HDGS 04 Dierziekten
Les 01
Drie hoofdonderwerpen:
• Algemene veterinaire theorie: definities, werkwijze van een dierenarts,rekenen m.b.t. ziekte in
populaties, enz.
• Dierziekten: verschillende categoriën dierziektes. Uit elke categorie behandelen we één of meer
ziektes die veel voorkomen in NL wat gedetailleerder.
• One Health: de samenhang tussen gezondheid bij dieren, gezondheid bij mensen en een gezonde
planeet
• o.a. gastspreker, opdracht
De gestructureerde manier van werken: (anamnese -> algemeen onderzoek -> gericht onderzoek ->
DDx -> DDw -> bevestigen -> therapie/oplossing ) is in veel meer situaties en beroepen toepasbaar:
het is goed om je deze aanpak eigen te maken.
- Anamnese is een gesprek
- DDx = differentiaal diagnose (lijstje aanpassende aandoeningen)
- DDw = waarschijnlijkheidsdiagnose
Weerstand
Twee definities, beide waar:
Weerstand = het vermogen van een dier om zich in een besmette omgeving te handhaven.
• Ziektekiemen (= pathogenen) zijn overal om ons heen, maar met voldoende weerstand
hoeft een besmetting, en zelfs een infectie, niet tot ziekte te leiden.
Weerstand = het totaal aan moleculen (= stoffen) en cellen dat de respons op indringers in het
lichaam verzorgt.
• Als de afweercellen en afweerstoffen in het lichaam op peil zijn en goed
samenwerken, heb je een goede weerstand.
Definitie van ziekte
‘Elk proces in het organisme dat t.g.v. schadelijke uit- of inwendige invloeden (noxen) veranderingen
teweegbrengt in de kwantitatieve of kwalitatieve werking van cellen of weefsels, waardoor het
functionele evenwicht van lichaam en/of geest wordt verstoord en een reactie tot herstel van dit (of
een nieuw) evenwicht in het leven wordt geroepen.’
Definitie van gezond:
De afwezigheid van ziekte of lichamelijke gebreken . Definitie gezond is negatieve benaming en dat mag niet
WHO (humaan): ‘gezondheid is een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk
welzijn en niet slechts de afwezigheid van ziekte of andere lichamelijk gebreken.’
Komt op de toets
Acuut: niet langzaam sluipend maar opeens komt opzetten, korte termijn (gaat om het optreden 1 -3 dagen)
Per acuut: gaat het niet om dagen maar uren (babys met hersenvliesontsteking)
Chronisch: langdurig en voortdurend (hoef niet levenslang, kan ook maandenlang zijn)
Besmetting: pathogeen is aanwezig op het lichaam. Geen kolonisatie = niet vasthechten en niet
vermeerderen, daardoor geen reactie van actieve afweer.
Infectie: besmetting met een virus of bacterie waardoor je ziek kunt worden. Pathogeen is
gekoloniseerd en vermenigvuldigd. Daardoor reactie van actieve afweer. Soms merkbaar ziek:
,klinisch verloop van de infectie. Soms niet merkbaar ziek: subklinisch verloop. (is niet zo dat je bij
besmetting niet ziek ben en infectie wel)
Klinische symptomen: Een klinisch teken of semeion is een verschijnsel dat een arts klinisch kan
vaststellen via lichamelijk of bijkomend onderzoek. De oorzaak van een semeion is een ziekte,
aandoening of letsel. Symptomen kunnen louter door fysiek onderzoek of via de subjectieve ervaring
van de patiënt worden vastgesteld. Symptomen die je waarneemt.
Subklinische symptomen: ziekteverschijnselen die nog niet direct waarneembaar zijn, onderzoek
nodig. Ze zijn er wel, daar kom je achter als je onderzoek doet (bijvoorbeeld glucosegehalte)
Subklinische geïnfecteerde zijn een last voor de corona epidemie.
