College Evidence based werken en introductie
Doel van dit vak: in de diepte in gaan op signalering en interventie van leerproblemen. Verschillende
visies, stukje informatie en vooral wat we wel en niet zeker weten. Je werkt met de best beschikbare
kennis en nooit met feiten. Tentamen is MC: helft van vragen over colleges en de helft over de
literatuur. Heb je de kennis die je zou vertalen in een actie? Artikelen: lees dingen die relevant zouden
zijn in de praktijk. Achtergrond van een behandeling maar ook belangrijk hoe het eruit ziet, wat
onderdelen zijn en of het effectief is of niet.
Leerproblemen: signalering en interventie
Zelf weten wat je wel en niet weet en met hoeveel zekerheid, dat is echte kennis. Evidence-based
praktijk: integratie van het best beschikbare onderzoek met klinische expertise in de context van
karakteristieken van patiënt, cultuur en voorkeuren.
Wat is evidence-based werken?
Niet zo simpel als een recept. Er is namelijk niet één goed antwoord
- Basis om verantwoorde beslissingen te nemen.
- Evidence based (experimenteel onderzoek waarbij je daadwerkelijk effect hebt kunnen meten)
vs research based (bepaalde dingen zijn belangrijk en je behandeling sluit erop aan, je weet in
praktijk niet of het effect zo is als je denkt wat het is).
- Kijk altijd kritisch naar wat voor informatie je krijgt. Daarom artikel Lilienfeld et al.: hoe maak
je verschil tussen wetenschap en pseudowetenschap. Op wat voor manieren kan je informatie
verkeerd gebruiken?
- Er is niet één goed antwoord, juist omdat er zoveel factoren bij komen kijken is er altijd een
weging.
- In de praktijk ben je zelf verantwoordelijk voor wat je doet: je moet ook aanvoelen dat je het
aan kan.
Onderstaande benaderingen kunnen allemaal op evidence based manier.
- Diagnostisch-voorschrijvende benadering: meest bekende benadering. Je geeft deze
diagnostische verklaring aan iemand (ADHD, ASD, leerstoornis) en daaruit concludeer je dat
deze behandeling op gaat.
o Diagnostic-prescriptive approach
- Handelingsgerichte diagnostiek: de focus op een advies kunnen geven om te handelen.
- Oplossingsgerichte benadering: minder bezig met diagnostische classificatie. Dit is een
probleem en deze ga je proberen aan te pakken en effect ga je monitoren.
o Problem-solving approach (Response to intervention, CBM)
Diagnostisch voorschrijvende benadering
- Diagnose van een bepaalde conditie (bijna altijd DSM-5)
- Interventie wordt bepaald aan de hand van de conditie/diagnose.
- Aanname: diagnose leidt tot passende interventie. Dit is in praktijk een problematische
aanname. Dit kan tot een denkfout leiden.
- Diagnose is niks meer dan: verzameling van eigenschappen geven we een bepaald label. Dat
kan niet verklaren.
Je hebt ook last van wait-to-fail probleem: kinderen die net niet aan de classificatie voldoen en die
hebben net niks. Dan wacht je tot de problemen erger worden.
Handelingsgerichte diagnostiek
Gekoppeld aan handelingsgericht werken: cyclus voor leraren.
Vijf uitgangspunten HGD:
, 1. Verloopt volgens systematische procedures: om te garanderen dat er evidence based gewerkt
wordt
2. Gericht op advisering: altijd iets gedaan.
3. Hanteert een transactioneel referentiekader: niet alleen naar kind zelf kijken maar ook naar
interactie met omgeving en rol van interactie met in stand houden van problemen.
4. Acht samenwerking met school, ouders en kind cruciaal. Hele systeem meenemen
5. Besteedt aandacht aan positieve kenmerken
Integratie en aanbevelingsfase: afgestemd met de omgeving van hoe we het beste vorm kunnen
geven.
