Werktuigsporen
Syllabus
Werktuigsporen en werktuigen vallen onder het onderzoeksgebied KIV. Er wordt gebruik gemaakt van de ACE-
V methode. Eerst wordt het werktuigspoor (negatief spoor) onderzocht en daarna het referentiewerktuig
(positief spoor). Er wordt gebruik gemaakt van een conclusiereeks.
Forensic skills
Werktuigsporen zijn indrukken, snedes en slijtage aan oppervlakken. Een deskundige onderzoekt het materiaal
waarin de werktuigsporen staan. Later kan er een vergelijking plaatsvinden.
Er zijn drie soorten werktuigen:
1) Degene die snijden, zoals een zaag
2) Degene die gebruikt kunnen worden als hefbomen, zoals beitels
3) Degene die boren en slaan, zoals hamers, boren of knuppels
De sporen die de drie soorten achterlaten zijn verschillend. Zagen laten gekartelde randen achter, hefbomen
laten gehoekte indrukken (steunpunten) en deuken achter en hamers en boren laten ronde of vierkante
inkepingen achter. Deze sporen worden achtergelaten door compressie (indrukken), door schrapen of door
een combinatie van de twee.
Voor het veiligstellen maak je eerst foto’s en daarna een gipsafdruk. Soms kan je ook een deel van het
materiaal, zoals een kozijn, afzagen een meenemen. Als er een afdruk op een lichaam is ontstaan door een
wapen, moet deze meteen gefotografeerd worden.
Voor een afdruk kunnen de volgende materialen worden gebruikt: dental stone, gietmassa (zoals Mikrosil),
siliconen rubber en wax. Soms kan je uit onderzoek alleen basiskenmerken halen, zoals de grootte en de vorm
van een werktuig. Toch kan je soms ook kleine markeringen en strepen uit de afdruk halen; hiermee kan je de
werkwijze bepalen. Deze kleinere details kunnen voorkomen uit fabricage imperfecties of door slijtage door
bijv. krassen in het werkoppervlak van het werktuig.
Mikrosil is er in bruin, zwart, wit en grijs. Voor werktuigsporen kan je het best bruin gebruiken. Mikrosil droogt
snel en laat veel details zien. Als eerste maak je het Mikrosil klaar. Daarna smeer je de pasta in de
werktuigsporen met een spatel. Dit moet je binnen één minuut doen. Na ongeveer 5 tot 8 minuten kan je de
afdruk eruit halen. Daarna kan je de afdruk meenemen naar het lab voor verder onderzoek.
College
Er zijn drie soorten werktuigsporenonderzoek:
1) Vergelijken van werktuigsporen met werktuigen
2) Vergelijkend onderzoek tussen werktuigsporen van bijv. verschillende zaken
3) Soucheonderzoek: kijken of gebroken delen aan elkaar horen
Er zijn meerdere soorten werktuigsporen: indruksporen, krassporen en kraslijnenbeelden of een combinatie
ervan. Uit een krasspoor kan je de breedte van het werktuig halen, bij een kraslijnenbeeld kan dit niet. Voor
het verschil van de sporen kijk de PowerPoint. Een werktuigspoor kan onregelmatigheden en/of op kraslijnen
gelijkende indrukken hebben. Kraslijnen gelijkende indrukken zijn indrukken van kraslijnen die zich in het
werktuig bevinden. Onregelmatigheden zijn slijtage of beschadigingen in het werktuig.
Slijpsporen zijn karakteristiek voor een werktuig. Freessporen of perssporen zijn semi-karakteristiek. Ongeveer
15000 werktuigen hebben dezelfde freessporen.
Daarom kan je beter slijplijnen gebruiken voor de idividualisatie. Een koevoet heeft een bijtel- en een
spijkertrekzijde. Interpretatie is belangrijk en cruciaal voor de uiteindelijke conclusie!
Proefsporen maak je in Cavex; een krasblaadje. Je maakt drie indrukken en drie krassporen onder
verschillende hoeken. Dit doe je met beide kanten van het werktuig. De proefsporen zijn scherper dan de
werktuigsporen omdat de werktuigsporen een verflaagje bevatten. De werktuigsporen vorm je af met Silmark.
