LD:
1. DSM (3 typen)
2. Epidemiologie
3. Comorbiditeit
4. Differentiaaldiagnose
5. Etiologie (verklaringsmodellen)
6. Behandeling
7. Toepassen op taak
8. Wat is een trauma/verschillen?
9. Zijn er mensen meer kwetsbaar voor PTSD/trauma dan anderen?
10. EMDR
1. DSM (3 typen)
PTSD wordt gedefinieerd als een persoonlijke reactie op een specifieke event. Blootstelling aan
een extreem traumatische stressor is nodig bij de diagnose DSM waarbij:
1. Een werkelijke of gedreigde sterfte of serieuze beschadiging aan jezelf of je fysieke
integriteit.
2. Meemaken van een sterfgeval, serieuze beschadiging of dreiging van iemands fysieke
integriteit
3. Leren over een onverwachte dood, serieuze beschadiging of doodsbedreiging aan het
adres van een familielid of nabije vriend.
Tevens moet de persoonlijke reactie op de event een intense angst, hulpeloosheid of horror
opwekken.
Vervolgens moeten er drie symptoomcategorieen aanwezig zijn als reactie op de traumatische
stressor om aan de diagnose van PTSD te komen:
1. Tenminste een herbelevende symptoom die in de vorm van intrusie recollectie of herdenking
van de trauma voorbijkomt en geassocieerd is met sterke negatieve gevoelens en wordt ervaren
op een niet beheersbare manier.
2. Ontwijking en gevoelloosheid symptomen die mogelijk gebruikt worden om psychologisch
afstand te nemen van het trauma en het reduceren van negatieve emoties die geassocieerd
worden met de herbelevende symptomen.
3. Spanningsopwekkende fysiologische symptomen die de persistentie van het individu
reflecteren voor gevoeligheid van nieuwe dreigingen of gevaren maar uiteindelijk een averechts
effect hebben op het dagelijks functioneren van het individu.
DSM-criteria PTSS:
A. De betrokkene is blootgesteld aan een traumatische ervaring waarbij beide van de volgende
van toepassing zijn:
1. betrokkene heeft ondervonden, is getuige geweest van of werd geconfronteerd met één of
meer gebeurtenissen die een feitelijke of dreigende dood of een ernstige verwonding met
, zich meebracht, of die een bedreiging vormde voor de fysieke integriteit van betrokkene
of van anderen.
2. tot de reacties van betrokkene behoorde intense angst, hulpeloosheid of afschuw. N.B.:
Bij kinderen kan dit zich in plaats hiervan uiten in chaotisch of geagiteerd gedrag.
B. De traumatische gebeurtenis wordt voortdurend herbeleefd op één [of meer] van de volgende
manieren:
1. recidiverende en zich opdringende onaangename herinneringen aan de gebeurtenis, met
inbegrip van voorstellingen, gedachten of waarnemingen. N.B.: Bij jonge kinderen kan
dit zich uiten in de vorm van terugkerende spelletjes waarin de thema's of aspecten van
het trauma worden uitgedrukt.
2. recidiverend akelig dromen over de gebeurtenis. N.B.: Bij kinderen kunnen angstdromen
zonder herkenbare inhoud voorkomen.
3. handelen of voelen alsof de traumatische gebeurtenis opnieuw plaatsvindt [hiertoe
behoren ook het gevoel van het opnieuw te beleven, illusies, hallucinaties en
dissociatieve episodes met flashback, met inbegrip van die welke voorkomen bij het
ontwaken of tijdens intoxicatie]. N.B.: Bij jonge kinderen kunnen trauma-specifieke
heropvoeringen voorkomen.
4. intens psychisch lijden bij blootstelling aan interne of externe stimuli die een aspect van
de traumatische symboliseren of erop lijken.
5. fysiologische reacties bij blootstelling aan interne of externe stimuli die een aspect van de
traumatische gebeurtenis symboliseren of erop lijken.
C. Aanhoudend vermijden van prikkels die bij het trauma hoorden of afstomping van de
algemene reactiviteit [niet aanwezig vóór het trauma] zoals blijkt uit drie [of meer] van de
volgende:
1. pogingen gedachten, gevoelens of gesprekken horend bij het trauma te vermijden.
2. pogingen activiteiten, plaatsen of mensen die de herinneringen oproepen aan het trauma
te vermijden.
3. onvermogen zich een belangrijk aspect van het trauma te herinneren.
4. duidelijk verminderde belangstelling voor of deelneming aan belangrijke activiteiten.
5. gevoelens van onthechting of vervreemding van anderen.
6. beperkt uiten van affect [bv. niet in staat gevoelens van liefde te hebben]
7. gevoel een beperkte toekomst te hebben [bv. verwacht geen carrière te zullen maken,
geen huwelijk, geen kinderen of geen normale levensverwachting].
D. Aanhoudende symptomen van verhoogde prikkelbaarheid [niet aanwezig vóór het trauma]
zoals blijkt uit twee [of meer] van de volgende:
1. moeite met inslapen of doorslapen
2. prikkelbaarheid of woedeuitbarstingen.
3. moeite met concentreren
4. overmatige waakzaamheid
5. overdreven schrikreacties
E. Duur van de stoornis [symptomen in B, C en D] langer dan één maand
F. De stoornis veroorzaakt in significante mate lijden of beperkingen in sociaal of beroepsmatig
functioneren of het functioneren op andere belangrijke terreinen.
Specificeer indien:
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper wrieter. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,49. Je zit daarna nergens aan vast.