Samenvatting blok 4 Inclusie: ongelijkheid en uitsluiting
Week 1:
Tekst 1 inclusieve maatschappij
Exclusie = de toestand waarin een reeks mensen uitgesloten zijn uit de reguliere
samenleving vanwege factoren zoals een handicap, een psychische aandoening of armoede.
Vanaf de jaren ’90 ook de term uitsluiting binnen de EU.
1. Uitsluiting is meer dan alleen armoede, het gaat niet alleen om een gebrek aan middelen,
maar ook dat je niet effectief mee kan doen in de maatschappij of economisch, sociaal,
cultureel en politiek niveau.
Je kan een afstand krijgen tot de maatschappij.
2. Sociale uitsluiting komt voor als verschillende factoren zich combineren en als individuen
in een negatieve spiraal terecht komen.
Midden in de maatschappij (‘mainstream society’) kun je veel makkelijker in contact komen
met anderen, kun je hobby’s uitoefenen, recht om te stemmen, opleiding volgen, zijn gezond
en hebben de toegang tot gezondheidszorg en worden niet gediscrimineerd, etc.
Als je daarvan wordt uitgesloten wordt dit allemaal lastiger.
Self exlusion = dat sommigen twijfelen of het wel zo fijn is om midden in de maatschappij
te staan. Sommige mensen kiezen er zelf voor om eruit te stappen.
Valkuilen van definities:
Het kan zorgen voor uitsluiting, er zijn mensen die binnen de definitie vallen maar ook er
buiten.
Valkuilen definities exclusie:
1. enerzijds gaan ze uit van maatschappelijke processen en structuren en anderzijds juist
vanuit individuele ervaring
2. abstract gesteld; iedereen kan een andere invulling geven aan bepaalde woorden.
3. waardeoordelen, zoals ‘normal’, wat is normaal?
4. Wordt iemand uitgesloten of beschikt hij/zij niet over de capaciteiten om mee te doen?
(Question of capability)
5. armoede in relatie tot sociale exclusie
Question of capability:
- Negatieve vrijheid = geen externe belemmeringen om te handelen. Je hebt de
vrijheid dat niets belemmert. (zonder invloed van anderen of dwang). Dit gaat over
externe dingen, dus invloeden van buitenaf.
- Positieve vrijheid = de benodigde vaardigheden en middelen om deze
mogelijkheid/vrijheid uit te oefenen (denk aan geld om te kunnen studeren en een
vrije wil mogen hebben). Dit gaat over iets van jezelf waarover je wel of niet beschikt,
dus op het individu.
Het kan niet zonder elkaar, het gaat altijd samen.
,Armoede in relatie tot sociale uitsluiting:
Uitsluiting gaat om heel veel meer dan armoede, armoede is meer een onderdeel. Uitsluiting
kan ook op andere dimensies bestaan, denk ook aan dingen die je niet kan zien zoals
zelfvertrouwen en schaamte.
Definitie 4 uitsluiting, dit is een werkbare definitie:
Sociale uitsluiting is complex en heeft meerdere dimensies. Het gaat om een gebrek aan
middelen, maar ook een gebrek aan toegang tot bepaalde rechten en servicen om normaal
te kunnen participeren in relaties en activiteiten die beschikbaar zijn voor het grootste
gedeelte van de bevolking.
Als er veel mensen worden uitgesloten heeft dat niet alleen effect op het individu maar
op de gehele maatschappij. De cohesie van de maatschappij vervalt, omdat groepen lijnrecht
tegenover elkaar staan.
Sturende krachten (macro drivers):
1. Demografische factoren:
- Demografische variabele die invloed heeft op de in- en uitsluiting is vergrijzing.
We moeten met minder werkenden alles voor elkaar krijgen. Het heeft een impact
op de hele maatschappij.
- Gezinnen die niet meer bij elkaar zijn, bijvoorbeeld door het vluchten uit een land.
2. Arbeidsmarkt:
- Verliezen van een baan (financiële gevolgen, maar ook gevoel van schaamte en
status).
- Automatisering (hogere opleidingen blijven wel bestaan maar lagere opleidingen
verdwijnen door robots).
- Door corona uren verliezen of ingekort worden op je baan, mensen met een lager
inkomen en niveau hebben hier meer risico op. De onderkant van de samenleving
lijdt er het zwaarste onder.
