Samenvatting psychopathologie module zes.
Les 1: hoofdstuk 12 (cluster B)
12.1 Inleiding
Persoonlijkheidsstoornis: gedragspatronen die zo inflexibel, rigide en maladaptief worden
dat ze persoonlijk lijden veroorzaken, of wanneer ze het sociale of beroepsmatig
functioneren van betrokkenen belemmeren of een manier van omgaan met anderen, die
uiteindelijk negatieve consequenties heeft.
Automutileert: jezelf verwonden (snijden, bonken, krabben etc.), is een symptoom van
borderline-persoonlijkheidsstoornis. Vaak een poging om aan emotionele pijn te
ontsnappen.
12.2. Typen persoonlijkheidsstoornissen
Kenmerken persoonlijkheidsstoornis: Door rigiditeit van gedragspatroon kan iemand zich
moeilijk aan externe aanpassen, zien vaak niet de ernstige gevolgen van hun gedrag, hebben
overdreven of excessieve persoonlijkheidskenmerken die tot stress en belemmeren en
dagelijks functioneren leiden en geven anderen vaak de schuld (externaliseren). Komt aan
het licht tijdens adolescentie of volwassenheid, maar kunnen al ontstaan in de kindertijd.
10 tot 15 procent in Nederland heeft een persoonlijkheidsstoornis.
Extreme variaties persoonlijkheidsstoornis vaak gehele leven stabiel.
Persoonlijkheid: reeks onderscheidende psychologische kenmerken en gedragsmatige
karakteristieken die elk van ons uniek maakt en ons gedrag verklaren.
DSM-5 criteria persoonlijkheidsstoornis:
- Duurzaam patroon van ervaringen en gedragingen die afwijken van het ‘normaal’ van
de samenleving en komt tot uiting in twee of meer gebieden: cognities, affectiviteit,
interpersoonlijk functioneren en impulsbeheersing.
- Duurzaam en star patroon en zichtbaar in vele persoonlijke en sociale situaties.
- Veroorzaakt lijdensdruk of beperking in functioneren op diverse terreinen.
- Patroon is stabiel en van lange duur en niet later dan adolescentie of vroege
volwassenheid opgetreden.
- Geen andere psychische stoornis al verklaring
- Niet toe te schrijven aan effecten van lichamelijke aandoeningen of drugs.
Persoonlijkheidsstoornis opgedeeld in drie clusters:
- Cluster A: mensen die als vreemd of excentriek worden beschouwd. Hieronder vallen
mensen met paranoïde-, schizoïde- en schizotypische persoonlijkheidsstoornissen.
- Cluster B: Mensen met overmatig dramatische, emotioneel of wispelturig gedrag.
Mensen met antisociale-, borderline-, histrionische- en narcistische
persoonlijkheidstrekken.
- Cluster C: Mensen die vaan nerveus en angstig lijken. Mensen met vermijdende-,
afhankelijk-, en dwangmatige persoonlijkheidsstoornis.
12.4. Persoonlijkheidsstoornissen gekenmerkt door dramatische, emotioneel of
wispelturig gedrag – cluster B
Gedragspatronen die buitensporig, onvoorspelbaar en egoïstische zijn, moeite met
onderhouden en aangaan van relaties. De symptomen hebben een expressieve aard.
,12.4.1. Antisociale-persoonlijkheidsstoornis
Antisociale-persoonlijkheidsstoornis: een persoonlijkheidsstoornis die gekenmerkt wordt
door antisociaal en onverantwoordelijk gedrag en door gebrek aan spijt van misdaden.
Kenmerken van antisociale persoonlijkheidsstoornis: impulsief en komen verplichtingen
met andere niet na, ze schenden de rechten van anderen en houden zich niet aan sociale
normen en conventies, vertonen nauwelijks angst, geen schuldgevoel of spijt na misdrijf,
straffen helpt niet voor gedragsverandering. Vaak gewelddadige en ruwe personen of
intelligent, handig en charmante personen (bedriegen en beroven, charmant vertonen is een
aangeleerd trucje van de persoonlijke wil).
Prevalentie: vaker man
Diagnose: Mensen die 18 jaar of ouder zijn.
