Complexiteit & Chroniciteit Collleges
Hoorcollege 1: Klinisch redeneren in kader van
complexiteit en chroniciteit
Wat cijfers:
- 9,9 miljoen mensen in Nederland hebben een chronische aandoening (ongeveer 58%)
- 95% van de 75+ heeft ten minste één aandoening
- Ruim 70% van de 75+ met chronische aandoeningen heeft meer dan 3 aandoeningen
De aandoening kan zorgen voor een mate van beperking in activiteiten.
De aandoening is niet het belangrijkste, maar de persoon achter de aandoening. Wat zijn de doelen,
wat wil iemand?
Chroniciteit volgens volksgezondheid = een chronische aandoening is gedefinieerd als een
aandoening waarbij over het algemeen geen uitzicht is op volledig herstel. Een chronische
aandoening gaat doorgaans gepaard met pijn, geestelijk lijden, beperkingen in functioneren of
andere klachten. De mate waarin mensen hinder ondervinden verschilt per aandoening en per
individu.
Chroniciteit volgens richtlijn rugklachten “De duur van een lage-rugpijnepisode wordt ingedeeld
in: acuut (0-6 weken), subacuut
(7-12 weken) en chronisch (>12 weken)(…). Een lange episode van lage-rugpijn heeft niet altijd een
ongunstige prognose. Een lange episode van beperkingen en participatieproblemen samenhangend
met de lage-rugpijn heeft veelal wel een ongunstige prognose. “
Chronische pijn volgens zorgstandaard is een persisterend, multifactorieel gezondheidsprobleem
waarbij lichamelijke, psychische en sociale factoren in verschillende mate en in wisselende
onderlinge samenhang bijdragen aan pijnbeleving, pijngedrag, ervaren beperkingen in het dagelijks
functioneren en ervaren vermindering van kwaliteit van leven.
De nieuwe definities van chroniciteit worden steeds dynamischer.
Ziektelast (burden of disease) = kwantificeert in Disability Adjusted Life Years (DALY)
- Het aantal verloren levensjaren (door vroegtijdige sterfte)
- Het aantal jaren geleden met gezondheidsproblemen (bijv. een ziekte), gewogen voor de
ernst hiervan (ziektejaarequivalenten)
Top 10 van aandoeningen met de meeste ziektelast in Nederland in 2015:
1. Coronaire hartziekten
2. Beroerte
3. Diabetes Mellitus
4. COPD
5. Angststoornissen
6. Longkanker
7. Stemmingsstoornissen
8. Nek- en rugklachten
9. Dementie
10. Perifere artrose
Complexiteit kan gevormd worden vanuit verschillende perspectieven:
- Vanuit biomedisch perspectief
, - Vanuit biopsychosociaal perspectief in relatie tot cliënt
- Vanuit biopsychosociaal perspectief in relatie tot de omgeving
- Door de hulpvraag
- Eigen persoonlijkheid als therapeut
Biomedische mogelijkheden die kunnen zorgen voor complexiteit:
- Cliënt met meerdere aandoeningen (multimorbiditeit)
- Cliënt met (chronisch) aandoening die invloed heeft op meerdere (orgaan)systemen
- Cliënt met medicatie voor (chronische) aandoening die invloed heeft op meerdere
(orgaan)systemen.
- Cliënt zonder voldoende aanwijsbare medische diagnose waarbij verschillende
(orgaan)systemen beïnvloed zijn.
Biopsychosociaal
Complexiteitsniveau Psychosomatische
fysio/oefentherapie:
1. Ongecompliceerd
a. Klachten fysiek functioneren
b. Psychisch stabiel persoon met betekenisvol leven
c. Voldoende mate aan zelfregulatie ten aanzien van gezondheid- en levensdomein.
2. Licht gecompliceerd
a. Klachten fysiek functioneren
b. Cliënt heeft enkele disfunctionele opvattingen over zieke en/of ziekte gedragingen.
c. Mogelijk spelen er emoties rondom aandoening en beperking.
d. Opvatting, gedragingen en emoties zijn relatief eenvoudig door middel van
voorlichting te corrigeren.
e. Psychische stabiele persoon met voldoende mate aan zelfregulatie ten aanzien van
gezondheid- en levensdomein, echter door opvattingen en gebrekkige informatie is
deze niet functioneel.
3. Matig gecompliceerd
a. Klachten fysiek functioneren
b. Cliënt heeft meerdere disfunctionele opvattingen over zieke en/of ziekte
gedragingen en/of emoties, die niet door eenvoudige voorlichting te corrigeren zijn,
c. Impact van gezondheidsklachten manifest binnen meerder levensgebieden.
d. Voor herstel duidelijke ongunstige persoonskenmerken aanwezig lage
effectiviteitwaarde/pessimisme etc.
e. Levensproblematiek aanwezig, die niet door ziektelast wordt veroorzaakt (bv.
