uit menselijk plasma en is afkomstig van donors.
Het bevat antistoffen die de rhesus positieve rode bloedcellen van de baby, die mogelijk in
de bloedbaan van de moeder terecht zijn gekomen, opruimen. Hierdoor heeft het lichaam
van de moeder geen ‘tijd’ om de rode bloedcellen van de baby te herkennen als
lichaamsvreemd en zullen er geen antistoffen worden gemaakt en wordt de rhesusziekte
voorkomen. Wanneer de baby toch rhesusziekte krijgt dan ziet hij geel door de afbraak van
rode bloedcellen.
Intra-uteriene infectie is een infectie ín de baarmoeder, factoren zijn:
- CMV (= congenitale cytomegalie virus) is de meest voorkomende vorm van virale
infectie wereldwijd. Bij volwassen verloopt het meestal onschuldig, maar tijdens de
zwangerschap kan er transmissie van moeder naar foetus plaatsvinden en kan het
leiden tot neurologische schade bij de ongeborene. 18% van de baby’s die geboren
worden met CMV hebben afwijkingen, zoals doofheid, visus- en cognitieve
beperkingen.
- Prematuur en/of langdurig gebroken vliezen. Hierbij kan een infectie optreden omdat
er een open verbinding is tussen de baby en het geboortekanaal.
- PARVO B19 leidt bij niet-immune vrouw in een deel van de gevallen tot verticale
transmissie (= transmissie baby). Infectie tijdens de eerste 20 weken leidt 9% tot
spontane abortus of intra-uteriene vruchtdoor.
- Toxoplasmose wordt veroorzaakt door een eencellige parasiet, toxoplasma gondii.
Screening van deze infectie is niet verplicht, maar wordt aangeraden voor vrouwen
die werken in de vleesindustrie, groenvoorziening, dierenverzorging, thuiszorgen en
reizende buiten Europa.
- Listeria is een bacterie die voedselinfectie kan veroorzaken. Als de zwangere vrouw
tijden het derde trimester ziek wordt, kan de ziekte worden overgedragen op de
baby. Door de besmetting via het bloed van de moeder kan bij de baby
bloedvergiftiging ontstaan en kan de baby te vroeg geboren worden of leiden tot een
miskraam wanneer de infectie eerder in de zwangerschap plaatsvond.
Interventies zijn:
- Handen wassen na contact met lichaamsvloeistoffen bij CMV
- Voorlichting geven over preventieve maatregelen tegen toxoplasmose en listeria
(geen rauw melkse kazen, geen kattenbak verschonen, geen rauw en gedroogd vlees
en goed groenten en fruit wassen.
- Uitvragen klachten
- Echoscopie voor opsporing van eventueel (aangeboren) afwijkingen
- Controle van temperatuur en hartslag
- CTG controle
4