Ontwikkeling antisociale-persoonlijkheidsstoornis: het patroon van antisociaal gedrag dat
karakteristiek is voor antisociale-persoonlijkheidsstoornis begint in jeugd (8 jaar) en gaat
door in adolescentie. Vroege vormen van antisociaal gedrag zijn: spijbelen, weglopen,
(seksueel)geweld plegen etc.
crimineel gedrag kan in ontwikkeling verminderen, maar egoïsme, manipulatiedrang, gebrek
aan empathie, schuldgevoel of spijt blijft stabiel.
Sociaal culturele factoren en antisociale-persoonlijkheidsstoornis: het vaakst bij lager
sociaal-economische groepen, door het storende gedrag kunnen ze lastig werk behouden en
krijgen of dat het antisociale gedrag een overlevingsstrategie is voor de moeilijke
levensomstandigheden en dus verkeerde diagnose krijgen.
Antisociaal gedrag en criminaliteit: antisociale persoonlijkheid bestaat uit onafhankelijke
dimensies. De eerste is de persoonlijkheidsdimensie en bestaat uit kenmerken als
oppervlakkige charme, egoïsme, gebrek aan empathie, gevoelloosheid, meedogenloos
profiteren van anderen en onverschilligheid tegen gevoelens en welzijn van anderen.
Psychopathische kenmerken, maar overtreden vaak niet de wet.
De tweede dimensie is de gedragsdimensie en bestaat uit kenmerken als instabiele en
antisociale manier van leven en daardoor problemen met autoriteiten, slecht
arbeidsverleden en instabiele relaties.
Als men crimineel gedrag vertoond kan het ook door andere factoren komen zoals cultuur
en niet elke crimineel heeft een antisociale-
persoonlijkheidsstoornis.
Vier basisfactoren/dimensies van
psychopathische kenmerken:
- Interpersoonlijke factor:
oppervlakkigheid, pompeusheid en
onbetrouwbaarheid.
- Affectieve factor: gebrek aan spijt en
empathie en onvermogen om
verantwoordelijkheid te dragen voor
wangedrag.
- Factor leefstijl: impulsiviteit en gebrek
aan doelen.
- Antisociale factor: beperkte
gedragsbeheersing en antisociaal
gedrag.
Diagnostische kenmerken: à
,12.4.2. Borderline-persoonlijkheidsstoornis
Borderline-persoonlijkheidsstoornis: een persoonlijkheidsstoornis die zich kenmerkt door
plotselinge stemmingswisselingen, gebrek aan samenhangend zelfbeeld en onvoorspelbaar
en impulsief gedrag.
Kenmerken van borderline-persoonlijkheidsstoornis: instabiele relaties, zelfbeeld en
stemming. Onzeker over identiteit, waarden, doelen etc -> knagend gevoel van leegte en
verveling.
Gebrek aan impulscontrole en instabiele stemmingen
Kunnen niet tegen het feit alleen te zijn -> vastklampend en veeleisend in relaties -> duwen
mensen weg -> gevoel van afwijzing -> woede -> relaties onder druk. Gevoelens zijn intens
en wisselend tussen extreem ophemelen en verachting -> kunnen alleen uiterste kiezen ->
korte stormachtige relaties.
Geen psychoses, maar kunnen wel randpsychotisch gedrag vertonen in tijden van stress,
maar vaak wel contact met realiteit.
Kerneigenschappen borderline zijn: woede, eenzaamheid, verveling, diep gevoel van leegte,
impulsiviteit en men kan moeilijk emoties reguleren en worden verteerd door emoties.
Impulsief en onvoorspelbaar gedrag kan zorgen voor automutilatie en suïcidale neigingen en
pogingen. Impulsief gedrag heeft een overlap met hypomaan gedrag van bipolaire stoornis
(ineens geld uitgeven, roekeloos rijden etc.).
Men heeft vaak verstoorde sociale relaties, mogelijk door traumatische ervaring uit de jeugd
-> ze beschouwen relaties al vijandig en denken dat men hun in de steek laat of hun afwijst.
Prevalentie: tussen 1,6 en 5,9 % en vaker vrouw.
Ontwikkeling borderline: kan vroeg in adolescentie uiten, maar pas in adolescentie en
vroege volwassenheid formeel gediagnosticeerd worden. Bij adolescentie vaak slechte
schoolprestaties en sociale onaangepastheid.
