Eindexamen Aardrijkskunde 2021
Domein A: Arm & Rijk
Hoofdstuk 3
§1: kennismaking met India en Groot-Brittannië
Kolonie Brits-Indie
1900: Groot-Brittannië heeft India als kolonie. Door kolonisatie is Groot-Brittannië gegroeid
en heeft veel grondstoffen nodig. Ook de behoefte aan afzetgebieden voor hun
industrieproducten is groot. India is een exploitatiekolonie, want het levert grondstoffen. Er
worden in India veel havens en spoorwegen aangelegd om goed producten te kunnen
vervoeren. Andere landen van het Britse rijk, zoals Australië, worden gebruikt als
vestigingskolonie.
Dekolonisatie
Na de Tweede Wereldoorlog kwam er dekolonisatie. Hierdoor zijn er veel Indiërs naar
Groot-Brittannië geëmigreerd, maar in India heeft ook zijn Engelse gewoontes gekregen.
Verstedelijking
1800: Groot-Brittannië is een plattelands samenleving. De snellere verstedelijking begon
met de uitvinding van de stoommachine. De steenkool die nodig daarvoor was werd
gewonnen in mijnen. Daarom heen werden fabrieken gebouwd, maar ook arbeiders wijken.
De mensen trokken dus naar de stad.
Via industrie naar diensten
Na de Tweede Wereldoorlog werd de industrie in Groot-Brittannië te duur, daarom vond er
de-industrialisatie plaats en Groot-Brittannië werd een diensteneconomie.
Dienstverlenende bedrijven vestigen zich liever in grote steden, dus de multinationals
vestigen in Londen. Doordat iedereen massaal naar Londen vertrekt krijg je een grote
regionale ongelijkheid.
§2: welvaart en ontwikkeling
Ontwikkelingskenmerken
Hoe hoger de welvaart hoe hoger het land ontwikkeld is. Om dit te meten gebruiken ze
ontwikkelingskenmerken, zoals het bnp per inwoner, basisbehoefte (eten, huis, onderwijs en
gezondheidszorg), geboortecijfer etc.
Het bruto nationaal product
Het bruto nationaal product geeft aan wat alle inwoners in een land samen verdienen. Om
landen te vergelijking deel je dat getal door het aantal inwoners. Het gebruik hiervan heeft
een aantal nadelen: het is een gemiddelde, want het gemiddelde is vaak ongelijk verdeeld en
het wordt omgerekend naar dollars wat niet altijd een eerlijk beeld geeft, maar ook de
koopkracht in een land verschilt.
Het bruto regionaal product is vaak erg verschillend in arme landen, want dat ligt in de
steden vaak hoger dan op het platteland.
Bij het bruto binnenlands product gaat het alleen om de mensen die in dat land zijn.
,Human development index (hdi)
Het is een vervanger voor het gebruik van bnp per hoofd. Bestaat uit drie kenmerken
1. Bnp per inwoner
2. Levensverwachting
3. Analfabetisme
Hoe dichter het getal bij 1 komt, hoe beter de ontwikkeling. Ook deze methode geeft niet
helemaal goed weer hoe een land nou echt in elkaar zit.
India is het nieuwe China
Het bnp per inwoner stijgt in India snel, maar het verschil tussen arm en rijk is groot. In
Gurgaon is sterk gegroeid door de komst van jonge hoogopgeleide Indiërs en expats. Veel
MNO’s worden er gevestigd. Doordat India veel investeert in de dienstensector en in de
industrie, krijgen de boeren nauwelijks iets. Het verschil tussen stad en platteland is groot.
Samenstelling van de beroepsbevolking
Het is een indicator voor ontwikkeling, want in ontwikkelingslanden werken veel mensen in
de landbouw en relatief weinig in de andere beroepssectoren.
De boeren verbouwen voor hun eigen gezin en alleen als er iets overblijft verkopen ze dat. In
rijke landen produceren boeren juist voor handel.
De dienstensector is in rijke landen de grootste sector, want bij ons zijn mensen goed
geschoold. In ontwikkelingslanden werken er mensen in de dienstensector die vaak
ongeschoold zijn.
De verhouding tussen het aantal werkenden in de sector en de inkomsten per sector zegt
vaak wat iets over de productiviteit.
Een veranderend wereldsysteem
Door globalisering is handel erg toegenomen.
Het centrum is erg ontwikkeld en de mensen kopen veel.
De periferie bestaat uit arme landen deze worden gekenmerkt door afhankelijkheid,
gebrekkige technologie en een lage productie. Vaak zijn ze gericht op het exporteren van
producten uit de primaire sector, zoals land- en mijnbouwproducten.
