Juridische haalbaarheid bepalen: strafrecht
Les 1
Definitie recht: door de overheid uitgevaardigde algemeen bindende regels die de samenleving
ordenen.
Soorten recht
Publiekrecht: overheid speelt een rol
- Strafrecht: een verdachte wordt vervolgd
- Bestuursrecht: de rest
Civielrecht/privaatrecht: burgerlijkrecht (een overeenkomst)
Kenmerken strafrecht
Overheid (OM, politie, rechter) vs burger
Punitief/straffend karakter
Doel:
- Vergelding (absolute theorie): straf is het doel op zich
- Speciale preventie (relatieve theorie): gericht op één persoon; het doel is dat de dader het
delict niet opnieuw pleegt.
- Generale preventie (relatieve theorie): gericht op de maatschappij (bv. doodstraf); de straf
schrikt af en voorkomt dat een delict wordt gepleegd.
- Verenigingstheorie (vergelding + preventie)
Bronnen van strafrecht
Geschreven recht
- Europees verdrag voor de rechten van de mens (EVRM) en andere verdragen. Belangrijk
is artikel 6: recht van eerlijk proces. Een verdrag is hoger dan de wet.
- Grondwet: klassieke grondrechten (privacy van de burgers)
- Wet (in formele zin): gaat niet om de inhoud, maar om de schrijver ervan
- Besluit en algemene maatregel van bestuur
Ongeschreven recht
- Jurisprudentie, zie p. 239 = uitspraken rechter. De wet is een interpretatie en de rechter
past de algemene we toe op een individu. Jurisprudentie vult de wet aan en interpreteert
deze.
- Algemene beginselen: proportionaliteitsbeginsel en nemo teneturbeginsel.
Proportionaliteitsbeginsel: middelen en doel zijn gelijk.
Nemo teneturbeginsel: een verdachte kan niet gedwongen worden op bewijs tegen zichzelf te leveren.
Dit heeft alleen betrekking op bewijsmateriaal waarvan het bestaan afhankelijk is van de wil van de
verdachten, zoals verklaringen. Dit geldt dus niet voor vingerafdrukken of DNA.
Wetgevende macht: Staten-Generaal (eerste en tweede kamer) en de regering (ministers en de
koning). De wetgevende macht schrijft de wetten. De regering gaat over Besluit
(uitvoeringswetgeving). Besluit is een aanvulling op de wet, bijvoorbeeld eisen van een laboratorium of
eisen van een Oslo confrontatie. Deze eisen staan niet in de wet omdat de eisen steeds veranderen;
dit zou betekenen dat de wet ook steeds herschreven moet worden. Voor het FO is Besluit nuttiger.
Belangrijke partijen
De verdachte: persoon die door objectieve feiten en omstandigheden als betrokken
beschouwd wordt bij een strafbaar feit, art. 27 SV
Eventueel de advocaat van de verdachte
Politie, art. 141 SV
Openbaar ministerie (officier van justitie of advocaat-generaal bij hoger beroep, art. 148 SV)
Rechterlijke macht
Feitenrechter
- Rechtbank (alle drie in eerste aanleg)
Kantonrechter: overtredingen, alleensprekend
Politierechter: eenvoudige misdrijven, alleensprekend
Meervoudige kamer: overige zaken
- Gerechtshof (hoger beroep)
Geen feitenrechters
- Hoger raad
1
, Casseert bij ernstige rechtsschendingen. Er wordt alleen gekeken of het recht
geschonden is, er wordt niet gekeken naar de feiten of het bewijs.
Als het recht geschonden is, moet het hof de zaak overdoen.
- Europees hof voor de rechten van de mens
Oordeelt of de nationale rechter artikel 6 (eerlijk proces) heeft geschonden.
Taken politie
1) Opsporen strafbare feiten onder leiding van Officier van Justitie
2) Handhaven openbare orde
3) Hulpverlening
Materieel strafrecht
Strafbepalingen
Vormen van daderschap (dader, opdrachtgever, medeplichtigen): wie heeft het strafbaar feit
gepleegd
Beperkingen en uitbreidingen van strafbaarheid
Soorten straffen en maatregelen
Formeel strafrecht, strafprocesrecht
Gaat over hoe je vaststelt dat een verdachte het heeft gedaan
Verloop van de procedure
Opsporingsbevoegdheden
Rechten van de verdachten
Bewijsrecht
Materiaal strafrecht: de delictsomschrijving, deze bestaat uit:
Omschrijving van het delict
Kwalificatie = naam van het delict (moord, doodslag, etc.)
Sanctiebepaling
Deze drie samen vormen de strafbepaling.
De onderdelen van de delictsomschrijving zijn bestanddelen en elementen. De bestanddelen zijn de
dingen die je kan je zien en kan teruglezen in de delictsomschrijving; deze moeten bewezen worden.
De elementen staan niet in de delictsomschrijving maar zijn wel aanwezig zijn. Er zijn twee elementen,
de verdachte moet aannemelijk maken dat dat niet zo is:
1) Wederrechtelijkheid: het delict is in strijd met de wet. Dit hoeft niet, misschien is er wel sprake
geweest van zelfverdediging.
2) Schuld in de zin van verwijtbaarheid: was de verdachte ontoerekeningsvatbaar?
Er zijn drie betekenissen van schuld:
Het gedaan hebben, daderschap, schuldig zijn, etc.
