De Zeven Levens van Rome
1
,Hoofdstuk 1. De stichting
Rome ontstond in Italië aan de oever van de rivier de Tiber. De stichting kan niet geverifieerd
worden. Rome, werd gezegd, werd in 753 v.Chr. gesticht door Romulus, de tweelingbroer
van Remus. Volgens de mythe waren Romulus en Remus wezen en vondelingen, die echter
konden bogen op een oud en verheven voorgeslacht. Het verhaal begint na de val van Troje
(1184 v.Chr.). Aeneas, de held van de stad en zoon van de godin Venus, ontvluchtte met zijn
zoon Ascanius de brandende puinhopen. Ascanius stichtte de stad Alba Longa. Hier begon
zijn nageslacht een lijn van koningen. De laatste uit die lijn heette Amulius, die zijn oudere
broer Numitor, had afgezet. Numitor’s dochter, Rhea Silvia, werd gedwongen een Vestaalse
Maagd te worden. Maar oorlogsgod Mars maakte haar zwanger. Ze kreeg een tweeling:
Romulus en Remus.
Voor alles wat er daarna gebeurde slaan we op de beroemde geschiedschrijver Livius erop
na.
Amulius gaf de opdracht de tweeling in de Tiber te werpen. De tweeling werd gevonden door
een wolvin, die voor hen zorgde. Amulius werd onttroond en Numitor kreeg zijn rechtmatige
positie terug. Ze besloten een nieuwe nederzetting te stichten. De koning werd vastgesteld
op basis van een voorteken uit de vlucht van een groep gieren. Romulus zag de meeste
gieren en werd aangewezen als de leider van de nieuwe stad. Deze groeide uit tot de stad
Rome. Het gebied staat bekend om zijn zeven heuvels. De traditie plaatst de eerste
nederzetting op de heuvel ‘de Palatijn’.
Volgens de legende was Romulus degene die de stook land markeerde en zodoende de
stadsgrenzen bepaalde, door een stier en een koe voor een ploeg te binden en een diepe
voor te trekken. Dit werd het pomerium genoemd.
De embryonale stad had nog geen inwoners. Romulus zou dit probleem hebben opgelost
door een asiel aan te leggen en het schuim van primitief Latium uit te nodigen. Rome en
haar cultuur waren niet puur. Ze waren niet voortgekomen uit één etnisch homogeen volk.
Pas aan het einde van de eerste eeuw voor Christus, in het rijk van Augustus, beginnen we
tekenen van een typisch Romeinse kunst te zien.
Er woonden al enkele stammen op de kustvlakte en in de heuvels bij de Tiber. De meest
ontwikkelde cultuur was de Villanovatraditie. Omstreeks 700 v.Chr. zou de Villanovacultuur
door handel en expansie opgaan in die van de Etrusken. Elke nieuwe nederzetting moest
een overeenkomst sluiten met de Etrusken, die de Tyrreense kust en Midden Italië
domineerden: Etrurië. Rond 300 v.Chr. werden ze overschaduwd door de opkomende macht
van Rome.
Er leefden ook nog andere stammen in de buurt van Rome, onder wie de Sabijnen.
Romulus, altijd een expansionist, leek te hebben besloten om als eerste dit grondgebied te
veroveren. Dit leidde tot een oorlog tussen de Romeinen en de Sabijnen.
2
, Romulus zou 33 jaar over de verenigde
stammen hebben geregeerd en daarna van de
aardboden zijn verdwenen. De koningen die
volgden maakte van de mons Capitolinus, de
Capitolijnse heuvel, de citadel en het religieuze
centrum van Rome. Hier werden de tempels
voor de godinnen Minerva en Juno gebouwd
en de tempel Iuppiter Optimus Maximus,
‘Jupiter, de beste en grootste’.
Figuur 1: Iuppiter Optimus Maximus
Het tijdperk van de koningen in Rome duurde ongeveer tweehonderd jaar. De opvolging was
niet erfelijk. De koningen werden in feite gekozen – alleen door de rijkste en machtigste
ouderen, die de patricii werden genoemd. Zij vormden een bestuurdersklasse die de
heersers van Rome kozen en vervolgens adviseerden. Na de laatste koning ontstond een
systeem dat was ontwikkeld om te voorkomen dat er te veel macht in handen van één
persoon zou komen. Het hoogste gezag werd aan twee leiders gegeven, de consules. Ze
hadden beide even veel macht en de een kon het besluit van de ander verwerpen.
Ondertussen werd de religieuze macht van de koningen overgeheveld naar een
opperpriester, de pontifex maximus.
Elke Romeinse burger die geen patriciër was, was een plebejer. Dit waren slaven en
residerende vreemdelingen. De officiële bovenkasten van de macht werd na 494 v.Chr.
uitgebreid, toen de plebejische in staking gingen. Dit werd afgewend door elk jaar twee
vertegenwoordigers van het volk te kiezen, de tribunen, die de taak hadden de belangen van
de plebejers te behartigen en beschermen. Al snel steeg het aantal vertegenwoordigers, de
tribunicia potestas. Om hun zeggenschap vast te leggen werden er wetten geschreven, die
bekend werden als de Twaalf Tafelen.