Volgorde diagnose stellen:
Anamnese: vraaggesprek over voorgeschiedenis, ziekteverloop, enz -> open vragen stellen
Observatie: wat zie/hoor/ruik je aan de patiënt, terwijl je met je handen op je
rug staat?
• Kan tegelijk met afnemen anamnese, mits je ervaren bent. Anders liever op
één ding tegelijk focussen.
Lichamelijk onderzoek (LO): gericht parameters van het lichaam checken: kijken, luisteren, voelen,
ruiken, meten
• Algemeen onderzoek (AO)
• Onderzoek orgaansystemen (OO): afh. v bevindingen AO en anamnese/symptomen
Aanvullend onderzoek: meer daarover in HODG03 Diagnostiek
• in het laboratorium: BO, bloed (bijv. hematologie, serologie), mest, urine, enz.
• Beeldvormend: röntgen, echo, MRI, enz.
Ziekteleer II Anamnese
Diagnose stellen: vaste volgorde
Anamnese: vraaggesprek over eten/drinken/poepen/plassen, wat heeft de eigenaar opgemerkt,
voorgeschiedenis, ziekteverloop, enz open vragen stellen
Observatie: wat zie/hoor/ruik je aan de patiënt, terwijl je ‘met je handen op je rug staat’?
Kan tegelijk met afnemen anamnese, mits je ervaren bent. Anders liever op één ding tegelijk
focussen.
Lichamelijk onderzoek (LO): gericht parameters van het lichaam checken: kijken, luisteren, voelen,
ruiken, meten. Hierbij raak je het dier wel aan.
Algemeen onderzoek (AO)
Onderzoek orgaansystemen (OO): afh. v bevindingen AO en anamnese/symptomen
Aanvullend onderzoek:
in het laboratorium: BO, hematologie, serologie, mest, enz.
Beeldvormend: röntgen, echo, scintigrafie
ECG/EEG/EMG
Anamnese
Goed begrijpen wat je klant/patient wil is dé
Vragen stellen: de JUISTE vragen!
sleutel tot succesvolle
Geen woorden in de mond leggen: open vragen
Goed luisteren naar de antwoorden samenwerking/behandeling/verkoop/enz.
Gericht doorvragen op de antwoorden Geldt niet alleen voor een (dieren)arts:
Geen tunnelvisie garagehouder
Geen aannames doen adviseur
onderzoeker
meubelverkoper
psycholoog
enz.enz.
,Anamnese is allerbelangrijkste deel van diagnosestelling!!
Symptoom
Symptoom = verschijnsel wat afwijkt van het normale
Iets wat de eigenaar is opgevallen aan het dier
Bijv. ‘hij loopt kreupel met de linker voorpoot’
Iets wat de dierenarts constateert bij lichamelijk onderzoek
Bijv. ‘hij heeft een hartruis’
Iets wat blijkt bij aanvullend onderzoek (rontgenfoto, labonderzoek, enz)
bijv. ‘er zit eiwit in de urine’
Type symptomen
Algemene symptomen: passen bij heel veel ziektes
Heten samen ook wel ‘algehele malaise’, vb:
vermoeidheid/lusteloosheid (zijn eigenlijk twee verschillende dingen)
koorts
minder eetlust
Specifieke symptomen: passen bij enkele ziektes, zijn redelijk typerend voor die ziektes
gele slijmvliezen (leverziektes, galwegen of bloedafbraak)
huiduitslag
verstopte neus
Pathognomische symptomen: passen bij slechts één of twee ziektes dit symptoom zien is bijna gelijk
aan de diagnose stellen
Suiker in de urine: DM of vergevorderd nierfalen
Subjectief en objectief
Subjectief:
= niet te meten
Pijnbeleving
Vermoeidheid
Emoties: ‘triest’, ‘zielig’, ‘druk’, enz.
Objectief:
= meetbaar
Temperatuur
Ademfrequentie
Bloeddruk
Enz.
