CGO casus 1
1. Student kan globaal de ontwikkeling van de verpleegkundige
professionaliteit benoemen.
2. Student kan de inhoud van de rollen en verantwoordelijkheden van de
(wijk) verpleegkundige van de 21ste eeuw benoemen.
3. Student kan benoemen welke niveaus binnen de verpleegkunde bestaan
en wat hun onderscheid is.
Niveau 1: huishoudelijk werk
Niveau 2: helpende
Niveau 3: verzorgende (VIG, verzorgende individuele gezondheidszorg)
Niveau 4: mbo verpleegkundige
Niveau 5: hbo verpleegkundige oude stijl
Niveau 6: hbo verpleegkundige nieuwe stijl
Niveau 7: verpleegkundig specialist
Niveau 8: gepromoveerd
4. Student start met het vormen van een eigen visie op het beroep van
(wijk)verpleegkundige.
5. Student kan de begrippen zelfmanagement en Shared Decision Making
uitleggen. De student kan benoemen wat het verschil is tussen
zelfredzaamheid, zelfmanagement en eigen regie.
Shared decision making: gezamenlijke besluitvorming om uitwisseling van informatie
en ideeën tussen de zorgvrager en de zorgverlener en om daadwerkelijke
samenwerking in besluitvorming zelf, met als doel het bereiken van wederzijdse
overeenstemming over de te volgen weg.
Aandachtspunten zelfmanagement:
- Leven met de ziekte
- Eigen aandeel in de zorg
- Organiseren van zorg, met hulpbronnen
Zelfmanagement is de mogelijkheid van het individu om de symptomen, behandeling,
fysieke en psychosociale consequenties en de veranderingen in leefstijl die passend bij
zijn aan het leven met de chronische aandoening, te managen.
Het verschil tussen zelfredzaamheid, zelfmanagement en eigen regie is dat
zelfredzaamheid gaat meer over algemene dagelijkse activiteiten: jezelf wassen, je
huis verzorgen, contacten met anderen onderhouden. Zelfmanagement gaat niet
alleen over goed kunnen omgaan met de ziekte en de gevolgen daarvan, maar vooral
ook over een goed leven hebben mét de ziekte. Hoe kan de chronische ziekte ingepast
worden in het dagelijkse leven van iemand. De patiënt speelt daarbij een actieve rol;
de zorgverlener ondersteunt de patiënt daarbij. Eigen regie gaat om het zelf beslissen
over je leven en zorg en ondersteuning daarbij
6. Student kan de NIC/NOC app toepassen bij het maken van een
verpleegplan.
In de NIC app staan alle mogelijke (NANDA) verpleegkundige diagnosen, bevat grote
hoeveelheid aan ‘verpleegkundige interventies’. Het verpleegprobleem hoef je niet
zelf te bedenken. Eenduidigheid van taal, nanda is classificatie van diagnosen
(ordenen van begrippen en indeling).
NIC (interventies), NOC (outcome, zorgresultaten)
5 A model
Verpleegkundigen vs zorgvrager
Achterhalen educatie openstaan
Adviseren kennisoverdracht begrijpen
Afspreken gedragsverandering willen
Assisteren psychosociale vaardigheden kunnen
Arrangeren doen
blijven doen
,Doelstelling 5 A model: ondersteunen op basis van verpleegkundige methodiek,
optimale kwaliteit van leven over inpassen van de ziekte. Veerkracht bevorderen en
vaardigheden uitbreiden.
CGO casus 2
• De student kan benoemen wat de kenmerken zijn van verpleegkundige
observatie.
Observeren is de doelgerichte en systematische waarneming van gedragingen,
kenmerken en uitingen van een of meer personen of van een gebeurtenis. Het is een
actief proces en een vaardigheid die vereist dat het gehele waarnemingsvermogen
optimaal ingeschakeld wordt.
Observatie met behulp van de zintuigen wordt de patiënt doelgericht en planmatig
waargenomen. Observeer gericht en klinisch (laat de informatie die de patiënt geeft
volgen door onderzoek).
Goede observatie is objectief, onderscheid maken en veranderingen signaleren. Voor
objectieve weergave van waarnemingen kan gebruik worden gemaakt van: observatie
met meerdere verpleegkundigen, navragen bij de patiënt of observatie juist is,
navraag doen bij anderen over geobserveerde gedrag, observaties vergelijken met
uitingen van de patiënt, fenomeen regelmatig en herhaaldelijk observeren.
Observaties kunnen worden gedaan met of of zonder meetinstrument. Kenmerken van
goede observatie zijn doelgericht, planmatigheid en objectiviteit.
• De student kan informatie uit diverse bronnen in de verschillende fasen
van het verpleegkundig proces verzamelen en combineren.
• De student kan belangrijke zorgaspecten van zuigelingen benoemen.
O&O model
Essentieel is liefde en aandacht, veiligheid
• De student kan enkele richtlijnen uit de JGZ vinden en toepassen.
Het JGZ Richtlijnenspel is laagdrempelig ingericht om spelers in zeer korte tijd een
leermoment te laten ervaren zonder gevoel van extra werkdruk, slaag/zak oordeel of
verlies van tijd.
