Laboratoriumwerkzaamheden
Practicum Samenvatting, Inclusief Theorie
1. Urine Onderzoek 2
1.1 Teststrip Onderzoek 2
1.2 KETO-DIABUR 3
1.3 COMBUR 3 4
1.4 COMBUR 2 - LN 5
1.5 COMBUR 9 6
1.6 Soortelijke Massa 8
1.7 Indoop Voedingsbodem 8
1.8 Microscoop 10
1.9 Urine Sediment 12
2. Histologisch en Cytologisch Onderzoek 20
2.1 Feces Onderzoek 20
2.2 Verterings Onderzoek 20
2.3 Wormeieren Onderzoek 20
2.4 Schimmel Onderzoek 21
2.5 Versturen van Materiaal 22
2.6 DNAB 23
2.7 Histologisch/Cytologisch Onderzoek 23
2.8 Parasieten 24
3. Bloedonderzoek 25
3.1 Bloeduitstrijkje 25
3.2 Bloedprikken 26
3.3 Hb 27
3.4 Hematocriet 28
3.5 Revloret 28
3.6 Automatisch pipet 29
1
,1. Urine Onderzoek
1.1 Teststrip Onderzoek
● Belangrijke punten:
1. Dop
■ Tijdig terug plaatsen (in de dop zit droogmiddel)
2. Houdbaarheidsdatum
3. Inwerktijd
■ In de urine dopen, aftikken en vlak neerleggen
■ Na 1 minuut direct aflezen
4. Vasthouden aan het lange eind
5. Aflezen, lange eind van strip aan kant van de dop houden
● Teststrip gebruiken:
1. Urine zwenken = homogeniseren
2. Teststrip indopen
3. Direct af tikken
4. Teststrip vlak neerleggen
5. 1 minuut wachten
6. Aflezen door te vergelijken met kleuren op potje
7. Bij twijfel, laagste uitslag kiezen (1 kleur lager)
Theorie:
● Teststroken: strips van filterpapier die voorbehandeld zijn met stoffen die een kleurreactie
vertonen bij aanwezigheid van gezochte stof
○ Bij twijfel tussen kleuren, altijd de kleur kiezen die de minste verandering aangeeft
● Eisen werken met teststroken:
○ Let op de vervaldatum
○ Gevoelig voor vocht en licht, verwijder droogmiddel niet, direct dop weer op flacon
doen
○ Kort in urine dompelen
○ Overtollige urine aftippen
○ Vergelijk bij goed licht
○ Kleurverandering = positieve reactie
○ Lees bijsluiter voor oorzaken van fout-positief als fout-negatief
○ Niet in de koelkast of boven 30 C bewaren
● Praktische uitvoering:
1. Doop de strip kort (max 1 seconde) in verse, niet-gecentrifugeerde en goed gemengde
urine.
2. Tip de overtollige urine af.
3. Vergelijk op aangegeven tijd de gevonden kleuren met kleurenschaal.
● Urine verkrijgen:
○ Hond: steelpannetje
○ Katten: speciale kattenbakkorrels en met pipet urine opzuigen
■ Kattenbak schoonmaken met schoonmaakmiddel en na spoelen met water
(voor gebruik met speciale korrels)
○ Kleine dieren: blaaspunctie
2
, ○ Potje: schoon van de dierenarts of apotheek
■ Geen jem potje ivm glucose of resterende bacteriën
● Urine ontvangen:
1. Vraag klant om urine direct naar praktijk te brengen of in de koelkast te bewaren,
maximaal 12 uur na verzamel moment
2. Etiket -> om te identificeren
3. Noteer helderheid/troebel (voor dat urine koelkast in gaat ivm suiker die neerslaat)
4. Noteer kleur
5. Noteer geur
a. Rotte eieren = bacteriën
b. Aceton = diabetes
Theorie:
● Urine verzameld: vraag eigenaar welke wijze, tijdstip en hoe het bewaard is.