Silmark is condensatievernettend; hierdoor ontstaan tinverbindingen, deze zijn giftig. De mengverhouding voor
de componenten Silmark is 2:1 (harder). Te veel harder zorgt ervoor dat de afvorming krimpt.
Plan van Aanpak
1
, - Indrukspoor: bij onregelmatigheden en bij op kraslijn gelijkende indrukken maak je
proefindruksporen.
- Krasspoor en kraslijnenbeeld: bij kraslijnen maak je proefkrassporen.
- Combinatie: je maakt zowel proefindruksporen als -krassporen.
Bewerkingssporen in het werktuig kunnen zowel karakteristiek als semi-karakteristiek zijn. Je vergelijkt het
spoor en de proefsporen met microscopen. Krassporen kunnen uit de volgende categorieën bestaan:
kraslijnenaansluiting, aansluitende kraslijnen en aansluitende kraslijnenbeelden. Bij kraslijnaansluiting
bevinden zich over de gehele breedte aansluitende kraslijnen. Bij aansluitende kraslijnen zijn her en der
aansluitende kraslijnen. Bij aansluitende kraslijnenbeelden zijn er groepjes kraslijnen die aansluiten. Zie
PowerPoint voor duidelijkere foto’s.
Interpretatie resultaten
Bij krassporen/kraslijnenbeelden hangt de hoogte van de conclusie af van:
De duidelijkheid van de kraslijnen en afsluitingen
Aantal aansluitende kraslijnen
De karakteristieke waarde van de bewerkingssporen en beschadigingen die de kraslijnen in de
proefsporen veroorzaken
Bij indruksporen hangt de hoogte van de conclusie af van:
Het aantal overeenkomende beschadigingen
De karakteristieke waarde van de bewerkingssporen en beschadigingen in het werktuig
De plaats- en vormovereenkomst (onderlinge samenhang)
Conclusies
Bevestigend: is veroorzaakt, zeer waarschijnlijk, waarschijnlijk, mogelijk
De vraag blijft open: niet vastgesteld
Ontkennend: niet aannemelijk, waarschijnlijk niet, niet
Proces Verbaal (voorbeeld in PowerPoint doorlezen)
- Ontvangen materiaal
- Vraagstelling
- Onderzoek
- Werktuig
- Resultaat vergelijkend onderzoek
- Conclusie
- Toelichting
- Opslag SVO’s
- Sluiting
Glasonderzoek
Syllabus
Glasdeeltjes kunnen terechtkomen op je kleding, maar ook op het voorwerp waarmee het glas gebroken
wordt, zoals een hamer. Door de elasticiteit van een ruit gaan de glasdeeltje niet alleen in richting van de
brekende kracht, maar komen ook terug op de verdachte. Bij vergelijkend glasonderzoek wordt een
referentiemonster van het gebroken voorwerp vergeleken met gevonden glasdeeltjes op de kleding van een
2
,verdachte. Er wordt gekeken naar de kleur, dikte, brekingsindex en de elementsamenstelling. Glas bestaat uit
siliciumdioxide (zand) en verschillende metaalverbindingen (oxiden).
Met een breukreconstructie op de PD kan je achterhalen van welke zijde de ruit gebroken is. Je moet dan alle
glasscherven en het liefst ook de sponning veiligstellen. De glasscherven die uit de sponning worden gehaald
moeten gewaarmerkt worden met wat de binnen- en buitenzijde is. Als je dit niet doet, kan je geen
reconstructie uitvoeren. De reconstructie wordt uitgevoerd in het lab. De scherven worden onder een UV-lamp
bekeken. Dit wordt gedaan omdat tijdens de productie een onzichtbaar laagje tin op één zijde van het glas
ontstaat. Onder de UV-lamp licht deze zijde op. Je kunt de binnen- en buitenzijde dan bepalen met het
gemarkeerde glas uit de sponning. Als de binnen- en buitenzijde bekend zijn, kan je de scherven als een puzzel
terugplaatsen in de sponning.
Als dit is gedaan, bepaalt de onderzoeker de type breuk en vanuit welke richting de destructieve kracht kwam.
