MEDISCHE KENNIS 1.1C
LES 13
1. De onderdelen van bloed, de belangrijkste functies van bloed en de
fysische eigenschappen van bloed beschrijven.
Bloed bestaat uit bloedcellen en bloedplasma.
Bloedplasma
- Plasmaeiwitten
- Andere opgeloste stoffen (voedingsstoffen)
- Water (92%)
Bloedcellen:
- Erytrocyten (rode bloedcellen)
- Leukocyten (witte bloedcellen)
- Trombocyten (bloedplaatjes)
Bloed heeft vijf belangrijke functies:
Transport van opgeloste gassen, voedingsstoffen, hormonen en afvalproducten
van de stofwisseling.
Stabilisering van de pH en de ionensamenstelling van de interstitiële vloeistof in
het gehele lichaam.
Beperking van het vloeistofverlies bij verwondingen.
Verdediging tegen gifstoffen en ziekteverwekkers.
Stabilisering van de lichaamstemperatuur.
Vol bloed heeft de volgende elementaire fysische eigenschappen:
- Temperatuur:
De temperatuur van bloed is ongeveer 38 graden, iets hoger dan de normale
lichaamstemperatuur.
- Viscositeit
Bloed is vijf keer zo kleverig als water. Het heeft namelijk een sterkere cohesiekracht en
een grotere weerstand tegen stromend water.
- pH
Bloed is licht basisch met een pH van 7,35 en 7,45. Dus een gemiddelde pH van 7,4.
Kirsten Steengraver, 1P1
, 2. De samenstelling en functies van bloedplasma beschrijven.
Bloedplasma
Plasma neemt ongeveer 55% van het volume van vol bloed in.
Plasmaeiwitten
Plasma-eiwitten komen voor in een opgeloste vorm. Meer dan 90% van de plasma-
eiwitten wordt in de lever gemaakt en door de lever aan het bloed afgegeven. Tot deze
eiwitten behoren alle albuminen, fibrinogeen, de meeste globulinen en diverse
prohormonen.
Albumine handhaaft de osmotische druk zodat er geen water uit je vaten gaat lekken.
Fibrinogeen spelt een rol bij stolling. Onder bepaalde omstandigheden reageren
fibrinogeenmoleculen met elkaar en worden ze omgezet in lange, onoplosbare strengen
fibrine. Deze fibrinestrengen zijn het raamwerk van het bloedstolsel.
Immunoglobulinen zijn belangrijk voor je afweer, deze bevatten namelijk antistoffen
transporteiwitten. Transporteiwitten binden zich aan kleine ionen, hormonen of aan
verbindingen die anders bij de nieren zouden worden uitgescheiden die slechts in
wateroplosbaar zijn.
Andere opgeloste stoffen (voedingsstoffen)
Organische voedingsstoffen, elektrolyten (Na+, K+, Cl-), organische afvalstoffen.
Water (92%)
Spreekt voor zich ^
3. De kenmerken en functies van rode bloedcellen beschrijven, aangeven op
welke wijze onderdelen van rode bloedcellen opnieuw worden gebruikt, en
erytropoëse beschrijven.
Erytrocyten (rode bloedcellen)
Rode bloedcellen geven vol bloed zijn dieprode kleur, doordat de kleurstof hemoglobine
bevatten, dat zuurstof en koolstofdioxide bindt en vervoert. Een rode bloedcel is een
schijfje met een dun centraal gebied en een dikke buitenste rand. Deze ongewone vorm
heeft effect op het functioneren van de erytrocyten:
Kirsten Steengraver, 1P1
, 1. Hij geeft elke erytrocyt een groot oppervlakte ten opzichte van de inhoud,
waardoor de diffusiesnelheid tussen het cytoplasma en het omringende
bloedplasma wordt verhoogd.
2. Hij maakt erytrocyten flexibel, zodat ze door nauwe capillairen kunnen worden
geperst.