Oplossingsgerichte benadering
Bestaat uit vier stappen:
- Probleem identificeren
- Probleem definiëren
- Interventies selecteren of ontwerpen
- Interventies uitvoeren en de effecten hiervan evalueren/monitoren
Je kijkt wat er precies gebeurt: baseline meting. Daarna ga je wat inzetten en kijk je of je omhoog gaat
zoals je hoopt. Als niet zo is pas je de interventie aan. Gekoppeld aan RTI. Het probleem is een
discrepantie tussen verwachte en daadwerkelijke prestaties. Je kan snel reageren op het ontstaan
van een probleem. Effectiviteit wordt getest.
Leerstoornissen
- Klacht is niet hetzelfde als een probleem. Als een leerkracht zegt dat het kind niet voldoende
leert, dan is dat niet iets dat we zomaar overnemen. Dit ga je toetsen.
- Probleem is niet een classificatie. Er kan sprake zijn van gewoon heel veel moeite met leren
lezen (dat is een probleem) maar niet per se sprake van DSM classificatie. Als je dan niet aan
de classificatie voldoet, wat doe je dan?
- Classificatie vs ziekte-entiteit. DSM classificatie moet je loskoppelen van hoe je een ziekte
zou diagnosticeren waar een specifieke oorzaak gekoppeld is aan specifieke
verschijningsvorm. Op dat niveau zitten we niet. Is dat een geschikte manier om te kijken naar
problemen in gedrag en emotie?
- Classificatie gebaseerd op DSM-5. Alternatief zou ook ICD-11
Classificatie volgens DSM-5
Specifieke leerstoornis DSM-5: Criterium A. Moeite met aanleren en gebruiken van schoolse
vaardigheden. Probleem is hardnekkig, langer dan 6 maanden en blijft ondanks interventie.
Kan op aantal vlakken zich voordoen:
1. Onnauwkeurig of langzaam en moeizaam lezen van woorden
2. Moeite om de betekenis te begrijpen van wat wordt gelezen
3. Moeite met spelling
4. Moeite om zich schriftelijk uit te drukken
5. Moeite met het zich eigen maken van gevoel voor en feiten rond getallen en berekeningen
6. Moeite met cijfermatig redeneren
Specifieke leerstoornis DSM-5: Criterium B. De betreffende schoolse vaardigheden:
- Substantieel en meetbaar slechter zijn
- Vergeleken met kalenderleeftijd
- Significant negatieve invloed op schoolresultaten
- Gestandaardiseerde prestatietests en volledig onderzoek
,Bij mensen ouder dan 17 jaar kan het gestandaardiseerde onderzoek vervangen worden door een
gedocumenteerde voorgeschiedenis van tot beperkingen leidende problemen.
Criterium C: De leerproblemen tijdens schooljaren, maar worden soms pas manifest bij belasting
(zoals bij toetsen met tijdslimiet, binnen een bepaalde tijd lezen of schrijven van lange, complexe
teksten; in geval van een excessief zware studiebelasting).
Criterium D: De leerproblemen kunnen niet beter verklaard worden door: verstandelijke beperking,
visus- of gehoorstoornis, psychische stoornis, taalbeheersing, neurologische stoornis, inadequaat
onderricht en psychosociale tegenslagen.
NB: de vier classificatiecriteria moeten gebaseerd zijn op een klinische synthese van:
- De anamnese (ontwikkeling, medisch, gezin, school)
- Schoolrapporten
- Psychologische tests
Je neemt dus niet maar één test af. Je moet echt afwegen.
Specificeer de beperking: over aantal domeinen verspreid. Je bent meer aan het specificeren waar het
probleem in rekenen bijvoorbeeld zit. Je moet ook goed beeld hebben van de typische ontwikkeling
van een kind. Leerproblemen:
- Ander ontwikkelingstempo
- Ander ontwikkelingspatroon
- Ander primair probleem
Belangrijk voor (prognose voor) behandeling.