Het raam zit onder spanning in de glassponning. Als een kracht op een klein oppervlak op één zijde inwerkt,
bolt het paneel aan de andere zijde op. Er ontstaat dan ‘trek’ waardoor het glas ter hoogte van de kracht uit
elkaar wordt getrokken. Als de elasticiteitsgrens wordt overschreden, breekt het glas: dit zijn radiaalbreuken.
Ook aan de uiteinden van het paneel vindt er een breuk plaats. Op de zijde waar de kracht uitgeoefend wordt,
vindt trek plaats waardoor het glas uiteindelijk ook breekt: dit zijn concentrische breuklijnen. De radiale
breuklijnen ontstaan dus eerst en vertrekken vanuit het punt waar de kracht op uitgeoefend werd. Daarna
ontstaan de concentrische breuken, die lopen rondom het punt waar de kracht op uitgeoefend werd. Voor het
verschil zie figuur 23 uit syllabus.
Na de bepaling van het type breuk, worden de breukvlakken visueel onderzocht. Breukvlakken hebben
karakteristieke kenmerken die ribmarks genoemd worden. Ribmarks zijn gebogen lijnen die ontstaan zijn aan
de zijde waar trek heeft plaatsgevonden. Ze staan haaks op de trekzijde. Aan de drukzijde ontstaan hackles.
Deze lopen parallel aan de ribmarks. Trekkracht aan de ene zijde veroorzaakt een druk aan de andere zijde.
Aan de drukzijde springen dan glasschilfertjes van de breukranden: de hackles. Bij radiaalbreuken lopen de
gebogen lijnen parallel aan de drukzijde waar de brekende kracht op is uitgeoefend en haaks op de trekzijde.
Bij concentrische breuken lopen de lijnen haaks op de zijde waarop kracht werd uitgeoefende: de trekzijde,
aan de andere zijde lopen de lijnen parallel. Door naar de breukvlakken te kijken kan je dan de impactzijde
bepalen.
Glasbreukreconstructie in het kort:
- Stel op de PD de glasscherven en de sponning veilig
- Waarmerk de binnen- en buitenzijde van de scherven uit de sponning
- Bekijk de scherven onder de UV-lamp en bepaal de fluorescerende zijde
- Bepaal a.d.h.v. de glasscherven welke zijde aan de binnen- of buitenkant zat
- Reconstrueer de glasscherven op de juiste plaats in de sponning
- Bepaal wat de radiale en concentrische breuken zijn
- Bekijk de ribmarks op de breukvlakken en bepaal de trekzijde
- Bepaal de impactzijde
Bijlage glasonderzoek NFI
Met vergelijkend onderzoek ga je na of een glasspoor wel of niet afkomstig is van het referentieglas.
Glassporen worden na een misdrijf aangetroffen op de PD, de kleding/schoenen of het haar van de verdachte
of het slachtoffer, in een auto (automatten) of op werktuigen. Als glas breekt, ontstaan er grote en kleine
scherven. Kleine scherven zijn minuscule glasdeeltjes waarvan een deel door de elasticiteit of spanning
terugspringt naar de richting van de kracht. Deze sporen blijven nog een tijdje aanwezig op de kleding. Hoe
lang dat is hangt af van de soort stof: gladde kleding houdt glas minder goed vast dan ruwe kleding. Glassporen
zitten het langst bij omslagen, naden en zakken.
Hoe je glas en sporendragers moet veiligstellen staat op de website van het Politiekennisnet. Ook staat er
welke informatie relevant is voor conclusies op zowel bron- als activiteitenniveau. Zonder extra informatie kan
je met betrekking op vergelijkend glasonderzoek alleen uitspraak doen op bronniveau. De bewijskracht van
glas is gerelateerd aan de vindplaats. Glassporen op kleding van de verdachte hebben een relatief hoge
bewijskracht.
In het lab worden eerst grote stukjes glas van schoenen en kleding verwijderd. Aangetroffen glassporen
worden op zwarte gelatinefolie overgebracht. De sporendragers worden boven een tafel uitgeklopt en wordt
ook bekeken onder een microscoop. Ook deze worden overgebracht op zwarte gelatinefolie. De onderzoeker
3
, telt de sporen en analyseert ze. Als er veel glassporen gevonden worden, kan men met een steekproef het
aantal te onderzoeken sporen verkleinen. Er worden max. 20 sporen per verdachte onderzocht. De deeltjes die
gekozen worden moeten groot genoeg (groter dan 0,2 mm) zijn voor het onderzoek naar de
elementssamenstelling.