Eigenaar vs dierenarts
Eigenaar komt vaak met subjectieve symptomen:
‘Mijn hond is al een paar dagen depri en snel moe’
Waardevolle informatie!
Maar niet betrouwbaar genoeg
Arts moet daar objectieve symptomen van zien te maken:
Hoeveel dagen? Kan hij nog 10 minuten lopen, of een uur? Is hij echt lusteloos, of heeft hij verzwakte
aangezichtsspieren waardoor hij er sip uitziet?
, Betrouwbaarder: situatie is beter te beoordelen
Uitkomst bij iedereen hetzelfde vergelijkbaar met normaalwaardes, met andere waarnemers, en
met verleden en toekomst
ziekteleer III Lichamelijk onderzoek
Lichamelijk onderzoek
Twee fases:
1. Algemeen onderzoek = AO
- als eerste
- altijd doen
- vaste onderdelen: A-P-T-slvl-Lnn-HHH (zie volgende dia)
- Reden: overall beeld van gezondheid hele dier
2. Onderzoek orgaansysteem = OO
- na AO
- gedetailleerder lichamelijk onderzoek van één bepaald orgaansysteem, bijv. circulatiestelsel,
urogenitaalstelsel, bewegingsstelsel, zenuwstelsel, enz.
- welke? n.a.v. klacht, anamnese en/of bepaalde bevindingen in het AO
AO = algemeen onderzoek
Algemeen onderzoek (A.O.): A-P-T-Slvl- Lnn- HHH
o A = Ademhaling
o P = Pols
o T = Temperatuur
o Slvl = Slijmvliezen
o Lnn = Lymfeknopen
o HHH = Huid, Haar en Hoornige structuren
Elk bestaat uit meerdere standaard parameters. Bijv. bij het onderzoeken van A =
ademhaling kijkt de dierenarts naar
o frequentie vd adem: hoe vaak per minuut
o diepte v elke ademteug (allemaal hetzelfde of wisselend)
o ritme vd opeenvolgende ademteugen (regelmatig of anders)
o gebruik borst en buik
Altijd AO: geeft totaalbeeld van algemene gezondheidsstatus, belangrijkste vitale kenmerken.
Ao overslaan leidt tot tunnelvisie, belangrijke info kan gemist worden.
Ademhaling: frequentie, diepte, gelijkmatig ritme, bijgeluiden, gebruik borst en/of buik zegt iets over functioneren van ademhalingssysteem
Pols: frequentie, kracht, gelijkmatigheid in kracht en in ritme zegt iets over functioneren van hart en circulatiesysteem
Temperatuur: inwendige lichaamstemp (rectaal)
Slijmvliezen: kleur, vochtigheid, CRT, wondjes/blaasjes/vlekjes zegt o.a.iets over perifere circulatie (haarvaten)
Lymfeknopen: zijn ze gezwollen, pijnlijk. zegt iets over aandoening in het stroomgebied. Bij gezwollen: allemaal of enkele? allemaal = gegeneraliseerde ziekte
(dus door hele lichaam)
Huid, haar en hoornige structuren: zegt iets over of het dier al lange tijd ziek is (doffe dorre vacht, slecht genezende wondjes, droge huid, brokkelige nagels) of
pas kort (huid en vacht nog mooi, sterke gave nagels)
huid: kleur, wondjes, schilfering.
Haar: glans, afgebroken haren, kale plekken, haaruitval
Hoornige structuren (nagels, hoorns, hoeven): gelijkmatig of ongelijkmatig gegroeid, stevigheid
(alle lymfeknopen dik en vergroot? Dan is de ziekte gegeneraliseerd)
Koorts
‘Verhoging van de lichaamstemperatuur’
Wat is het verschil met verhoogde lichaamstemperatuur na bijv. stevig sporten?
- Bij sporten wordt ‘de thermostaat’ niet hoger gezet: het lichaam warmt op door inspanning,
maar probeert zo snel mogelijk weer af te koelen naar de normale temperatuur van 37˚C.