Samenvatting Hersenen en Gedrag
Toets gaat over:
Hoofdstuk 1, 3, 4, 6 en 7 uit Hersenwerk
Hoofdstuk 2 uit Fundamenten van de Psychologie
Week 1: Hersenwerk H1 en FvdP H2
Verschillende stromingen:
In de loop van de tijd zijn veel verschillende psychologische stromingen ontstaan die allemaal een
eigen visie hebben op gedrag en op hoe het kan worden verklaard.
1. Biologische psychologie
Uitgangspunten:
- Al bij de conceptie wordt het DNA, van een mens vastgelegd. Deze bepaalt* of beïnvloedt* het
gedrag van de mens (hierover verschillen opvattingen binnen deze stroming).
- Gedrag, gedachten, emoties en motieven hangen altijd samen met biologische processen in het
lichaam. Bijv: gedrag wordt veroorzaakt door een virus, genetisch, een cel-afwijking, te veel of te
weinig neurotransmitters of hormonen.
- Hersenen = belangrijkste orgaan bij sturen van gedrag, gedachten, emoties etc. Zonder hersenen is
gedrag onmogelijk.
- Mensen zijn het product van lange evolutionaire geschiedenis. Gedrag van mensen kan begrijpelijk
gemaakt worden door het te plaatsen binnen de evolutie.
2. Evolutionaire psychologie
Uitgangspunten:
- Hersenen zijn, (zoals alle onderdelen van het lichaam) resultaat van een evolutionair proces.
- Dus: iedereen is uniek maar: iedereen heeft ook kenmerken die alle andere mensen ook hebben.
Deze kenmerken worden door natuurlijke selectie (zie Darwins theorie) doorgegeven van generatie
op generatie omdat ze helpen bij overleving en voortplanting.
- Deze kenmerken van de menselijke geest (psychologische adaptaties/aanpassingen) zorgen ervoor
dat onze gedragsmogelijkheden (die in theorie oneindig zijn) gereduceerd worden tot een beperkt
aantal acties.
- Psychologische adaptaties zijn complex, bestaan uit verschillende onderdelen, zijn functioneel
gespecialiseerd en bovendien talrijk, snel, automatisch en onbewust! (Van der Linden p. 86)
Massive modularity hypothesis: The mind is a “a collection of instincts adapted for solving
evolutionarily significant problems -the mind as a Swiss Army knife”. (Pinker, 1994) Bijv: snel
,reageren op een gevaarlijke slang). Universeel voor elk individu.
Natuurlijke selectie = Survival of the fittest:
Er is competitie door beperkte voorraden en er is variatie tussen soortgenoten.
Dieren die het beste zijn aangepast aan hun omgeving (beste skills om eten te vinden, verdedigen,
weerstand etc.) planten zich meer voort dan slecht aangepaste dieren. Dus: survival of the fittest.
Darwins theorie = Natuurlijke selectie en seksuele selectie.
Verschil tussen adaptaties en eigenschappen die niet bijdragen aan overleving/voortplanting:
Adaptaties:
• Zijn complex van aard.
• Bestaan uit verschillende onderdelen.
• Werken automatisch.
• Hebben een duidelijke functie.
Seksuele selectie = bepaalde (onhandige) eigenschappen worden doorgegeven omdat ze indruk
maken op het andere geslacht (bijv. veren van een pauw).
Dus: seksuele selectie selecteert op andere eigenschappen dan natuurlijke selectie (bijv: groot,
agressief bij mannetjes, kieskeurigheid bij vrouwtjes).
(Bij mensen is er minder verschil, mannen zijn ook kieskeurig en investeren ook in nageslacht).
Seksueel dimorfisme = het verschil dat seksuele selectie meer invloed heeft op het uiterlijk en gedrag
van mannetjes dan op dat van vrouwtjes.
Evolutionaire psychologie gaat verder na Darwin:
→ Er ontstaat meer inzicht in erfelijkheid/genen/DNA.
Ethologie (of gedragsbiologie) = onderzoek naar de adaptieve waarde van diergedrag. Een onderdeel
van de zoölogie waarin de studie van het gedrag van dieren centraal staat.
Wat is de directe oorzaak van gedrag?
Hoe ontwikkelt gedrag zich?
Wat is de functie voor overleving?
Wat is de evolutionaire geschiedenis van gedrag?
Inclusive fitness = het gaat niet alleen om het individu maar ook om genetische verwantschap. (dier
plant zich niet direct voort maar helpt door bijv. broers/zussen groot te brengen wel het genetische
materiaal door te geven aan volgende generaties, soms ten koste van zichzelf).
Vergelijkende psychologie = gedrag van mens en dier vergelijken
Typisch voor mensen:
• Cumulatieve cultuur = we nemen niet alleen dingen van elkaar over maar brengen ook
verbeteringen aan. ‘’is het vermogen om gedrag te wijzigen en flexibel over te schakelen naar
productievere of efficiëntere alternatieven’’.
• Shared intentionality = samen iets doen en bereiken. ‘’ is the ability and motivation to engage with
others in collaborative, co-operative activities with joint goals and intentions’’.
Cognitieve archeologie = op basis van vondsten (fossielen en artefacten) een beeld vormen
van voorouders.
Kritiek op de evolutionaire theorie:
• Star, alsof alles om aangeboren instincten draait.
• Niet te toetsen, het zijn verklaringen achteraf.
, • Politieke agenda? Seksistisch?
Naturalistic fallacy = het idee dat men wat men in de praktijk aantreft, ook juíst vindt.
• Te veel nadruk op genen. Nog te weinig kennis van epi-genetica: het tot expressie komen van
genen in samenspel met de omgeving.
Ons brein
Brein is betrokken bij alle gedragingen, gewaarwordingen, ervaringen, gedachten, gevoelens etc. Is
altijd actief.
Grijze stof = cellichaam, is voor informatieverwerking.
Witte stof = axonen/uitlopers, is voor prikkel/informatieoverdracht.
Hersenen bestaan uit:
→ Neuronen, voor informatieoverdracht en verwerking, alle soorten prikkels.
→ Gliacellen (steuncellen), voor structuur/stevigheid, aanvoer voedingsstoffen, opruimen afval,
isolatie axonen (myeline), wegwijzen, vorming bloed-hersen-barrière, bufferfunctie.
1 cel kan 150.000 verbindingen hebben met andere cellen.
Neuronen + verbindingen bepalen gedrag. Exacte relatie achterhalen is complex.
Neuroanatomie:
Hersencel = neuron. Bestaat uit: cellichaam met dendrieten (ontvangen prikkel), axon (uitloper) met
aan het uiteinde de synaps (prikkeloverdracht).
Week 2: Hersenwerk H?
Neurowetenschappen
Neurowetenschappen: studie van het zenuwstelsel van de mens. Het zenuwstelsel verwerkt
zintuiglijke informatie, prepareert lichaam voor actie of rust, zet emotionele en cognitieve processen
in gang en stuurt de spieren aan. Het zenuwstelsel coördineert alle handelingen.
Brein = centrale verwerkingseenheid van het zenuwstelsel.
Afgelopen decennia heeft neurowetenschap veel ontwikkelingen doorgemaakt, het brein is Big
Science geworden. Brein wordt bestudeerd door neurowetenschappers, psychologen,
natuurkundigen, biologen, computerwetenschappers etc.
Structuur = anatomie; gebieden in de hersenen onderscheiden zich obv soort neuronen.