3. Politiek beleid:
- Marktwerking in de gezondheidszorg; je hebt een diagnose nodig om mensen verder
te kunnen helpen. Zorgverzekeraars hebben veel macht gekregen. Aan complexe
cliënten kun je vaak niet veel geld verdienen, waardoor zij van het kastje naar de
muur worden gestuurd.
- Veel wachtenden in de geestelijke gezondheidszorg.
- Studiefinanciering afschaffen zorgt ervoor dat sommige mensen moeten gaan lenen
of helemaal niet kunnen studeren.
Dimensies van uitsluiting:
1. Economisch: als je geld hebt zorgt het dat je goed in de maatschappij staat en als je dat
niet hebt dan kan je een gevoel van schaamte hebben
2. Sociaal:
3. Politiek: je hebt niet de mogelijkheid om deel te nemen aan de politiek, denk aan
stemrecht
4. Buurt/wijk: buurten of wijken kunnen ook uitgesloten worden, soms komt dit door de
geografische plek, kelderende huizenprijzen, criminaliteit. Bepaalde buurten kunnen een
naam krijgen en stigmatiserend werken, waardoor ze bestempeld worden als een
probleemwijk.
, 5. Individueel: geestelijke gezondheid of een fysieke beperking die je uit de maatschappij
trekken.
6. Ruimtelijk: segregeren op ruimtelijk gebied, denk aan binnen de ring wonen en er buiten
waar het er minder netjes uitziet.
7 Groep: een bepaalde groep met kenmerken waardoor ze worden uitgesloten, denk aan
dementerende ouderen.
Deze dimensies zijn niet wetenschappelijk gefundeerd, maar wel logisch. Ze werken ook
op elkaar in, je wordt niet alleen maar uitgesloten op 1 dimensie, maar het heeft invloed op
elkaar.
Deep exclusion = uitgesloten worden op meerdere van de dimensies, waardoor je meerdere
negatieve consequenties krijgt voor de leefkwaliteit en toekomst kansen.
Wide exclusion = uitsluiting op basis van 1 dimensie. Dit komt niet heel vaak voor in de
praktijk. Alle andere dimensies gaan wel goed.
Inclusie = de insluiting in de samenleving van achtergestelde groepen op basis van
gelijkwaardige rechten en plichten.
Het staat voor gelijkwaardigheid en volwaardig burgerschap. De verantwoordelijkheid
voor ‘aanpassing’ ligt niet bij een sociaal achtergestelde groep, maar het is de maatschappij
die zich aanpast en de meerwaarde ziet van diversiteit.
Inclusie kan op veel verschillende niveaus en domeinen bekeken worden, zo kan het
gekoppeld worden aan een sector (de arbeidsmarkt, onderwijs, etc.) of betrekking hebben
op een specifieke doelgroep (handicap, etnische-culturele minderheden).
Een inclusieve samenleving is een samenleving die inzet op de participatie van iedereen, een
samenleving waarin elk lid een aandeel heeft en waar de notie van wederkerigheid centraal
staat.
Een inclusieve samenleving gaat dus over respect hebben voor iedereen waardoor
iedereen met allerlei verschillen, zich ingesloten voelt.
Verschillende begrippen:
Uitsluiting: een specifieke doelgroep wordt rechtstreeks of niet rechtstreeks toegang,
in welke vorm dan ook, belet of ontzegd tot een bepaald collectief, een organisatie,
instelling of tot de samenleving in haar geheel. Sommige doelgroepen maken
sowieso geen deel uit van de grotere groep, ongeacht wat er gebeurt. Dit is al
bepaald.
Segregatie: er bestaan verschillende groepen die naast elkaar leven. De groepen
worden gebaseerd op de verschillen. De samenleving is dus opgedeeld in
verschillende segmenten.
Integratie: een proces waarbij een specifieke doelgroep in bestaande reguliere
collectieven wordt geplaatst en waarbij de doelgroep zich aanpast aan de
standaarden van het collectief. Als je je kan aanpassen dan word je als onderdeel van
de groep beschouwd.
Inclusie: het doorbreken van drempels zodat iedereen, ongeacht de doelgroep, een
rechtvaardige kans heeft en kan participeren. Iedereen wordt als onderdeel van de
samenleving beschouwd.