NCJ (Nederlands Centrum Jeugdgezondheid). De beroepsverenigingen AJN, V&VN
vakgroep jeugd en NVDA zijn eigenaar van JGZ Richtlijnen. Voorbeelden zijn ADHD,
angst, astma, autisme, begeleiding gezin bij overlijden kind, borstvoeding, depressie,
excessief huilen, extremiteiten, gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen,
hartafwijkingen, heupdysplasie, houding en bewegen, huidafwijkingen,
hyperbillirubinemie, kindermishandeling, lengtegroei, motorische ontwikkeling, niet
scotale testis, ondergewicht, opsporen oogafwijkingen, opvoedondersteuning, ouder-
kindrelatie, overgewicht, pesten, preventie wiegendood, psychosociale problemen,
seksuele ontwikkeling, taalontwikkeling, voeding en eetgedrag,
voedselovergevoeligheid, voorkeurshouding en schedelvervorming, vroeg en/of small
voor gestational age geboren kinderen, vroegtijdige opsporing gehoorverlies,
zindelijkheid van urine en feces.
• De student kan een inschatting maken van het functioneren van een
gezin.
De familie is een sociale institutie die in elke samenleving voorkomt en mensen in
coöperatieve groepen verenigt zodat zij voor elkaar en voor de aanwezige kinderen
kunnen zorgen.
Verwantschap is sociale banden die gebaseerd zijn op afstamming, huwelijk of
adoptie.
Functies van het gezin:
- Socialisering: gezinssituatie is uitermate belangrijk voor de opvoeding van het kind.
Onder ideale omstandigheden worden kinderen door hun ouders geholpen om zich
goed tot geïntegreerde en nuttige leden van de samenleving te ontwikkelen.
Socialisatie in gezinssituatie gaat gehele levensloop door.
- Reguleren van seksuele activiteiten: voortbestaan van familie garanderen,
incesttaboe is een norm die seksuele relaties of het sluiten van een huwelijk tussen
, bepaalde familieleden verbiedt. Huwelijkspartner buiten eigen familie maakt de
totale samenleving hechter.
- Sociale positionering: we hebben geen gezin nodig om ons voort te platen maar
gezinnen dragen bij aan het voortbestaan van sociale organisatie. Ouders dragen
eigen sociale indentiteit al bij de geboorte over op hun kinderen.
- Materiële en emotionele zekerheid: het gezin biedt fysieke bescherming en
emotionele en financiële steun.
• De student kan uitleggen hoe en waarom de JGZ-professional werkt met
het O&O schema.
Ontwikkelingsaspecten en omgevingsinteractie (O&O) is bedoeld om JGZ professionals
richting te geven in de dialoog met de klant (kind, jongere, ouders). Essentieel
ontwikkelingsaspecten per leeftijdsfase van het kind, gaat in op de ontwikkelbehoefte
van het kind, de interactie tussen kind en zijn ouders, de impact die gebeurtenissen
kunnen hebben in het gezin en dus impact kunnen hebben op kind en interactie met
de omgeving.
• De student kent de verschillende soorten hechting en de student
onderkent het belang van veilige hechting.
Hechting is de emotionele, affectieve en duurzame band tussen ouder en kind. Voor
een kind betekent dit dat hij troost en nabijheid vindt bij zijn ouder, vooral als hij bang,
gespannen of verdrietig is. De basis voor de hechtingsrelatie wordt gelegd in het
eerste levensjaar en blijft het hele leven van belang. De basis van die hechtingsrelatie
is afhankelijk van aantal factoren zoals kindfactoren, ouderfactoren,
omgevingsfactoren en hechting van de ouders zelf. Veiligheid in de relatie wordt
ervaren als een kind structureel ervaart dat nabijheid zoeken de gewenste respons
oplevert. Een kind heeft het veilige gevoel nodig om relaties aan te gaan en te
vertrouwen in zichzelf en de buitenwereld.
Om het gedrag en gevoel van een kind goed te kunnen begrijpen moet een ouder
kunnen metalliseren. Metalliseren gaat om het vormen van een mentaal beeld van wat
er omgaat in een ander (en in jezelf). Op basis van signalen die je opmerkt en waaraan
betekenis wordt gegeven. Dit begint met het besef dat het kind een ander individu is
met eigen gedachten, gevoelens en gedrag, los van de ouder.
Theorie van Ainsworth heeft vier hechtingsstijlen:
7. Veilige hechting: het kind toont evenwicht tussen nabijheid zoeken met de ouder
en exploratie
8. Verfijnde hechting: het kind zoekt minimaal contact met de ouder, vermijdt dit
door ervaring dat de ouders hem afwijzen, verwaarlozen of niet reageren en wil
dit niet opnieuw ervaren
9. Ambivalente hechting: maximaal contact tussen ouder en kind, kind blijft dicht bij
de ouder omdat hij onzeker is over hoe en of de ouder reageert. Vaak
mismatches
10. Gedesorganiseerde hechting: een kind voelt zich machteloos in het contact met
zijn ouder en heeft geleerd dat contact met ouder onvoorspelbaar is en bij vlagen
zeer beangstigend en zelfs gevaarlijk. Geen copingstrategie om met separatie
van de ouder om te gaan.
• De student kan bevorderende en belemmerende factoren van veilige
hechting noemen.
Veilige hechting bevordert nieuwsgierigheid, leergierigheid en toegeven aan drang tot
exploratie. Is niet altijd vanzelfsprekend, voor je JGZ belangrijk om een beeld te
vormen bij hechtingsrelaties en ouders te betrekken bij deze beeldvorming en ouders
bewust te maken van hun invloed hierop. De JGZ kan helpen bij het proces van veilige
hechting door te observeren, begeleiden en zo nodig door te verwijzen.