Analyse
Bij vergelijkend onderzoek wordt er gelet op:
Kleur
Type glas
Dikte
Uiterlijke bijzonderheden (zoals reliëf, draadglas of achterruitverwarming bij een auto)
Floatglas ja of nee (tinzijde)
Gehard glas ja/nee
Elementsamenstelling
Als de dikte met meer dan 0,25 mm verschilt, wordt een match uitgesloten. Vaak zijn de kenmerken dikte en
kleur niet te bepalen omdat de deeltjes te klein of te dun zijn, dan wordt alleen de samenstelling bepaalt.
De elementsamenstelling is daarom ook de basis voor de vergelijking. Het onderzoek vind plaats met LA-ICP-
MS: laser ablatie inductief gekoppelde plasma massaspectrometer. Dat is een techniek om de concentratie van
elementen te meten met een laserbundel. Door de hoge energie wordt materiaal plaatselijk verwijderd
(ablatie) en vormt een wolk van kleine deeltjes. Deze wolk wordt met een gasstroom getransporteerd naar een
plasma, een soort vlam. Het materiaal valt daar uiteen in elementen. De elementen gaan naar een
massaspectrometer; de elementen worden daar gescheiden en gedetecteerd. De laser maakt alleen de
glasdeeltjes vrij, deze gaan naar de ICP-MS en daar vindt het vaststellen van de concentraties plaats. Er worden
concentraties vergeleken van 18 elementen. Als er 17 of 18 elementen overlappen, is er sprake van een match.
Als er minde dan 17 elementen overlappen, is er sprake van een non-match. Er is balans tussen type I fouten
(vals negatief) en type II fouten (vals positief). Dit is makkelijk te begrijpen en uit te leggen in de rechtszaal.
Breuken
Mechanische breuken ontstaan door plaatselijk mechanische geweld, bijv. het inslaan van een ruit. Er ontstaan
radiale breuklijnen in alle richtingen vanuit de breukoorsprong naar de randen. Je ziet een stervorm. Om de
breukoorsprong ontstaan concentrische breuklijnen.
Thermische breuken ontstaan door verhitting of door snelle afkoeling.
- Verhitting: de breuk start op de plaats waar de meeste spanning zit. De breuklijnen gaan van die plek
naar de andere zijde van de ruit waarbij meerdere vertakkingen kunnen optreden.
- Snelle afkoeling: er ontstaan meerdere kleine en op elkaar lijkende breukvlakken in gehard glas.
Interpretatie en bewijskracht
Bij conclusies doet men uitspraak met waarschijnlijkheidstermen: de resultaten zijn veel waarschijnlijker
wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is. De conclusie mag niet zijn dat ze even
waarschijnlijk zijn. De resultaten van het vergelijkend onderzoek worden statistisch getoetst. De
analyseresultaten van elk spoor worden afzonderlijk vergeleken met metingen aan het referentieglas. Er
gelden vergelijkingscriteria en match criteria. A.d.h.v. de elementsconcentraties worden een likelihood ratio
berekend. Dat is een getal dat de verhouding weergeeft tussen de kans op de verkregen onderzoeksresultaten
wanneer hypothese 1 waar is en de kans op de verkregen onderzoeksresultaten wanneer hypothese 2 waar is.
bewijskracht wordt gedeeld door het aantal aangetroffen glasbronnen, waardoor deze lager wordt. De
bewijskracht neemt toe als er meerdere soorten referentieglas wordt aangetroffen. Als de bronnen
onafhankelijk zijn, worden de LR’s vermenigvuldigt.
Op activiteitenniveau heb je de volgende informatie nodig:
Aantal aangetroffen glassporen
Het aantal glassporen dat overeenkomt met het referentieglas
Het aantal andere gevonden glasbronnen
De plaats van aantreffen (schoenen, kleding) en de grootte van deze sporen
De mate waarin de kledingstukken glas kunnen vasthouden
Achtergrond verdachte (beroep met glas)
Tijd tussen het misdrijf en het veiligstellen en verpakken van de kleding van de verdachte
Uitgevoerde handelingen met de kleding sinds het moment van het misdrijf
4