Verwijtbaarheid (element)
Onvoorzichtigheid, verwijtbaarheid: bijv. bij een auto-ongeluk
Les 2
Soorten delicten
Er zijn misdrijven en overtredingen. Een misdrijf is een rechtsdelict en een overtredingen is een
wetsdelict. Je kan niet medeplichtig zijn aan een overtreding en je kan ook niet een poging tot een
overtreding doen. Van beide bestaan er formele en materiële delicten. Formele delicten zijn in de wet
omgeschreven als een handeling. Het verrichten van deze handelingen is strafbaar. Formele delicten,
zoals te hard rijden, hebben geen gevolgen. Materiële delicten hebben een gevolg.
Materieel delict: een feit is strafbaar wegens het nadelige gevolg dat intreedt door toedoen van de
dader. Bijvoorbeeld bij doodslag, waarbij de dood van een slachtoffer door toedoen van een ander is
veroorzaakt.
Formeel delict: artikel in het Wetboek van Strafrecht waarin een specifieke handeling strafbaar is
gesteld, zoals diefstal.
Natuurrecht: een verondersteld universeel geldend hoger recht dat wordt beschouwd als van nature
gegeven. Het staat tegenover het positieve recht dat door mensen is geschapen.
Commissiedelicten zijn 99% van alle delicten. Je pleegt ze door een actieve handeling uit te voeren
zoals mishandeling of moord. Omissiedelicten pleeg je door juist iets niet te doen.
2
, Commune delicten staan in het wetboek van strafrecht. Bijzondere delicten staan overal behalve in het
wetboek van strafrecht.
Een culpoos delict is een delict door schuld (in de zin van onvoorzichtigheid). Het delict had
voorkomen kunnen worden door voorzichtiger te zijn geweest. Een culpoos delict heeft onopzettelijk
plaatsgevonden. Alle overtredingen zijn culpoos; je had beter moeten uitkijken. Een doleus delict is
gepleegd met opzet. Er is sprake van opzet en als degene wist wat voor handelingen hij uitvoerde en
daarvan ook de gevolgen van wilde ervaren. Er is ook voorwaardelijke opzet; bij voorwaardelijke opzet
aanvaardt je de aanmerkelijke kans. Als je de koffer van je buurman voor hem meeneemt, aanvaardt
je de aanmerkelijke kans dat hij hier drugs in heeft gedaan. Zie arrest aanmerkelijke kans in het
juriprudentieoverzicht.
In artikel 350 Sv staat wat een rechter moet doen a.d.h.v. vier deelvragen.
1) Heeft de verdachte het tenlastegelegde feit begaan?
- Ja: verdachte tis de dader, ga door naar vraag 2.
- Nee: vrijspraak.
1) Is het bewezen feit strafbaar?
- Ja: ga door naar vraag 3.
- Nee: geen wederrechtelijkheid, ontslag van alle rechtsvervolging (OVAR).
1) Is de dader strafbaar?
- Ja: ga door naar vraag 4.
- Nee: geen schuld (in de zin van verwijtbaarheid), OVAR
1) Welke straf moet worden opgelegd?
Een dader is iemand die alle bestanddelen van de delictsomschrijving heeft vervuld. De opdrachtgever
van een moord is niet de dader, maar de uitlokker.
Causaliteit
Causaliteit gaat er vanuit dat alles een oorzaak en gevolg heeft. Er is dan een oorzakelijk verband
tussen de handeling van de dader en het strafbare gevolg. Dit geldt alleen als het gevolg ook
daadwerkelijk is ingetreden. Causaliteit is dus alleen van toepassing op materiële delicten. Je moet
vaststellen door wat een gevolg veroorzaakt is. De maatstaf hiervoor is redelijkheid. Dit hangt samen
met je reden: je logische verstand. Het enige criterium dat je moet kennen is toerekening naar
redelijkheid.
Beperking van strafbaarheid (het feit is niet strafbaar: rechtvaardigingsgrond)
Wettelijk:
- Overmacht als noodtoestand
- Noodweer
- Wettelijk voorschrift
- Bevoegd gegeven ambtelijk bevel
Buitenwettelijk (jurisprudentie):
- Afwezigheid van materiële wederrechtelijkheid, deze komt op het tentamen!!!
Je bent niet strafbaar als je een feit begaat waardoor je door overmacht gedwongen bent. Er is sprake
van overmacht als noodtoestand als je een keuze moet maken tussen het plegen van een strafbaar
feit of een zwaarwegende maatschappelijke plicht. Je kan niet anders dan de wet te overtreden.
Noodweer is een noodzakelijke en proportionele verdediging. Er is sprake van een inbreuk op jouw of
andermans lichaam of bezittingen. De inbreuk moet wederrechtelijk zijn. Je mag alleen handelen ten
tijde van de inbreuk en je handelen moet noodzakelijk en proportioneel zijn.
Afwezigheid van materiële wederrechtelijkheid: door het overtreden van de strafbepaling wordt het
belang van die bepaling nageleefd. Iets is strafbaar wegens een te beschermen belang. Soms
bescherm je dat belang door een strafbaar feit te plegen. Je pleegt dan een formeel delict, maar
materieel gezien doe je iets goed. Voorbeeld van de veearts: je mag besmet vee niet bij niet-besmet
vee voegen. Maar de veearts had in een Amerikaans artikel gelezen dat dat juist goed was omdat het
niet-besmette vee dan antistoffen zou aanmaken. Dit is de enige keer in Nederland dat er succesvol
beroep op gedaan is.
Beperking van strafbaarheid (de dader is niet strafbaar: schulduitsluitingsgrond)
Wettelijk:
3