De centrum landen verplaatsen hun industrie naar arme landen omdat, de lonen daar laag
zijn. Een aantal ontwikkelingslanden groeien daardoor, het worden semi-periferie landen
genoemd. Een voorbeeld: de BRIC-landen —> Brazilië, Rusland, India en China.
Van plan economie naar markteconomie
Na de dekolonisatie werkte India met een planeconomie. De overheid bepaalde wat er
moest worden geproduceerd en hoeveel. De staatsschuld steeg en weinig mensen hadden
nog zin om een eigen bedrijf te starten. Na 1990 kreeg India een vrijemarkteconomie waarin
buitenlandse bedrijven welkom waren. Vanaf 2000 hebben ze speciale zones (sez) ingesteld.
In die gebieden zijn de belastingen laag en de infrastructuur is goed. Ze bieden
aantrekkelijke vestegingsfactoren van MNO’s: goed geschoolde beroepsbevolking, lage
arbeidskosten en een binnenlandse afzetmarkt. De hopen met sez de werkloosheid aan te
pakken en armoede te verminderen. Nadeel: het wordt op landbouwgrond geplaatst.
,§3: de bevolking in beweging
Demografische kenmerken
De demografie bestudeert de veranderingen in de omvang van de bevolking en de
samenstelling ervan. Een aantal kenmerken zijn: de beroepsbevolking, bevolkingsspreiding
en de bevolkingsgroei.
Leeftijdsopbouw
Geboorte- en sterftecijfer wordt weergegeven in promille. De leeftijdsopbouw en de
ontwikkeling van het land zijn bepalende factoren voor de hoogte van het geboortecijfer.
Piramide: Angola
Granaat: India
Urn: verenigd
koninkrijk
Veranderende bevolking
, Hoofdstuk 4
§1: economische mondialisering
Globalisering
Door de voortschrijdende internationalisering van de productie van goederen en diensten
raken nationale economieën steeds meer met elkaar verweven. Globalisering heeft effect op
economische groei, werkgelegenheid, productie, arbeidsproductiviteit, lonen en innovatie.
Dankzij de vooruitgang van de transport- en communicatietechnologie wordt globalisering
makkelijker. Er is een tijd-ruimtecompressie. Relatieve afstanden zijn afgenomen: de wereld
is kleiner geworden. Global village: de wereld is verworden als een dorp.
Voor- en nadelen
Voordelen: je kunt producten uit de hele wereld halen (goedkoper), wereldwijd is de
economie sterk gegroeid, invoerrechten afgeschaft (vrijhandel), MNO’s gaan naar het
goedkoopste land werkgelegenheid.
Nadelen: tijdelijk werkgelegenheid in ander land minder, want MNO’s verplaatsen. Door
MNO’s heeft de regering minder invloed. Er is meer transport nodig meer uitstoot. En
kloof arm en rijk wordt groter.
Outsourcing in India
MNO’s hebben de hele wereld als hun werkterrein. Daarom laten ze bepaald werk doen
door een extern bedrijf of leverancier. Ze knippen de productieketen in stukjes en zoeken
het goedkoopste/beste voor alles. Hierdoor vindt onderzoek en ontwikkeling veelal plaats in
centrumlanden en de productie in (semi)perifirielanden. De verdeling van het werk over
verschillende landen noem je internationale arbeidsverdeling. Voordelen zijn het
uitbesteden van werk naar andere landen, zodat hun weer meer werkgelegenheid hebben.
Migratie
Wereldwijd zijn er vier categorieën migratiestromen: tussen ontwikkelingslanden zelf (Zuid-
Zuid) (economische redenen), twee stromen tussen ontwikkelingslanden en de rijkenlanden
(Zuid-Noord Noord-Zuid) (arbeidsmigrant of vluchteling) en een stroom tussen rijken landen
(Noord-Noord).
§2: culturele globalisering
Cultuurgebieden
Is een gebied met overeenkomsten in de cultuur: alles wat je hebt aangeleerd. Taal is binnen
een regio het praktische gereedschap om de culturele waarden te verwoorden en te delen.
Vanwege migratiestromen zijn culturele grenzen steeds moeilijker te trekken. Wanneer
cultuurelementen zich van het ene naar het andere cultuurgebied verspreiden is dat diffusie.
Culturele eenwording
Soms lijkt het erop dat culturele vermenging leidt tot culturele eenwording. Alles lijkt meer
op elkaar, komt ook door amerikanisering en globalisering. Er is ook een tegenbeweging van
mensen die hun lokale identiteit willen behouden. De mate waarin je voordeel hebt van
globalisering, bepaalt hoe iemand hier tegenaan kijkt. Mondiale trends kunnen ook worden
aangepast aan lokale voorkeuren: glokalisering.
Domein B: Systeem aarde