Samenvatting systeem- en krachtgericht werken
Boek: Zorg voor onszelf? Hoofdstuk 2 t/m 5, 7, 11, 14 t/m 26
CS: Civil society
Hoofdstuk 2: Van opvoedingskramp naar opvoedingskracht
Belangrijke obstakels omtrent noodzakelijke gemeenschapszin:
- Is het streven naar pedagogische gemeenschapszin niet het terug verlangen naar de ‘goede
oude tijd’ die naast voordelen ook nadelen bevat zoals sterke sociale controle, betutteling en
gebrek aan keuze vrijheid?
- Bevorderd een sterke gemeenschapszin niet het buitensluiten van anderen?
- Hoe zorg je er voor dat burgers die zelf hun handen vol hebben, zich ook nog met de
pedagogische kwaliteit van de buurt bezig houden?
- Beschikken moderne, geïndividualiseerde burgers nog wel over de vaardigheden die nodig
zijn bij CS?
- Is het zoeken van oorzaken voor opvoedingsproblemen in een ruimere sociale context dan
die van het gezin alléén niet een anachronisme in een tijd waarin het denken in termen van
individuele stoornissen boven het wetenschappelijk dispuut verheven lijkt?
Mischa de Winter pleit voor een pedagogische CS:
- Waarbij er mee samenwerking is tussen ouders
- Betere verbindingen tussen ouders en scholen
- Gelijkwaardigere relaties tussen ouders en scholen
- Gelijkwaardigere relaties tussen ouders en opvoedingsdeskundigen
- Een preventie op gerichte overheid die zich minder top-down gedraagt.
Hoofdstuk 3: ‘Zeer bedankt! Heel fijn dat u dit doet.’
Eind 19e eeuw en begin 20e eeuw kende Nederland een civil society doordat mensen op
religieuze of levensbeschouwelijke grondslag samen voor hun idealen of belangen streden.
Bij vrijwel alle initiatieven speelde de overheid geen rol.
Na WOII ontstond er een verzorgingsstaat waardoor scholen, vakbonden en verenigingen
haast ongemerkt een onderdeel van de staat werden. De initiatieven waren niet langer nodig
en de idealen speelden steeds minder een rol. Dit komt doordat alles vanuit de overheid
georganiseerd werd.
Gabriel van den Brink stelt dat er een spanning is ontstaan in de samenleving door een steeds
grotere afstand tussen systeemwereld en leefwereld. Leefwereld wordt gevorm door het
geheel van professionele organisaties zoals jeugdzorg, scholen, CJG. Hierbij staat de
dagelijkse werkelijkheid van ouders en kinderen voorop zoals persoonlijke relaties/gevoelens.
Hoofdstuk 4: Hoe verder na pedagogische civil society?
- Mischa de winter introduceerde de term Pedagogische civil society.
Sociaal kapitaal:
- Normen
- Sociale netwerken
,- Relaties tussen volwassenen en kinderen die belangrijk zijn in opvoeding
Drie vormen in het huidige concept van sociaal kapitaal:
- Social bonds: relaties binnen de eigen gemeenschap
* etnisch, religieus, gedefinieerd.
- Social bridged: relaties met leden van andere gemeenschappen
* groepen die anders zijn door bijvoorbeeld sociaaleconomische status, cultuur of religie.
- Social links: relaties met instellingen
* Overheidsdiensten
‘Linking’ sociaal kapitaal is voor pedagogische CS ook van groot belang. Denk aan:
- Relaties met verenigingen en levensbeschouwelijke organisaties
- Instellingen rond het onderwijs, welzijn en gezondheid
Guido van Walraven vindt dat er onvoldoende aandacht uitgaat naar het stimuleren van
bonding en bridging. Hierdoor houden we sociale ongelijkheid in stand.
Hoofdstuk 5: Pedagogisch beleid met ruimte voor zelfsturing
4 kernproblemen in het huidige jeugdveld:
1. Complexiteit
2. Onduidelijke beleidskader
3. Onvoldoende differentiatie
4. Niet optimale aansluiting van voorzieningen
Oorzaak van de kernproblemen zijn de sterk gewijzigde maatschappelijke omstandigheden,
kort gezegd de ‘netwerkmaatschappij.’
- Toegenomen mobiliteit
- Digitale revolutie
- Diverse worden van bevolking
2 belangrijke inspanningsverplichtingen volgens Trees Pels en Hans Boutellier:
- Creëren van een vruchtbare bodem voor het ontstaan van samenwerkingsverbanden
- Het leveren van ondersteuning in concrete gevallen. Probleemsturing en kans sturing dienst
hierbij richtinggevend te zijn.
Probleemsturing: Voor hardnekkige problemen waar de overheid verantwoordelijk voor is:
- Criminaliteit
- Armoede
- Overlast
- Chronische zorg
Kans sturing: gezocht wordt naar informele verbanden in civil society waarmee aansluiting
kan worden gezocht bij:
- Wijkgroepen
- Zelforganisaties van minderheden
- Andere opvoedingsverbanden
,Belangrijke aandachtspunten bij samenwerking:
- Een gemeenschappelijke visie op de inhoud en richting van samenwerking is niet
vanzelfsprekend. Hierin moet geïnvesteerd worden, te beginnen met het expliciteren van
wederzijdse belangen en verwachtingen.
