Samenvatting strafrecht
Week 1.
Wederrechtelijk - Is de gedraging in strijd met het (ongeschreven) recht? Is er een grond (bijv.
noodweer, of toestemming) die het feit rechtvaardigt?
Verwijtbaar - Is er een reden waardoor we het feit de dader niet aan kunnen rekenen wat hij/ zij
deed (een excuus, bijvoorbeeld ontoerekeningsvatbaarheid, of noodweerexces)?
De toets bestaat uit 4 casus vragen.
Strafrecht= materieel + formeel strafrecht
(Strafbaar) (dwangmiddelen)
Overheid heeft het strafmonopolie, strafrecht is het ultimum remedium (het laatste redmiddel).
Alles moet zoveel mogelijk in de wet zijn vastgelegd, dit bied bescherming tegen machtsmisbruik en
willekeur.
Wetboek van strafvordering + strafrecht + grondwet zijn belangrijk!!!!
Doelen van het strafrecht= algemene generale preventie + speciale preventie + verdelging+ ook
incapacitatie.
Een strafbaar feit bestaat uit bestanddelen en elementen.
- Menselijke gedraging
- Die voldoet aan alle bestanddelen van een wettelijke delictsomschrijving
- Die wederrechtelijk is
- En verwijtbaar
Moord is iemand van het leven beroven, maar met de intentie van tevoren al om diegene te
vermoorden.
Formele delicten: daarvan is de handeling strafbaar.
Materiele delicten: daarvan is het gevolg strafbaar.
Commissiedelict: je doet iets en dat is strafbaar.
Omissiedelicten: iets niet doen is strafbaar.
wederrechtelijk: in strijd met het recht. is altijd een voorwaarde voor strafbaarheid.
Rechtvaardigingsgrond: grond om aan te nemen dat de gedraging niet wederrechtelijk was, dus niet
in strijd met het recht.
Verwijtbaarheid: had degene een ander alternatief dan het overtreden van de wet en hij dat niet
deed is het verwijtbaar.
Schulduitsluitingsgrond: redenen om aan te nemen dat het vervullen van de delictsomschrijvingen
niet verwijtbaar zijn.
Moord= iemand opzettelijk doodmaken met voorbedachten rade, dus na kalm en rustig beraad, kan
binnen paar sec zijn maar ook binnen een paar dagen.
, Week 2.
Schuld is culpa.
Art 300 Sr, zijn de vereiste mishandeling en opzet en letsel of pijn. Opzet staat er niet bij omdat het
logische is dat mishandeling met opzet is waardoor een letsel ontstaat.
Opruien hoort ook opzet bij net als bij dwingen en seksueel binnendringen, art 131, 179, 245, Sr.
Bij misdrijven is schuld en opzet belangrijk.
Je kijkt naar de intentie van de dader ^.
Vormen van Opzet:
- Opzet met bedoeling
- Opzet met noodzakelijkheid bewustzijn: iets opzettelijk doen
- Voorwaardelijk opzet. Gebruiken in het tentamen als je de rest niet weet!!!!! = willens en
wetens de aanmerkelijke kans aanvaarden dat een bepaald strafrechtelijk vervolg zal
intreden.
Bijv. Henk willen neerschieten maar per ongeluk marie en Willem neerschieten ^.
Schuld: Culpa: verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid deze zin moet in het tentamen. En
uitwerken in het tentamen. Op deze manier:
- Aanmerkelijk of te wel zeer onvoorzichtig, of met grove onachtzaamheid:
voor een klein beetje onvoorzichtigheid word je niet gestraft
- Verwijtbaar: iemand heeft geen geldig excuus voor zijn handelen
- Onvoorzichtig, denk aan: het niet houden aan
Bewuste culpa: weten dat je onvoorzichtig bent, je bent optimistisch ten aanzien van de gevolgen.
Onbewuste culpa: niet weten dat je onvoorzichtig bent, en er niet bij stilstaan.
Roekeloos NIET NOEMEN IN HET TENTAMEN.
Bestanddelen die opzet weergeven zijn bijvoorbeeld ‘opzettelijk’, ‘met het oogmerk om’, ‘met
voorbedachten rade’
Bestanddelen waaruit culpa blijkt: ‘schuld’
Als er geen duidelijk opzet- of schuldbestanddeel is, is het een opzetdelict. Ook wel: ‘ingeblikt
opzet.
Bij het uitwerken van een casus als er in dat wetsartikel het woord schuld ziet werk je het
bestanddeel culpa dus zo uit:
Stap 1. Noteer deze zin: verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid
Stap 2. Werk het bestanddeel van onvoorzichtigheid uit, is het gedrag onvoorzichtig? Worden er
regels geschonden?
Stap3. Werk het bestanddeel aanmerkelijk uit, is het gedrag niet zomaar onvoorzichtig, maar staan er
daardoor levens op het spel?