De sterkte van de kenmerken van borderline nemen in de loop der jaren wel wat af
De relatie met psychotherapeut: cliënt vertoont dezelfde instabiliteit bij de
psychotherapeutische relatie. Hierbij wisselen de gevoelens ook tussen idealisering en
verontwaardiging.
12.4.3. Histrionische persoonlijkheidsstoornis/theatrale persoonlijkheidsstoornis
Histrionische-persoonlijkheidsstoornis: wordt gekenmerkt door een overmatige behoefte
aan aandacht, lof, geruststelling en goedkeuring.
Kenmerken: gedragen zich dramatisch en emotioneel, maar emoties vaak oppervlakkig,
overdreven en vluchtig. Vaak een hysterische persoonlijkheid. Verwachten dat anderen hun
behoefte aan aandacht vervullen, slachtofferrol als anderen hen tekortschiet. Egoïsme en
willen wat ze willen zo snel mogelijk, routine maakt rusteloos, hunkeren naar nieuwe dingen.
Te veel met zichzelf bezig om intieme relaties te ontwikkelen en diepe gevoelens voor
anderen te hebben. Relaties zijn stormachtig en niet bevredigend.
Prevalentie: vaker bij vrouwen dan mannen.
12.4.4. Narcistische-persoonlijkheidsstoornis
Narcistische persoonlijkheidsstoornis: gekenmerkt door opgeblazen zelfbeeld en bij meiden
dat anderen hen aandacht geven en bewonderen.
, Kenmerken: opscheppen, verwachten lof van anderen, geen empathie voor anderen, gaan
in zichzelf op, minder melodramatisch en meer eigen dunk dan bij histrionische-
persoonlijkheidsstoornis, kunnen handelingen en gedachten beter organiseren dan bij
borderline. Gevoelig voor afwijzing en kritiek en kunnen oude psychische wonden naar
boven halen. Behoefte aan macht en
autonomie in relaties en stellen hoge
eisen aan anderen en hebben geen
empathie voor anderen. Ze gebruiken
anderen voor eigen plezier of om
eigenwaarde te ondersteunen. Dit
overlapt met antisociale trekken.
Prevalentie: minder dan 1%, vaker
man gediagnosticeerd.
Normale mate van narcisme kan een
gezonde aanpassing zijn aan
onzekerheid en faalangst.
12.6. Problemen met de indeling van
persoonlijkheidsstoornissen.
- Kan er bij een
persoonlijkheidsstoornis wel
betrouwbaar onderscheid gemaakt
worden t.o.v. andere klinische
syndromen. Omdat ze soms
overlappen of in de loop van de tijd
op elkaar lijken.
- Daarnaast is er veel overlap binnen
de persoonlijkheidsstoornissen,
daardoor voldoen mensen vaak aan de criteria van meerdere persoonlijkheidsstoornissen.
- Onderscheid tussen normaal en pathologie blijft lastig. Persoonlijkheidsstoornissen zijn
etiketten voor het identificeren van gezamenlijke patronen van ineffectief en vaak
zelfondermijnend gedrag, maar zijn geen verklaring voor het gedrag. Maar kunnen ook
stigmatiserend werken door waardeoordeel ‘persoonlijkheidsgestoord’.
12.7. Theoretische perspectieven
Veel verslagen over persoonlijkheidsstoornissen zijn afkomstig uit psychodynamische
theorieën.
12.7.1. Psychodynamische perspectieven.
Focus op preoedipale periode van 18 maanden tot 3 jaar, waarin kinderen een identiteit
beginnen te ontwikkelen die onafhankelijk is van de ouders. En kijken naar de ontwikkeling
van zelfgevoel bij het verklaren van stoornissen.
- Hans Kohut, zelfpsychologie: voor de ontwikkeling van volwassen persoonlijkheid is
belangrijk hoe het zelf zich ontwikkeld en of de persoon een gevoel van eigenwaarde,
waarden en samenhangend en realistisch zelfgevoel ontwikkeld.
Vroege jeugd is een gezond stadium van gezond narcisme. Ze voelen zich machtig en
hebben het idee dat de wereld om hen draait, zij beleven ouders als geïdealiseerde