Medische kennis 1.1b toets:
Anatomie en fysiologie:
- Hoofdstuk 2.7 en 2.8
- Hoofdstuk 14, het lymfestelsel en immuniteit
- Hoofdstuk 16, het spijsverseringstelsel
- Hoofdstuk 18, het urinaire stelsel
Pathologie:
- Hoofdstuk 2, ontsteking, allergie en auto immuniteit
- Hoofdstuk 3, infectieziekten
- Hoofdstuk 9, aandoeningen van het spijsverteringsstelsel
- Hoofdstuk 10, aandoeningen van het urinewegstelsel
,Bijeenkomst 7, urinewegstelsel anatomie en fysiologie
Voorbereidingen:
- Hoofdstuk 18 anatomie en fysiologie: het urinaire stelsel
- De voorbereiding quiz maken
- Bekijken van de volgende filmpjes:
https://www.youtube.com/watch?v=UzVMfhJEvpc&t=4s
https://www.youtube.com/watch?v=KCGZ6xLjBOM
Samenvatting aan de hand van de leerdoelen
Hoofdstuk 18 anatomie en fysiologie, het urinaire stelsel
1. De onderdelen van het urinaire stelsel benoemen en de belangrijkste functies van het
stelsel beschrijven.
De belangrijkste functies van het urinair stelsel zijn het verwijderen van afvalstoffen,
reguleren van het bloedvolume, bloeddruk en de Ph, balanceert elektrolyten (natrium,
kalium, fosfaat, etc.) in het lichaam, zorgt voor behoud waardevolle stoffen en maakt EPO
en vitamine D aan. Het urinair stelsel bestaat uit vier onderdelen:
- Nieren: vormt urine
- Ureter: vervoert urine naar urineblaas
- Vesica urinae (blaas): tijdelijke opslag van urine voordat deze wordt afgevoerd
- Urethra: voert urine naar buitenwereld
2. De plaats en structurele kenmerken van de nieren beschrijven, de bloedvoorziening van
de nier en de structuur van een nefron beschrijven.
De nieren liggen retroperitoneaal (buiten het buikvlies) en bestaan uit een schors en merg.
De bloedvaten van de nieren zijn de segmentale interlobulaire arteriën, de arteriae arcuatae
en de interlobulaire venen Vanuit de nieren wordt urine via de ureter geleid naar de blaas, dit
gaat via de ureter.
De nefron is een deel van de nier en bestaat uit het nierlichaampje en een nierbuis.
Nefronen zijn verantwoordelijk voor het maken van voorurine, reabsorptie van
voedingsstoffen, water en ionen.
3. De belangrijkste functies van elk onderdeel van de nefron beschrijven en de processen
beschrijven die een rol spelen bij de urinevorming.
Stappen van de nefron:
Glomerulus: filtratie van bloedplasma als begin van urineproductie, alles wordt eruit geperst
naar de nieren, in de nier wordt gekeken of je iets nodig hebt of niet, wanneer het wel nodig
is gaat het weer terug in de glomerulus
Proximale tubulus: reabsorptie van water, ionen en alle organische voedingsstoffen
Lis van Henle: verdere reabsorptie van water (dalende deel) en reabsorptie van natrium- en
chloride ionen (stijgende deel)
Distale tubulus: afgifte van zuren, ionen, geneesmiddelen en gifstoffen en reabsorptie van
water, natrium- en calcium ionen onder hormonale controle
Verzamelbuis: variabele reabsorptie van water en terugresorptie of afgifte van natrium-,
kalium-, waterstof- en bicarbonaat ionen.
Verzamelkanaaltje: vervoer van urine aan calix minor
, 4. De factoren beschrijven die van invloed zijn op de glomerulaire filtratie druk en de
glomerulaire filtratiesnelheid.
- Bloeddruk,
- Wijdte en conditie van de bloedvaten,
5. De structuren en functies beschrijven van de ureters, urineblaas en de urethra en de
controle van het plassen en de blaasreflex beschrijven.
De vesica urinae (blaas)
Er zitten 2 sluitspieren bij de blaas, interne en externe kringspier, een kan je bewust
controleren, de andere niet.
6. Een definitie geven van de termen vochtbalans, mineralenbalans en zuur-base-evenwicht
en beschrijven hoe water en elektrolyten in het lichaam zijn verdeeld.
Het vochtbalans is erg belangrijk, vocht krijg je binnen door voeding en chemische
processen in je lichaam. Vocht verlies je via urine, zweten, de longen de feces.
Het mineralenbalans wordt
Zuur-base evenwicht wordt bepaald door de Ph, hoe hoger de ph hoe zuurder de oplossing,
hoe lager de Ph hoe basischer de oplossing. Het bloed heeft een ph van ongeveer 7.3
Zuren en basen in het lichaam:
- koolzuur → wordt gemaakt uit CO2, door longen
- Zwavelzuur →
- Zoutzuur → maag
- aminozuren → eiwitten
- melkzuur → spieren
- bicarbonaat → pancreas en nier
Het elektrolytenbalans gaat via (transport) eiwitten om de regulatie zo specifiek mogelijk te
laten verlopen. Dit gebeurt in de nier via actief transport of gefaciliteerde diffusie.
7. De elementaire mechanismen verklaren die zijn betrokken bij het handhaven van de
vochtbalans en de mineralenbalans.
Transport voor vocht- en mineralenbalans in de nefron vind plaats via osmose, diffusie,
filtratie, actief transport en gefaciliteerde diffusie.
8. De effecten van veroudering op het urinaire stelsel beschrijven.
- nieren werken minder goed
- blaas en blaas reflex werkt minder goed → incontinentie
- Meer kans op prostaat hypertrofie en eventueel kanker
9, Voorbeelden geven van de interactie tussen het urinaire stelsel en andere orgaanstelsels.
- Verwijderen afvalstoffen
- regulatie bloedvolume en bloeddruk