Werkproblematiek), maar wel van invloed is op coping- potentiaal.
f. Zelfregulatie is onvoldoende en zelfsturing bemoeilijkt door levensproblematiek.
4. Zwaar gecompliceerd moet je multidisciplinair zien, te veel problemen om alleen te zien.
a. Klachten fysiek functioneren
, b. Cliënt heeft duidelijk disfunctionele opvattingen over ziekte en/of ziekte gedragingen
en/of emoties, die de klachten bestendigen.
c. Impact van gezondheidsklachten manifest binnen meerdere levensgebieden.
d. Naast de ongunstige persoonskenmerken is psychopathologie aan de orde.
e. Evt. is er sprake van middelenmisbruik en/of traumatische life event’s.
f. De klachten hebben een functie in het leven gekregen.
g. Zelfregulatie is uitermate laag. Cliënt heeft zich bij klachten neergelegd en kan deze
niet aan.
Vanuit biopsychosociaal perspectief omgeving
- Hulpvraag en zorgvraag van de directe familie
- Stabiliteit van de directe omgeving
- Zorgnetwerk = welke disciplines zijn betrokken bij zorgnetwerk
Complexiteit vanuit jouw eigen perspectief als professioneel fysiotherapeut is zich er steeds van
bewust dat persoonlijke ideeën, intuïtie en gevoelens, bewust dan wel onbewust, een rol spelen bij
de afweging van wat goed is om te doen.
Klinisch redeneren = de integratie van redeneren over de hulpvraag van de cliënt en het nemen van
beslissingen in relatie tot de hulpvraag.
Van traditioneel naar nieuw zorgmodel van Cure naar Care
Vijf kernwaarden:
- Eigen regie/zelf management = rol
- Participatie/functioneren = intentie
- Shared decision making = relatie
- Kostenbewuste zorg = financiering
- Healing context = focus
Hoorcollege 2: Herstel na Covid-19
ICF-model:
- Functies = fysiologische eigenschappen van het menselijk organisme
- Anatomische eigenschappen = positie, aanwezigheid, vorm en continuïteit van onderdelen
van het menselijk lichaam.
- Stoornissen = afwijkingen in of verlies van functies of anatomische eigenschappen.
- Activiteiten = onderdelen van iemands handelen
- Beperkingen = moeilijkheden die iemand heeft met het uitvoeren van activiteiten.
- Participatie = iemands deelname aan het maatschappelijk leven.
- Participatieproblemen = problemen die iemand heeft met het deelnemen aan het
maatschappelijk leven.
- Externe factoren = iemands fysieke en sociale omgeving.
- Persoonlijke factoren = iemand individuele achtergrond
, Je kan afwijken van richtlijnen/werkprotocollen als je denkt dat iets anders het beste past bij de
patiënt en ook verantwoordelijk is vanuit je eigen expertise of kennis of wensen vanuit de patiënt. Dit
moet je natuurlijk wel beargumenteren en schriftelijk vastleggen vanwege juridisch zaken.
Hoorcollege 3: wat ben ik moe?
Vermoeidheid = het besef van een verminderde capaciteit voor lichamelijke en/of mentale arbeid,
veroorzaakt door een evenwichtsverstoring in de aanwezigheid, het gebruik, en/of herstel van
energie die nodig is om activiteiten uit te voeren (Aaronson et al., 1999).
Vermoeidheid:
- Op de derde plaats van de lijst van de meest gerapporteerde problemen in
huisartsenpraktijk.
- Subjectief (ervaren we wel hetzelfde?)
- Multidimensioneel
- ICF
o B4552 vermoeibaarheid = de gevoeligheid voor vermoeidheid op ieder niveau van
inspanning.
o B220 gewaarwordingen van oog en verwante structuren
o B126 temparement en persoonlijkheid
o D activiteiten en participatie
o B4301 zuurstoftransport van metabolieten door bloed
Fatigue = gevoel van vermoeidheid, subjectieve ervaring
- Emotioneel/psychosociaal
o Frontale kwab
o Stemming en motivatie op basis van ervaren vermoeidheid
o Depressie, chronische vermoeidheidssyndroom, mogelijk Parkinson.
- Homeostatisch
o Hypothalamus
o Centrale regulatie op basis van energetisch/inflammatoir/neurale feedback
sickness behavior.
Fatiquability = verminderd prestatievermogen
- Centrale factoren
o Prikkelbaarheid van motorneurons
o Corticale en subcorticale netwerken
o MS, traumatisch hersenletsel, CVA, Parkinson, Dementie
- Perifere factoren