Wetenschap en Spiritualiteit
Basistekst Wetenschap en Spiritualiteit
Uitgangspunten
Wetenschap is gebaseerd op twee bronnen van kennis:
Zintuigelijke waarneming
Logische redenering
De combinatie van deze twee kennisbronnen heeft geleid tot bewijsbare antwoorden op vragen. De
maatschappij is veranderd door de wetenschappelijke vooruitgang. Wetenschap werkt.
Om wetenschap goed te kunnen begrijpen is er een open houding nodig. Je eigen ‘dingen’ moet je
aan de kant zetten zodat je de werkelijkheid onbevooroordeeld en met een open blik kunt zien.
Wetenschap is vragen stellen met een open geest en vervolgens kritisch de proef om de som nemen
om te kijken wat wel en niet waar is. Je hebt dus een open én kritische houding nodig.
De juistheid van een theorie kan (volgens Karl Popper) nooit bewezen worden. Wel kan er een
overeenstemming van juistheid waarnemingen worden bereikt als meerderen onafhankelijke
waarnemers dezelfde waarneming doen.
Door hypotheses en theorieën kunnen voorspellingen worden gedaan. Nieuwe waarnemingen
zorgen voor nieuw bewijs, waardoor gecontroleerd kan worden of die voorspellingen kloppen. Nieuw
bewijs zorgt er vaak voor dat hypotheses en theorieën moeten worden aangepast.
Wetenschappelijke theorievorming leidt tot werkbare modellen van de waargenomen werkelijkheid.
De kracht zit in de ontwikkeling van deze modellen die zo goed zijn geworden dat vrijwel alles erdoor
verklaard en voorspeld kan worden. Niks is 100% bewijsbaar, maar door ideeën over de werkelijkheid
(hypothesen) te testen door middel van diverse experimenten kunnen we tot een zeer grote mate
van waarschijnlijkheid komen.
Hypothese krijgt de status theorie als deze sterk onderbouwd en er een grote mate van
overeenstemming is onder wetenschappers.
Wetenschap en religie hebben fundamentele verschillen om tot waarheidsclaims te komen. Bij
geloof worden emotionele overwegingen boven rationele argumentatie gesteld en daarmee
omzeilen ze de eis van bewijsvoering.
Door logische argumentatie, waarnemingen en het uittesten van hypothesen kunnen uitspraken over
de werkelijkheid gedeeld worden door een breder publiek dan alleen de in-crowd (=innerlijke
ervaring) gelovigen. Wetenschappelijke kennis over de objectief waarneembare wereld is voor
iedereen toegankelijk (in tegenstelling tot de subjectieve wereld van innerlijke beleving).
Wetenschappers ontwikkelen steeds betere modellen van de werkelijkheid met voor iedereen
verifieerbare waarnemingen. Wetenschappers claimen niet de onveranderlijke waarheid te hebben.
De wetenschap is voortdurend in ontwikkeling en dat wordt als kracht gezien een open,
onderzoekende houding en de flexibiliteit om je inzichten bij te stellen wanneer nieuw, overtuigend
bewijsmateriaal aan het licht komt, biedt de mogelijkheid om te groeien en steeds meer vooruitgang
te boeken. Discussie, uitwisseling van argumenten en onderzoek zijn de motor van de wetenschap.
The hard problem of consciousness = de ontoegankelijkheid van het innerlijke leven en de vraag hoe
deze innerlijke ervaring van bewustzijn kan ontstaan uit de interactie van materiële hersencellen.
Het is de grootste uitdaging van de hedendaagse wetenschap.
,De vraag waarom er iets is in plaats van niets is ook een groot mysterie en ideeën over goed en
kwaad zijn lastig bewijsbaar.
De oerknal en het ontstaan van het universum
Wat er voor de oerknal was weten we niet. Het kan zijn dat er niets was, maar het kan ook zijn dat
een vorig heelal tot zijn einde kwam en dat dit heelal daaruit ontsprongen is. Er zijn ook hypothesen
van een multiversum: een oneindig aantal universa die weer onstaan en vergaan, met wellicht ieder
hun eigen natuurwetten.
Tijdens de oerknal ontstonden tijd en ruimte. We kunnen daardoor een specifieke tijd en toestand
markeren als beginpunt van dit universum, het enige universum dat wij kennen.
13,8 miljard jaar geleden is het universum ontstaan vanuit een singulariteit (heel klein punt). Dit punt
bezat oneindige massa (want alle materie van het universum zat erin vervat) en oneindige energie
oftewel hitte. Door onbekende oorzaak is deze singulariteit in een onvoorstelbare uitbarsting van
energie uitgedijd tot een enorm heelal. De singulariteit was zo intens dat energie en massa, tijd en
ruimte, één samengesmolten geheel waren. De natuurwetten bestonden toen nog niet.
We weten niet wat er in de allereerste fractie van een seconde gebeurde, maar na een minuscule tijd
begon de periode van inflatie razendsnel uitbreiden van het weefsel van ruimte en tijd. Dit was
wederom ook een fractie van een seconde. Massa en energie zijn samengesmolten. Weer een
seconde later is het universum geëxpandeerd tot een mega heelal.
