Hoorcollege 1 – Systeemtheorie
Wat is een systeem
Definitie (Weijenberg, 2004,):
Het begrip systeem wijst op een eenheid, opgebouwd uit deelverhoudingen; het gaat niet alleen om
de delen op zich, ook niet om het geheel, maar om de doelgerichte betrekkingen tussen dit alles.
Voorbeeld: gezin (vader, moeder, broer en zus). Mijn broer en ik zijn een deelverhouding, een
subsysteem. Onze rol binnen het gezin is broer en zus. Ouders hebben ook een rol, onderling in hun
relatie maar ook in opvoeding richting kinderen. Opvoeden van broer en ik. Zij zijn ook een
subsysteem. Gaat niet zo zeer om subsystemen, niet om het geheel, maar waar ze in geïnteresseerd
zijn. Hoe ouders en kinderen met elkaar communiceren, welke interacties zijn er. Bewust of
onbewust.
Individueel:
Open systeem optimale interactie. Ik als individu interacteer optimaal met mijn omgeving
vs. gesloten systeem beperkte interactie met de omgeving.
Input (er komt informatie binnen), throughput (informatie bewerken) en output (laat
bepaald gedrag zien) <-> feedback (omgeving reageert hierop) (systeem veranderen,
verbeteren, stabiliseren)
Entropie open systeem steeds meer gesloten wordt. Blij in het leven, maar ik maak wat
mee waardoor ik depressief word. Energie neemt af. Afnemende mate van gezondheid. vs.
negentropie toenemende gezondheid. Uitwisseling met omgeving. Eerst nog wat beperkt,
maar je ontwikkelt je naar een open systeem, meer interactie. Veranderingsprocessen. (Kind
in de buik van een moeder, eerst gesloten, daarna steeds meer interactie).
Zelfstabilisatie: een mens past zich aan aan zijn omgeving, dit heeft gewerkt dus moet op deze
manier doorzetten.
Zelforganisatie: als systeem niet aanpassen, maar structureel wijzigen. Over een andere boeg gooien,
deze strategie dat werkt niet, ik ga het anders doen.
Andere systemen
(Individueel)
Subsysteem (2 personen = dyadisch subsysteem) (vader, moeder, ouder en kind).
Gezinssysteem (ouders, broers en zussen in zijn totaliteit)
Suprafamiliare systeem (verschillende individuele- en gezinssystemen) (Bloedverwanten in
de derde lijn, grootouders, ouders en kinderen, achtergrond, gezin van herkomst).
Omgeving (alle interne en externe factoren, wisselwerking (< - >))
= Systeempentagram (geen hiërarchie, ze zien het niet als dat er 1 meer invloed heeft dan de ander.
Wij allemaal zijn gelijk). Iedereen heeft zijn aandeel in de communicatie.
Systeemtheorieën
, 1. Algemene Systeemtheorie (Von Bertalanffy) -> wordt beschouwd als de basis.
Basis, grondlegger. Kind teruggetrokken, dachten ze dat het kind probleemdrager was. Kind
uit gezin, naar instelling. Als het opgelost is weer terug in gezin. Later systeem van kind erbij
betrekken. Wat doen ouders ten aanzien van gedrag van kind.
2. De Structurele theorie (Minuchin et al.) -> wijze waarop gezin georganiseerd is.
3. Strategische of communicatietheorie (Haley en Watzlawick) -> wetmatigheden in de
communicatie tussen mensen.
4. Intergenerationele of contextuele systeemtheorie (Boszormenyi-Nagy) -> wordt behandeld
in hoorcollege 3.
Geschiedenis:
Palo Alto school (jaren ’60): wisselwerking individu < - > omgeving
Grote gevolgen: vb. minder uithuisplaatsingen
Plaats van de systeemtheorie (interpersoonlijk):
Psychoanalyse
Behaviorisme
Cognitieve psychologie
Humanistische psychologie
Systeemtheorie (en communicatietheorie)
Systeemtheorieën: algemene systeemtheorie
Het geheel is meer dan de som der delen
Een systeem wordt geleid door regels
Er is sprake van circulaire causaliteit
Het systeem streeft naar homeostase
Er is sprake van circulaire feedbackprocessen
Het principe van de equifinaliteit
Het geheel is meer dan de som der delen (algemene systeemtheorie):
Systeem: functioneren van 1 element niet los zien van het functioneren van andere elementen.
