Filosofie van de samenleving
Week 1
Filosofie als verwondering en als een zelfoefening van het denken, waarin niets meer
vanzelf spreekt.
Verwondering over het alledaagse, over het vanzelfsprekende.
Protocollen, procedures, resultaatafspraken en methodieken, vanzelfsprekend????
Nodig het problematiseren van het vanzelfsprekende, om echt verantwoordelijk te
kunnen zijn
Maar vragen bij het vanzelfsprekende kan leiden tot verwondering, verbazing,
irritatie, …
Bijv. mensen ‘moeten meer verantwoordelijkheid nemen’, wat voor een mens- en
maatschappijbeeld zit hier achter? Wat is eigenlijk verantwoordelijkheid? Heeft de mens
eigenlijk een vrije wil?
Het ‘nut’ van de filosofie
Filosofie als vaardigheid en als attitude: kritisch, systematisch nadenken.
Filosofie als vragend, bevragend, onder-vragend en bovenal door-vragend.
Niet tevreden zijn met hoe iets op het eerste gezicht lijkt. Vragen stellen bij het
vanzelfsprekende, het voor de hand liggende.
Om van ondoordachte meningen tot een doordacht idee te komen.
Om te verwoorden, te bevragen en te kunnen verantwoorden van eigen opvattingen.
Om na te denken over wie de mens is en hoe samen te leven? Wat is wenselijk? Wat
is waardevol?
Ethiek gaat over
- De morele kant jullie persoonlijk functioneren
- Omgang met cliënten, patiënten, burgers, inwoners, bewoners (samenleving)
- De gevolgen hiervan instellingen, woonwijk, buurt en de algemene opvattingen over
het welzijnswerk en gezondheidzorg (samenleving).
Moreel uitgangspunt: een omschrijving van iets dat op zichzelf nastrevenswaardig is
betreffende menselijk samenleven.
Moreel vertoog: het geheel aan communicatie en interactie waarin mensen hun morele
oordelen, en daarmee hun moraal, vormen en op elkaar afstemmen.
Moraal: het geheel van gedeelde morele oordelen van een groep dat ontstaat in een
gesprek. Het is het geheel van morele regels waarvan wij onszelf en anderen in redelijkheid
gehouden achten.
Ethiek: de wetenschap die moraal bestudeert en die tracht de moraal verder te helpen door
nieuwe argumenten te ontwikkelen en te gebruiken in afwegingen
Een moreel oordeel is een waardering van menselijk gedrag aan de hand van morele
uitgangspunten.
1. Gaat over menselijk gedrag
2. Overstijgt het individuele (is veralgemeniseerbaar: het universaliteitsprincipe)
, 3. Is normatief (schrijft voor hoe het hoort)
4. Is gericht op het goede
5. Kan morele verontwaardiging veroorzaken
Waarden zijn op zichzelf nastrevenswaardige ervaringen, situaties en standen van zaken, of
eigenschappen van mensen, organisaties of van een samenleving als zodanig. Wanneer we
over waarden spreken, dan hebben we het over zaken die we goed vinden. Bijvoorbeeld
welzijn, autonomie, rechtvaardigheid en vrijheid.
Normen zijn concrete gedragsregels of handelingsvoorschriften die aangeven wat wij in
bepaalde situaties behoren te doen of na te laten.
Moraal is te omschrijven als het geheel van morele normen en waarden dat door een
individu of binnen een groep, instelling of cultuur als een belangrijke richtlijn voor het eigen
handelen wordt beschouwd.
Ethiek is de wetenschappelijke of systematische studie van de moraal. In de ethiek gaat het
niet in de eerste plaats om het geven van een antwoord, maar meer om de verantwoording
van het antwoord. Welke afwegingen zijn van belang? Welke belangen, van wie, zijn hierbij
betrokken? Welke waarden spelen er een rol in?
Levinas: oog voor de Ander
Het kwetsbare gelaat van de Ander roept mij op mijn verantwoordelijkheid te tonen.
Het is een moreel appèl van de weduwe, de wees of de vreemdeling.
Door de Ander besef ik dat mijn vrijheid en verantwoordelijkheid niet willekeurig zijn,
maar vorm krijgen door zijn oproep.
Maar de Ander is onherleidbaar anders. Hij openbaart zich in zijn gelaat, zijn
volstrekt weerloze en naakte gelaat. Zijn gelaat verzet zich tegen de willekeur van
mijn vrijheid, tegen de willekeur waarmee ik hem mijn kijk op het bestaan wil
opleggen.
De Ander toont het oneindige en het ethische.
De volle zin van het mens-zijn is het uitstijgen boven de zelfhandhaving. Ethiek is zijn voor de
Ander.
De Ander brengt de onrust in het bestaan. Het besef dat er iets niet goed is, ook al
stelt het recht van de "redelijke" samenleving mij nog zozeer gerust.
De heteronomie van het Ik, de mens is niet autonoom, hij wordt door de Ander
aangezet tot moraliteit.
De onrust die de Ander oproept leidt tot het verlangen naar het rechtvaardige leven,
gericht op gerechtigheid.
Oproep tot verantwoordelijkheid, er is een ethische relatie als je die
verantwoordelijkheid op je neemt.
Pas in de confrontatie met de Ander wordt de vrijheid werkelijk geschokt en tot
inkeer gebracht. Willekeur verandert in goedheid, expansiedrang in gastvrijheid.