In deze periode ontstonden de natuurwetten en triljarden deeltjes materie en anti-materie. Telkens
wanneer deze deeltjes botsten vernietigden zijn elkaar. Dit ging door totdat er net iets meer
materiedeeltjes overbleven. Alles wat nu bestaat is opgebouwd uit die bouwstenen.
‘fine tuning’ door de natuur en een ontzettend lange en ontzettend complexe
aaneenschakeling van natuurkundige gebeurtenissen hebben ons bestaan hier mogelijk
gemaakt.
In het vroege universum ontstonden nog verschillende andere kleine deeltjes. Het heelal dijde steeds
verder uit en koelde langzaam af. Na 3,8 miljoen jaar zijn de eerste atomen ontstaan. Het heelal was
nu 100 miljoen lichtjaar groot en afgekoeld tot 2700 graden Celsius.
Miljoenen jaren blijft het nog donker. Door een kleine ongelijkheid in de verdeling van atomen trekt
de zwaartekracht iets sterker aan sommige deeltjes en er ontstaat een kettingreactie. Gedreven door
de zwaartekracht klonteren gasdeeltjes samen, vormen gaswolken en deze vormen zich op hun beurt
weer tot gigantische gasbollen. Dit zijn zulke intense energiebollen dat de atomen in de kern
samensmelten en kernfusie plaatsvindt: de eerste sterren ontstaan en er is voor het eerst licht.
Miljoenen jaren laten brandden de supernova’s op en explodeerden. In deze enorme hitte en massa
vindt kernfusie plaats. Atomen worden samengeperst en elementen gecreëerd. Tijdens het sterven
van zo’n ster gebeurt dit proces meerdere malen en worden er nieuwe elementen gesmeed in de
kern van de ster. Als de hele ster explodeert en verschillende elementen de ruimte in worden
geblazen.
De vorming van de aarde en het ontstaan van leven
Door de werking van de zwaartekracht werd rondvliegend ruimtestof tot een bal gesmeed en zo
ontstond de aarde rond de zon. Deze aarde draaide sneller rond dan nu en het was een 1200 graden
Celsius bol lava met de lucht gevuld met dodelijke gassen.
,Een andere planeet vliegt af op de aarde en boort zich in de aarde. De buitenste lagen van de aarden
smelten samen met de inkomende planeet. Door de botsing ontstaand gesteente vliegt de ruimte in.
De maan wordt hierdoor gevormd. Deze maan is van cruciaal belang voor zijn latere ontstaan van
leven, doordat hij als een stabilisator werkt die onze planeet in een veilige en levensvatbare baan om
de aarde houdt. De aarde begin in deze periode af te koelen.
De aarde wordt later getroffen door een meteorenregen (3,9 miljard jaar geleden). Deze brengen
ijskristallen druppels mee en zo ontstaan uiteindelijk oceanen. Het water helpt met de verdere
afkoeling van de aarde en de aardkorst wordt steeds dikker. De maan verwijdert zich van de aarde.
Vulkaanuitbarstingen breken de aardkost open en er worden bergen en continenten gevormd.
Later komt er nog een meteorenregen en die brengt voornamelijk chemische stoffen mee, wat met
de mengeling van water zorgt voor het mogelijk eerste ontstaan van leven.
3,5 miljard jaar geleden zijn in oceanen bacteriën (stromatolieten) ontstaan. Door een nieuwe
cruciale chemische ontwikkeling zijn deze bacteriën in staat tot fotosynthese. Door oxidatie ontstaan
roestdeeltjes die naar de boden zakken en zo ijzererts in het gesteente doen belanden.
Gedurende 400 miljoen jaar vormen door de langzame bewegingen van de aardplaten de bergen en
eilanden zich tot één groot continent. De aarde gaat minder snel draaien en de dagen worden langen
(nu zo’n 18uur en de temperatuur rond 30 graden).
750 miljoen jaar geleden is er een nieuwe reeks vulkanen en het grote continent wordt
uiteengescheurd. De kooldioxide die in de lucht komen veroorzaken zure regen die honderden tot
duizenden jaren duurde. Water op de rotsen brengt diverse mineralen in de aardlaag. In 2000 jaar
zakt de temperatuur naar -60 graden en ontstaan er kilometers hoge ijskappen die langzaam naar
elkaar toegroeien totdat de hele aarde bedekt is met een ijslaag van 3 kilometer dik.
In een paar miljard jaar heeft de aarde radicale transformaties ondergaan: vuurbal, waterbal, water
met rots, ijsbal.
650 miljoen jaar geleden ontstond er vanuit het binnenste van de aarde weer een vulkaanuitbarsting
en de ijskap wordt opengescheurd. Deze keer wordt CO2 niet geabsorbeerd omdat het
aardoppervlak uit ijs bestaat in plaats van rotsen. De temperatuur stijgt en het ijs smelt. Door
chemische reacties binnenin het ijs komt er meer zuurstof in de atmosfeer dan voor de ijstijd.