- De samenwerking moet zich niet beperken tot uitvoerend niveau van enkele individuele
professionals. Draagvlag binnen de professionele organisatie dragen bij aan het realiseren van
gemeenschappelijke visie.
- De CJG-professional moet interesse tonen voor wat binnen de school en zelforganisatie
gebeurd en bereid zijn om dienend te zijn aan de behoeften van andere partij
- Vooral wanneer het de rol van de andere partij bij het bereiken van ouders voorop staat, is
waardering voor wat de school of vrijwilligers kunnen doen om ‘de gaten de vullen’
essentieel.
- Veel tijd nemen voor informeel contact is cruciaal voor het opbouwen van wederzijds
vertrouwen.
- De laagdrempeligheid van het CJG valt of staat met de mate waarin de mensen in de wijk
het CJG als ‘van hen’ ervaren. Werken op locatie kan dit bevorderen evenals ruimte voor
onderling contact.
Hoofdstuk 7: Een verantwoorde inzet op eigen verantwoordelijkheid
Mischa de winter stelt: wetenschappelijk onderzoek laat zien dat kinderen zich beter
ontwikkelen als ze zijn opgenomen in sociale netwerken die groter zijn dan enkel het gezin.
Goede verbinding tussen bijvoorbeeld ouders in de buurt en ouders met school, dan presteren
kinderen beter en maken ze meer kan op maatschappelijk succes.
De overheid wil efficiënter en effectieve beleid voeren door bezuinigingen, micro-
maakbaarheid vanuit burgers: activerende burgers, individuele plichten en autonome
keuzevrijheid worden gecombineerd met een vertoog over het:
- Revitaliseren van de gemeenschap
- Veerkrachtige samenlevingen
- Maatschappelijke zelforganisatie
Dit wordt ook wel getypeerd al:
- Neoliberaal
- Communitarisme
- Libertair paternalisme
Actief burgerschap: uitbesteding van overheidstaken aan burgers.
Eerder ambachtelijk burgerschap aangezien het door de overheid in de hand wordt gewerkt.
2 miskenningen om het beleid te richten op ‘eigen kracht.’
1. Miskenning van inzet op (afwezig) sociaal kapitaal is dubieus, zeker bij multi-problem
gezinnen. Hier ligt de problematiek vaak binnen dat sociale netwerk. Deze gezinnen belanden
regelmatig in sociaal isolement waardoor inzetten op eigen kracht niet realistisch is
2. Miskenning van de professional: het verschuiven van de rol van professional van uitvoering
naar coördinatie is een miskenning van de autonomie, autoriteit en vakkennis van
professionals. Beroepsprofessionals weten hoe ze moeten handelen op basis van hun
professionele autoriteit. Het verzakelijken van die autonomie en autoriteit miskent de functie
, van het belang van de jeugdzorgprofessional en daarmee de competenties van uitvoering.
Het is aanbevelingswaardig om bij uitvoering van hulpverlening niet uit te gaan van ‘eigen
kracht’ van cliënten, maar om uit te gaan van ‘onze krachten.’ Daarmee lopen cliënten voorop
ondersteunt door de overheid en jeugdprofessionals.
Hoofdstuk 11: Grenzen aan civil society
De aanleiding voor civil society is door de individualisering de spontane betrokkenheid en
ondersteuning bij het opvoeden van kinderen en tieners minder vanzelfsprekend is geworden.
Het concept is in het huidige Nederland niet onomstreden ondanks het feit dat Nederland hier
historisch en internationaal gezien wel degelijk over beschikt heeft. Hiervoor zijn 2 redenen:
1. CS gaat uit van een maatschappijbeeld waarin de overheid geen centrale rol heeft, terwijl
men er in Nederland van een vierdeling uitgaat waarin er naast de burgers 3 aparte domeinen
zijn: de overheid, bedrijvenmarkt en civil society.
2. Veel mensen denken aan een harde overheid waar de burgers het zelf moeten uitzoeken. In
de WMO betekent burgerparticipatie dat burgers de eigen plannen uitvoeren met
ondersteuning van de overheid.
Staat/overheid
Markt Burgers → Zelfbeschikking
Bedrijven Civil
Society
↓
Vrijwillige middelen
CS betreft het zelfstandige domein van georganiseerde burgers, buiten het prive-leven, markt
of de staat.
Kenmerk is dat burgers er gezamenlijk de dienst uitmaken.
Verschuiving van overheid naar meer CS betekent een beweging naar meer zelfbeschikking
en vrijwilligheid.
Civil society op micro-, meso-, en macroniveau:
Microniveau: De individuele leden van de CS die zich vrijwillig inzet voor andere burgers of
om het eigen domein van burgers buiten hun eigen huishouden of familie om.
Bijvoorbeeld: vrijwilligerswerk, informele zorg verlenen, actief in de buurt of de wijk.
Mesoniveau: betreft organisaties. Juridisch zijn deze in te delen naar overheid, bedrijfsleven
en civil society: hierbij gaat het om alle private organisaties die niet op winst zijn gericht, ook
als deze grotendeels door de overheid worden gefinancieerd. Praktisch moet er bij civil
society sprake zijn van private burgers die aan een netwerk, stichting of vereniging leiding
geven.
Bijvoorbeeld: humanitas of scouting Nederland.
Macroniveau: hierbij gaat het om het inrichten van de samenleving in 3 sectoren die elk hun