○ Bij ontvangst urine helderheid noteren
○ Onderzoek niet binnen 30 min? Gekoeld bewaren 0-4 ०C, onderzoek binnen 12 uur
○ Urine langer dan 24 uur bewaren? = invriezen (hierna niet meer te gebruiken voor
sediment omdat cellen en kristallen geheel zijn geworden)
○ 24 uurs urine, conserveringsmiddel toevoegen (raadpleeg lab)
● Urine verzamelen:
○ Kattenbak (binnen katten), met heel weinig of geen kattenbakvulling, kleine stukjes
(schoon) plastic, of speciale kattenbakkorrels die geen urine opnemen. Hierna kan
met een injectiespuit of pipet de urine verzameld worden.
○ Cystocentese of katheteriseren (buiten katten).
■ Cystocentese is het aanprikken van de blaas door de buikwand heen.
■ Katheteriseren is het inbrengen van een dun slangetje / katheter om de blaas
te legen. Met katheteriseren kan urine zonder verontreinigen of zelfs steriel
worden opgevangen.
● Fysisch onderzoek: bepalen van kleur, helderheid, geur, soortelijke massa (gewicht).
● Licht- tot donkergeel = normale kleur
○ Afhankelijk van diersoort, voeding, tijd van verzamelen, concentratie
● Rode kleur = bloed
○ Hemature: erytrocyten in bloed = rode tot roodbruine kleur
● Donkergele tot lichtbruine = galkleurstoffen
● Helder = geen afwijkingen
● Ammoniakgeur = urineweginfectie
● Zwavelgeur = ernstige urine infectie
● Aceton = diabetes mellitus
1.2 KETO-DIABUR
● Meet ketonen en glucose
● Ketonen = ruikt naar aceton
● Ketonen: afvalproduct van de vetstofwisseling
○ Alleen bij extreme vetstofwisseling heb je ketonen als afvalstof dit ivm het gebrek
van glucose
○ Dit kan komen door:
1. Chronisch braken (dier neemt geen glucose meer op)
3
, 2. Diarree
3. Hongeren (wil niet eten)
4. Suiker ziekte (geen glucose betekent dat er geen energie verkrijgbaar is)
● Glucose hoort NIET in de urine
○ De nieren horen dit NIET door te laten
○ Als glucose in bloed meer dan 10 mmol/l is dan komt het in de urine (indicatie voor
diabetes)
○ Normale waarde van glucose bij mensen is 3,5-5,5 mmol/l, dieren hebben een lagere
waarden (verschil per diersoort en ivm dieet)
● Uitslag Teststrip
Ketonen Glucose Betekenis
+ - Extreme vetstofwisseling
- - Niks (we weten niks)
+ + Diabetes
- + Oudere dieren
● Diabetes I = autoimmune
● Diabetes II = ouderdom ivm voeding/levensstijl/overgewicht
Theorie:
● Diabetes mellitus: weinig of geen insuline geproduceerd door eilandjes van Langerhans in de
pancreas of alvleesklier. Glucoseconcentratie in bloed hoog, nieren laten glucose door.
○ Verstoorde koolhyrdraatwisseking en vestowisseling
○ Diagnose: positief ketolichamen, glucose in urine, en glucose en fructosamine gehalte
in bloed
● Alimentaire glucosurie: grote hoeveelheden glucose genuttigd
● Renale glucosurie: nierafwijkingen, nier niet in staat om bloedglucose terug te absorberen
● Glucose = teststrook = geel → groen → blauw (hoog)
● Ketonurie: ketostoffen aceton en diaceetzuur in urine bij stoornis vetstofwisseling
○ Teststrip = violet
1.3 COMBUR 3
● Meet glucose, pH (1-14) en eiwit
● Ph = zuurgraad ( 1 ™ 14)
○ Zuur = pH 1
○ Alkalisch = pH 15
○ Neutraal = pH 7
● Test strip gebruiken:
○ Indopen, aftikken, vlak neerleggen, na 1 minuut aflezen
● pH kan beïnvloed worden door voeding
○ Planteneters = >7-8 pH
○ Vleeseters = 4-6 pH
● Waarom willen we het pH weten? Dit ivm eiwit!
4