De voortgang van leven wordt afgewisseld door natuurlijke catastrofen, die telkens ook ieder weer
een eigen bijdrage leveren aan het proces en er door schijnbare destructie steeds nieuwe
mogelijkheden ontstaan.
Het is nu 600 miljoen jaar geleden. Dagen zijn 22 uur lang en de temperatuur is tussen de 20-30
graden. Het microscopische leven heeft volgehouden en de oceanen vullen. Door warmere
temperaturen zijn bacteriën toegenomen en geëvolueerd. Er ontstaan planten en kleine gewervelde
dieren Cambrische Explosie, evolutie gaat door en de levende wezens worden groter en diverser.
460 miljoen jaar geleden bewegen de aardplaten opnieuw en de landdelen worden samengevoegd
tot een continent (Pangea) die later weer uiteen zal drijven.
De toenemende zuurstof zorgt voor het ontstaan van een ozonlaag die dodelijke straling van de zon
tegenhoudt. De eerste levensvormen vanuit de oceaan gingen nu het land op. De eerste landdieren
doen 375 miljoen jaar hun intrede.
, 260 miljoen jaar geleden is er veel leven op het land en die groeide tot enorme formaten. Maar door
een catastrofale reeks aardbevingen en vulkaanuitbarstingen wordt de atmosfeer vergiftigd en
sterven bijna alle levende wezens uit.
Kooldioxide-niveau stijgt, zuurstof wordt onttrokken, oceanen worden roze en alleen algen
overleven. De temperatuur stijgt en lava vloeit over de aarde.
200 miljoen jaar geleden stabiliseert het klimaat zich weer en leven vanuit de oceaan keert weer
terug op het land. Evaluatieprocessen worden hervat en leidt tot de tijdperk van dinosaurussen.
Aardplaten beginnen weer te bewegen en het continent drijft uit elkaar. De gestorven dieren en
planten zorgen voor olielagen die wij nu gebruiken.
Noord-Amerika drijft weg van het Europese continent en de Atlantische Oceaan ontstaat.
Een asteroïde slaat in op de aarde en grote delen van de levende wezens worden weggevaagd. De
levens aan de andere kant van de aarde sterven langzaam door de giftige gassen, asregens en
verduistering door aswolken. Vervolgens komt er nog een meteorenregen, aardbevingen en
tsunami’s. Bijna al het leven sterft weer uit en er komt een einde aan de 165 miljoen jaar durende
heerschappij van dinosaurussen.
Het leven op aarde is al vijf keer bijna volledig vernietigd door natuurrampen. Een van die vijf keren is
door dodelijke straling door het ontploffen van een supernova.
47 miljoen jaar geleden is de aarde weer meer vreedzaam ogend. De temperatuur schommelt tussen
de 20-30 graden en de dagen duren 24 uur. Continenten drijven naar plekken zoals wij die nu kennen
en in dit proces ontstaan door botsingen van aardplaten de Alpen en de Himalaya. Inmiddels zijn er
door evolutie ook verschillende aapachtige diersoorten ontstaan.
Door scheuring in de aarde en bergvorming aan de kust van Oost-Afrika wordt een deel land
afgesloten van water en uiteindelijk ontstaat de Sahara. Onze aap-voorouders worden waarschijnlijk
door geologische en klimatologische veranderingen gedwongen om hun leefgebied te verlaten en
opeenvolgende generaties gingen steeds meer op twee benen lopen.
Net zoals er geen duidelijke scheiding is tussen levend en niet-levend, is er geen zwart-wit grens
tussen aapsoorten en mensachtigen. De skeletten die gevonden zijn laten een geleide overgang zien
tussen de soorten levende wezens en de eerste soorten mensachtigen. Uiteindelijk heeft slechts een
van deze soorten de huidige tijd gehaald: homo sapiens.
Het resultaat van een keten van kosmische grote en microscopische kleine gebeurtenissen: van de
oerknal, de vorming van atomen, gassen, sterren, planeten- en sterrenstelsels tot de vorming van de
aarde en de lange keten van levende wezens; van cellen tot bacteriën, schimmels, planten en dieren
tot mensen.
Intermezzo: evolutie
Evolutie = de geleidelijke verandering in soorten planten, dieren en mensen door overerving met
variatie en natuurlijke selectie.
Charles Darwin is de vader van de evolutietheorie, waarin hij als eerste wetenschapper een
onderbouwde verklaring geeft voor het ontstaan van de grote diversiteit aan levensvormen.
Door middel van genen erft een organisme de erfelijke eigenschappen en daardoor de kenmerken
van zijn ouders. Mutaties in het DNA kunnen als gevolg hebben dat nieuwe eigenschappen ontstaan
in de nakomelingen van een organisme. Als een nieuwe eigenschap een organisme voordeel biedt zal
dit organisme een grotere kans op overleven en op nageslacht hebben. Dit mechanisme heet
natuurlijke selectie en heeft als gevolg dat eigenschappen die voordeel bieden vaker voor gaan