Hoe dieper je gaat, hoe primitiever de Romeinse architectuur al gauw wordt. Het vereist veel
nattevingerwerk om de eerste Etruskische tempel van Jupiter op de Capitolijn te
reconstrueren, met zijn diepe portiek, zware puntdak, brede houten dakranden en terracotta
dakdecoraties. De zuilen stonden erg ver van elkaar. De nadruk van het gebouw ligt op de
façade – Toscaanse stijl.
De oorzaak van de geleidelijke verfijning van dit soort Etruskisch-Romeinse architectuur was
de invloed van de Griekse bouwkunst. De tempels daar zijn vaak aan vier zijden omgeven
door zuilen van herkenbare orden of kapiteelstijlen. De gecanneleerde zuil is nergens te
bekennen, maar zeker is dat het Etruskische gebruik van terracotta antefixen op de houten
daken was overgenomen van Griekse modellen.
Over de Etruskische religie en goden is weinig bekend. Mogelijk komt de triade van
belangrijkste Etruskische goden, Tinia-Uni-Menvra, overeen met de Romeinse triade Jupiter-
Juno-Minerva.
De Etruskische architectuur en artefacten mogen dan wel verdwenen zijn, de invloed van de
Etrusken is alomtegenwoordig in de vroege stadstaat Rome. Die bepaalde de kalender en
naamgeving. De ludi van Rome, de spelen en gladiatorenwedstrijden zijn in Etrurië ontstaan.
3
, Sommige Romeinse technische hoogstandjes zijn geworteld in Etruskische deskundigheid.
Het is waarschijnlijk dat de Etrusken de segmentboog hebben uitgevonden. Deze boog
vormt de basis van het rioolstelsel. Ook Etruskische politieke organisatievormen werden door
de eerste Romeinen gehandhaafd. Ze behielden het instituut van het koningschap, dat door
patriciërs en aristocraten werd gesteund. Maar het koningschap was niet erfelijk. Als
hogepriester van de staat was het zijn taak door middel van wichelarij en inspectie van
ingewanden de wil der goden te ontdekken. Hij was verantwoordelijk voor belastingheffing en
de militaire dienstplicht en leider. Daaruit bestond zijn uitvoerende macht, ofwel imperium.
Die was verweven met de Senaat, dat bestond uit vrije, adellijke burgers. Al snel zou het
instituut van het Romeinse koningschap verkwijnen. In de vijfde eeuw en begin vierde eeuw
voor Christus zegevierde de aristocratie en droeg zij de taken en bevoegdheden van de
koning over aan twee consuls, die elkaar in balans hielden.
Terecht beseften de Romeinen dat het van belang was controle te hebben op beide oevers
van de Tiber, en de monding. De grootste dreiging, in de vijfde eeuw voor Christus, waren de
Galliërs, die Etrurië geleidelijk begonnen over te nemen. De behoefte aan een sterke
defensiemacht verhoogde de waarde van de plebejers. Natuurlijk begonnen de plebejers
door hun toenemende militaire en economische belang vanuit hun ondergeschikte positie
eisen te stellen. Dit was het moment waarop het tribuunsysteem werd ingesteld. Er werden
een aantal plebejers aangewezen als voorvechters voor hun belangen, de tribunen.
De Senaat van Rome
onderscheidde zich van het volk.
Maar beide werden wel geacht in
harmonie met elkaar te zijn. Aan
die harmonie wordt gememoreerd
in wat sinds mensenheugenis het
officiële motto van de stad is
geweest, haar stemma of schild:
SPQR. Deze afkorting betekent
Senatus Populusque Romanus: de
Senaat en het volk van Rome. Figuur 2: Senatus Populusque Romanus
Weinig Romeinen vonden dat er iets mis was met het klassenverschil. De gebroeders
Tiberius Gracchus en Gaius Gracchus vormden daarop een uitzondering. Ze werden beide
tot tribuun gekozen en probeerden een wet in te voeren om de plebejische groeperingen
meer macht te geven. De gebroeders zijn allebei vermoord.
Ongetwijfeld was de belangrijkste Etruskische erfenis van religieuze aard. Volgens Polybius
was de Romeinse macht voortgevloeid uit de Romeinse religie. Het staat buiten kijf dat de
bindende kracht van een gemeenschappelijke religie, die op allerlei wijzen was verbonden
met de instituten van de staat, Romes politieke kracht versterkte en haar veroveringsmacht
vergrootte. Cicero was een van de velen die het hiermee eens was.
Er is waarschijnlijk nooit een beschaving geweest waarin de geboden zo nauw verbonden
waren met politieke bedoelingen als in de vroege Romeinse republiek. Bepaalde religieuze
praktijken kwamen rechtstreeks uit Etrurië naar Rome. De inheemse religie was, voordat zij
hervorm werd door de aanneming van de Griekse goden, animistisch en niet antropomorf.
4