Culturele diversiteit in de gezondheidszorg
H1. Allochtoon, autochtoon; waar praten we over?
Nieuwe ruime standaard standaarddefinitie voor allochtonen:
iemand is een allochtoon als hij/zij zelf of één van de ouders in het
buitenland is geboren.
Omdat deze definitie te ruim was, hebben ze er wat anders van gemaakt
namelijk:
1. Alle personen die zelf in het buitenland geboren zijn en van wie
tenminste één ouder in het buitenland geboren is (eerste generatie)
2. Alle personen die zelf in Nederland zijn geboren, maar van wie
tenminste één ouder in het buitenland geboren is (tweede
generatie)
Waarom een onderscheid tussen westerse en niet westerse
allochtonen? Vanwege het verschil in sociaaleconomische en culturele
posities.
Uitzondering: Indonesië en Japan worden tot de westerse allochtonen
gerekend, vanwege hun sociaaleconomische en sociaal culturele positie.
Autotonen: personen van wie beide ouders in Nederland geboren zijn,
ongeacht het land waar ze zelf zijn geboren.
Etnische minderheden/groep: een groep mensen met een
maatschappelijke culturele achtergrond door land van herkomst, taal,
religie of herkomst.
De derde generatie: personen waarvan beide ouders in Nederland zijn
geboren en de grootouders in een niet westers land zijn geboren.
Verschil ‘’allochtoon’’ en ‘’migrant’’:
- Allochtoon; legt de naderuk op de herkomst van de migrant
- Migrant: legt de nadruk op het feit dat ze mensen in een moeilijke
positie verkeren, een soort positie tussen de nieuwkomer en
geïntergreerde Nederlander.
Oudkomer: gastarbeiders die komen met hun gezinnen.
Medelander: heeft niet de Nederlandse nationaliteit, maar wel een
verblijfsvergunning.
Vreemdeling: verouderde term, voor een buitenlandse bezoeker. Zij
mogen bijvoorbeeld niet werken zonder werkvergunning.
Etniciteit: gezamenlijk achtergrond, cultuur, tradities, taal.
,Nadeel: het houdt geen rekening met de dynamische en veranderende
aard van culturen en het gedrag van mensen.
Culture care preservation: het integreren van de voorkeuren van de
patiënt in de geboden zorg.
Culture care accommodation: het recht doen aan de keuze van de
patiënt, waarbij risico’s geminimaliseerd worden en belemmeringen
weggenomen worden.
Culture care re-patterning: het ontwikkelen van een nieuwe kijk of
handelwijze van de patiënt.
SES: Sociaal economische status
H2. Migratie en migranten in Nederland
Circulaire migratie: migranten wisselen het werk op een andere plek af
met periodiek terugkeren naar huis.
Permanente migratie: mensen die voor een tijdelijke periode naar het
buitenland gingen om daar te gaan werken, maar die op welke reden dan
ook niet terugkeerden en zich permanent in het nieuwe land vestigden.
Statische migratieproces: de migrant vertrekt rechtstreeks van zijn op
haar dorp/stad naar een plaats in het buitenland en daar permanent blijft.
Asielzoekers: mensen die asiel hebben aangevraagd, omdat zij vinden
dat zij in hun eigen land niet veilig zijn.
Refugee: mensen die naar het buitenland vluchten en geen asiel
aanvragen.
Oudere migranten:
- surinamers/antilliaans
- gastarbeiders uit Turkije en Marokko
Sociaaleconomische gezondheidsverschillen: systematische
verschillen in gezondheid en sterfte tussen mensen met een hoge en
mensen met een lage SES.
H3. Van nadruk op verschillen naar begrip voor etnische
diversiteit
Cultuur: een gezamenlijke set van waarden, principes en aannames die
gebaseerd zijn op onder andere een gezamenlijke geschiedenis, taal,
overtuigingen en ervaringen. Een sociale constructie.
Direct waarneembare aspecten: kleding, houding en taal
, Indirect waarneembare aspecten: waarden, normen en gedrag
6 kenmerken cultuur:
1. Iedereen heeft een cultuur, niet alleen buitenlanders.
2. Een cultuur is statisch en variabel, niet iedereen in een cultuur is
hetzelfde.
3. Mensen hebben verschillende manieren om nieuwe gebeurtenissen
te verklaren.
4. Migratie kan als een cultuur op zich worden gezien.
5. Cultuur is dynamisch.
6. Er is een relatie tussen het stereotype en de werkelijkheid.
Culturele interpretaties: een continu proces van betekenis geven door
de mens aan wat hem overkomt.
Verklaringsmodellen: het resultaat van cultuur, gender, professionele
achtergrond, sociale klasse, religie en persoonlijkheid.
Stereotype: vertegenwoordigt een ideaal van een bepaalde groep. Voor
de schijn willen mensen daaraan wel voldoen, terwijl ze er in het eigen
leven liever van willen afwijken.
Culturisme: gaat uit van het inherente conflict tussen culturen en heeft
een rangorde van culturen, met bovenaan de dominante cultuur.
Overculturaliseren: zowel voor de oorzaak als de oplossing van
problemen wordt naar de ‘’vreemde’’ cultuur verwezen, terwijl er juist een
tekort is in het kritische kijken naar de ‘’eigen’’ cultuur.
Acculturatie: het proces dat iemand ondergaat, die sommige kenmerken
van zijn eigen cultuur heeft vervangen door die van de dominante cultuur.
4 varianten acculturatieproces:
1. Biculturatie: men streeft naar behoud van de eigen cultuur, maar
wil tegelijkertijd onderdeel zijn van de grotere samenleving.
2. Separatie/ traditionele mens: streeft zoveel mogelijk naar het
vasthouden aan de eigen cultuur en hierbij wordt geen contact
gezocht men personen uit de dominante cultuur.
3. Marginalisatie: het contact met zowel de cultuur van de
dominante meerderheid als die van de minderheid waartoe men
behoort, is verloren.
4. De volledige geïntegreerde mens.
Assimilatie: het bereiken van een hoge mate van integratie.
Creolisering: De dominante cultuur neemt karakteristieken op.
Culturele hybridisering: hiervan is sprake wanneer culturen zich
samenvoegen in een dynamisch proces