College 3
Door animal models kunnen we dingen onderzoeken die we niet bij mensen kunnen
onderzoeken, zoals hersenfunctioneren bij zowel baby’s als volwassenen en genetische en
omgevingsfactoren in de effecten van kindermishandeling, oftewel causaliteit (Stevens,
2015). Een ander, praktisch punt is dat een groot gedeelte van het leven gevolgd kan worden,
omdat dieren een kortere levensduur hebben dan mensen, waardoor longitudinale effecten
onderzocht kunnen worden. Ook kunnen dieren genetisch gemanipuleerd worden en kan er
onderzocht worden hoe bepaalde drugs of hormonen werken. Diermodellen kunnen ons dus
informeren over hoe bepaalde dingen werken in mensen. Mensen en dieren zijn niet hetzelfde,
maar er zijn wel grote gelijkenissen zoals de genen en het centrale zenuwstelsel waardoor
gevonden effecten bij dieren vertaald kunnen worden naar de mens. Er moet echter wel
rekening gehouden worden met verschillen tussen de twee, zoals grotere individuele
verschillen binnen mensen, verschillende omgevingen bij mensen die niet na gemaakt kunnen
worden voor dieren (bijvoorbeeld school), verschillende interventies, die niet bestaan voor
dieren, verschillen in developmental timing en verschillen in de betekenis van gedrag.
Om mishandeling bij dieren na te bootsen zoals we dat bij mensen kennen, wordt de
chronische stressor bij dieren na gemaakt met verschillende paradigma’s. Hierbij moet wel
rekening gehouden worden met het feit dat de meeste dieronderzoeken zich focussen op één
type mishandeling, terwijl dit bij de mens soms meerdere vormen tegelijk zijn en er ook
verschillende dimensies zijn. Hier moet rekening mee gehouden worden bij de vertaling van
de resultaten van dieronderzoeken naar de mens.
Knaagdieren als muizen en ratten worden vaak gebruikt voor longitudinale onderzoeken
omdat ze minder lang leven. De duur van geboorte tot ouderschap duurt ongeveer 5 weken,
waardoor longitudinale effecten prospectief onderzocht kunnen worden en er goed gekeken
kan worden naar transgenerationele overdracht. Apen daarentegen leven ongeveer 25 jaar. Ze
zijn het eerste jaar afhankelijk van hun moeder, en bereiken sexual maturity rond de 2.5 (v)
en 4.5 (m) jaar oud.
Er zijn verschillende paradigma’s binnen dieronderzoek die mishandeling bij mensen
nabootsen (ook wel principes genoemd), namelijk de afwezigheid van typische opvoeding (=
verwaarlozing) en de aanwezigheid van schadelijke opvoeding, meer dan typisch (= fysieke
mishandeling). De consequenties hiervan op lange termijn zijn te vertalen naar andere
soorten, en dus ook naar de mens. De meest gebruikte mishandeling paradigma’s zijn:
- Natuurlijk voorkomende mishandeling en verwaarlozing
- Knaagdieren: verschillen in LG-ABN
- Apen: het rondslepen van hun kind over de grond en het hangen aan één been
- Inbred strains in LG-ABN bij knaagdieren → waarin ze zijn geboren (hoog of laag)
- Scheiding van de moeder bij apen en knaagdieren, langer dan wat natuurlijk
voorkomt. Voor ratten wordt de moeder verschillende keren per dag voor een langere
tijd weggehaald, bij apen meerdere keren per week voor een langere periode.
, - Gelimiteerd nestmateriaal bij knaagdieren → de moeder spendeert
minder tijd met de pups wat stressvol is.
- Peer rearing bij apen. Apen worden bij de geboorte bij hun moeder
weggehaald, zijn de eerste 5 weken alleen met drinken en een deken
en worden daarna met leeftijdsgenoten in een kooi gezet → erg
stressvol door het ontbreken van support en de agressie tussen de
aapjes.
Bij een groep vogels op de Galapagos Eilanden is de cyclus van geweld onderzocht, dus er
werd gekeken naar gedrag van de ouders en van andere volwassenen. Wanneer de ouders het
nest verlaten om voedsel te zoeken, bezoeken vogels zonder jonkies de nesten en laten soms
agressief gedrag zien. De groep vogels werd bekeken toen ze jong waren en nogmaals in
volwassenheid. Het bleek dat jongen die veel van deze negatieve ervaringen hadden
meegemaakt als volwassene zelf ook vaker dit gedrag toonde bij andere jonkies → bewijs dat
intergenerationele transmissie van het gedrag ook deels niet-genetisch is en dus veroorzaakt
wordt door de omgeving.
Maestripieri (2005) onderzocht of resusapen die opgroeien bij een (natuurlijk) mishandelende
moeder, zelf ook hun jonkies gaan mishandelen. Hiervoor is gebruik gemaakt van cross-
fostering.
Alle jonkies die opgroeiden bij een mishandelende moeder, dus abuse/abuse en control/abuse,
werden mishandeld. De jonkies die opgroeiden bij een niet-
mishandelende moeder, dus abuse/control en control/control, werden
niet mishandeld. De meeste mishandeling vond plaats tijdens de
eerste levensmaanden, dus wanneer de jonkies het meest afhankelijk
waren.
De belangrijkste resultaten staan in de figuur aan de zijkant. Moeders
die opgroeiden bij een niet-mishandelende moeder (twee linker
staven), mishandelden hun kind zelf ook niet. Moeders die
opgroeiden bij een mishandelende moeder, mishandelden hun kind vaker. De