Gezinssysteem: het gezin in z’n geheel bekijken, om het gedrag van de individuen te begrijpen.
Een verandering bij één gezinslid -> verandering in het hele systeem.
Een systeem wordt geleid door regels (2e uitgangspunt)
Regels geven aan hoe het systeem werkt, wanneer er ingegrepen moet worden, wat wel en niet
toelaatbaar is.
- Veelal ongeschreven, onuitgesproken, impliciet aanwezig. Regels worden duidelijk als je ze
overschrijdt.
- Worden vaak duidelijk(er) als er veranderingen plaatsvinden binnen het gezin.
Circulaire causaliteit (3e uitgangspunt)
2
, De systeemleer verwerpt lineaire oorzaak-gevolg verklaringen; elk onderdeel van de interactie is
tegelijk oorzaak en gevolg. Het heeft wederzijdse invloed.
Wie het probleem veroorzaakt is niet duidelijk; het is een interactieproces, een circulair proces.
Voorbeeld: Depressief, terugtrekken, eenzaam voelen. Misschien was ik wel vrij geïsoleerd en weinig
sociale contacten. Omdat hier geen voortuitgang kwam werd ik depressief.
Circulair interviewen: dit houdt in dat je het ene gezinslid vraagt een inschatting te maken van de
gedachten van de ander.
Het streven naar homeostase (4e uitgangspunt)
Homeostase = evenwicht.
Als er iets veranderd in gezin (ouders gaan scheiden, kind uit huis) dan moeten ze opnieuw balans
zoeken. Systeem is anders. Vereist flexibiliteit.
Circulaire feedbackprocessen (5e uitgangspunt)
Evenwicht hangt samen met verschillende feedbackprocessen. Feedback altijd koppelen aan de
omgeving.
We onderscheiden positieve en negatieve feedbackprocessen:
Positief: leidt tot verandering in het systeem.
Negatief: remt verandering af in het systeem.
Voorbeeld: als ouder altijd streng geweest. Kind om 20:00 thuis. Als kind in de puberteit komt wil
ouder nog steeds dat kind om 20:00 thuis komt, alleen dit past niet bij de leeftijd/fase van kind.
Kijken in omgeving hoe andere ouders dat doen. Positief kan zijn dat ouder verandering brengt in de
tijd dat kind thuis moet komen. Kind voelt zich serieus genomen. Negatief kan zijn dat ouder niet de
tijd aanpast, kind wordt opstandig en je krijgt conflicten. Systeem raakt uit balans.
In sommige gezinnen werken feedbacksystemen niet goed. Zij reageren of te weinig of te rigide op
veranderingen. Bijvoorbeeld het kind komt in de puberteit.
Equifinaliteit (6e uitgangspunt)
Er zijn vele wegen die naar Rome leiden.
Equifinaliteit: hetzelfde resultaat (eindtoestand) kan ontstaan uit verschillende begintoestanden.
Bijvoorbeeld: resultaat is pedagogische verwaarlozing. Kan voortkomen uit veel verschillende
risicofactoren zoals financiële problemen, verslaving, scheiding of psychische problemen etc.
Verschillende factoren kunnen leiden tot 1 zelfde eindtoestand/resultaat.
Multifinaliteit/equipotentionaliteit: 1 begintoestand kan zich tot verschillende eindtoestanden
ontwikkelen.
Bijvoorbeeld: een laag inkomen kan leiden tot verschillende problemen (uitkomsten) in een gezin.
Kinderen onverzorgd, slechte huisvesting, niet iedere avond eten op tafel, niet steunen in het doen
van een goede opleiding. Korte termijn/lange termijn.
3