Rode bloedcellen hebben geen kern, hierdoor is hij heel flexibel en kan ie eigenlijk naar
heel veel plekken toe. Alleen door het niet hebben van een kern, kunnen ze zich niet
delen in de bloedsomloop en geen structurele eiwitten of enzymen vormen. Hierdoor
kunnen ze zichzelf niet herstellen.
Een belangrijk eiwit dat zich bevindt in rode bloedcellen is hemoglobine. Dit is een
ijzerhoudend eiwit waardoor die zich aan zuurstof kan binden. En zo kunnen rode
bloedcellen zuurstof vervoeren.
Erytropoëse is het maken van rode bloedcellen en dit gebeurt in het rode beenmerg.
Erytrocyten ontstaan door de deling van hemocytoblasen of hematopoëtische
stamcellen in het rode beenmerg. De hemocytoblasen vormen myeloïde stamcellen,
waarvan enkele een aantal opeenvolgende rijpingsstadia doormaken tot ze zich als
erytrocyt hebben gevormd. Erytroblasten zijn zeer onrijpe erytrocyten die actief
hemoglobine vormen. Na een paar dagen van differentiatie stoten de erytroblasen hun
kern af en ontwikkelen ze zich tot reticulocyten. Na
wat dagen gaan de reticulocyten naar de circulatie
waarna ze na 24 uur erytrocyten zijn geworden.
Om rode bloedcellen te maken heb je bepaalde
bouwstenen nodig, zoals ijzer, vitamine B12,
vitamine B6 & foliumzuur en aminozuren. EPO is
een belangrijk hormoon voor rode bloedcellen, dit
hormoon stimuleert namelijk de aanmaak van rode
bloedcellen. Als de nier door heeft dat er te weinig
zuurstofconcentratie aanwezig is geeft ie EPO af en
zal het rode beenmerg aan de slag gaan met rode
bloedcellen maken.
Hematocriet is het percentage van het bloed dat
wordt ingenomen door de rode bloedcellen. Dit neemt
toe bij uitdroging (wanneer het plasmavolume is
verminderd) of na stimulering met erytropoëtine (EPO).
Dit neemt af als gevolg van inwendige bloedingen of
wanneer de erytropoëse (vorming rode bloedcellen) is
verstoord.
Kirsten Steengraver, 1P1
, 4. De factoren bespreken die iemands bloedgroep bepalen en beschrijven
waarom een bloedgroep belangrijk is.
Je hebt antigenen A en B. deze bepalen welke
bloedgroep je hebt.
Er zijn 4 bloedgroepen.
- Bloedgroep A
Type A heeft rode bloedcellen met alleen
oppervlakteantigeen A
Dit houdt in dat ie in zijn bloed antistof anti-b heeft zitten en deze bloedgroep dan ook
niet accepteert.
Deze bloedgroep kan bloedgroep A en bloedgroep O accepteren.
- Bloedgroep B
Type B heeft rode bloedcellen met alleen oppervlakteantigeen B
Dit houdt in dat ie in zijn bloed antistof anti-A heeft zitten en deze bloedgroep dan ook
niet accepteert.
Deze bloedgroep kan bloedgroep B en bloedgroep O accepteren.
- Bloedgroep AB
Type AB heeft rode bloedcellen met alleen oppervlakteantigeen AB
Deze bloedgroep heeft geen antistoffen wat inhoudt dat hij alle bloedgroepen kan
ontvangen.
Deze bloedgroep kan bloedgroep A, bloedgroep B, bloedgroep AB en bloedgroep O
accepteren.
- Bloedgroep O
Type O heeft rode bloedcellen zonder oppervlakteantigeen A of B
Deze bloedgroep heeft antistof anti-A en antistof anti-B, dit houdt in dat het alleen
bloedgroep O accepteert en de rest niet.
Deze bloedgroep kan alleen bloedgroep O accepteren.
Kirsten Steengraver, 1P1