Kaders, perspectieven en verklaringen
Je moet niet in één weg vast blijven lopen. Je moet je niet blind staren op bijvoorbeeld de cognitie,
maar ook kijken naar andere factoren. Je moet vanuit elk van deze perspectieven een weg bedenken
waarop iemand een probleem krijgt bijvoorbeeld met lezen. Dat wil niet zeggen dat het probleem
daadwerkelijk de eigen vaardigheid om lezen te leren is van een kind. Er kunnen op emotioneel gebied
problemen zijn waardoor het kind niet kan leren lezen.
Comorbiditeit
Bij kinderen met een specifieke leerstoornis in 30-60% van de gevallen sprake van meerdere
domeinen. Daar gaat je simpele benadering: er is probleem met lezen en dan gaan we daaraan
proberen te verbeteren. Vaak sprake van comorbiditeit met andere psychopathologie: Meerdere
domeinen betrokken, hogere kans op andere psychopathologie Voorbeeld uit Duits onderzoek met
Duitse sample sprake van comorbiditeit. Angststoornis 21%, depressie 28%, ADHD 28%,
gedragsstoornis 22%.
Onderliggende factoren zouden hetzelfde kunnen zijn of de stoornissen zouden met elkaar kunnen
interacteren. Hoe komt het dat het bij elkaar voorkomt? Komt het kind al jaren niet mee met school,
daardoor zelfbeeld aangetast? Of juist andersom?
Evidence-based assessment
, Onderzoek informeert over:
- De constructen die betrokken zijn
- Welke methode en instrumenten
- Het proces
Het is een beslissingsproces en het is iteratief. Iteratief betekent: telkens als er een nieuw stuk
informatie komt, beslis je wat de volgende stap is. Gebaseerd op een steeds completer plaatje beslis
je welke informatie je nog mist en zo kom je bij volledig beeld uit.
Hypothese toetsend model
- Toets vermoeden aan de data en stel eventueel oordelen bij op basis van de data
- Zoek naar gegevens die zowel voor als tegen de vermoedens pleiten
- Hanteer theoretisch verantwoorde redeneringen en gegevens uit recent onderzoek
- Gebruik zo veel mogelijk valide, betrouwbare en genormeerde onderzoeksmiddelen
- Leg verantwoording af aan collega’s en cliënten
Gestandaardiseerde tests
Voorbeeld is bijvoorbeeld een IQ test. Data wordt vergeleken met die van een vergelijkbare groep.
- Gestandaardiseerd (vaste manier van afnemen) en genormeerd (data van vergelijkbare
groep)
- Veel gebruikt voor stellen van diagnose
- Vaak nodig voor verwijzing
- Interpretatie: vaak duidelijk, dit en dit doe je daar en dit betekent het wat eruit komt
- Betrouwbaarheidsintervallen
- Geen handvatten voor interventie. Dat is wat onhandig als je doel is wat je met een kind moet
gaan doen.
Een goede test
- Gestandaardiseerd: omschreven hoe de afname moet gebeuren zodat als verschillende
mensen moeten afnemen het op dezelfde manier wordt gedaan
- Betrouwbaar: meerdere keren test afnemen meet hetzelfde (ook bij verschillende mensen)
- Voorzien van goede normen: als je vergelijkt met een groep, moet die groep ook iets
betekenen.
- Efficiënt: binnen een bepaalde tijd afgenomen worden, maar tegelijkertijd voldoende kunnen
differentiëren
- Valide: meet de test wat je wil meten
- Objectief
Cotan beoordeling
1. Uitgangspunten testconstructie
2. Kwaliteit van testmateriaal
3. Kwaliteit van handleiding
4. Normen
5. Betrouwbaarheid
6. Begripsvaliditeit
7. Criteriumvaliditeit: vooral predictieve validiteit. CITO geeft geen informatie over
criteriumvaliditeit, beogen niet om te voorspellen.