Uitgewerkte leerdoelen van het boek
Hoofdstuk 1
De student:
• weet welke internationaalrechtelijke aspecten betrokken zijn bij de
Europese Unie;
Staatsoevereiniteit, supranationale organisatie, vrij verkeer van goederen,
diensten, personen en kapitaal (interne markt).
kan de begrippen intergouvernementeel, supranationaal uitleggen;
Internationale organisaties
Staten kunnen een samenwerkingsverband aangaan, maar ook personen kunnen
gezamenlijk een internationaal organisatie oprichten. Er zijn dan ook twee
soorten organisaties:
1. gouvernementele organisatie
2. non-gouvernementele organisatie
Gouvernementele organisaties
Een samenwerking verband tussen staten wordt een gouvernementele
organisatie genoemd. De oprichting van zo een organisatie gebeurt in een
verdrag. In dat verdrag vermelden de lidstaten de doelstellingen en de middelen
die de organisatie nodig heeft om de doelstellingen de bereiken. Een
internationale organisatie biedt staten de mogelijkheid om samen te werken op
een bepaald beleidsterrein. Staten kunnen bij het oprichten van een organisatie
kiezen of en hoeveel soevereiniteit ze afstaan aan deze organisatie.
Intergouvernementeel
Als lidstaten geen soevereiniteit afstaan, wordt de organisatie een
intergouvernementele organisatie genoemd. Meestal richten staten een
intergouvernementele organisatie op. Lidstaten geven in dat geval maar weinig
macht aan de organisatie, omdat ze zelf willen blijven bepalen wat er gebeurt. De
staatssoevereiniteit wordt dan niet, of maar een kleine beetje overgedragen. Alle
beslissingen worden hoofdzakelijk door de staten gezamenlijk genomen.
Intergouvernementele organisatie is een samenwerking tussen lidstaten.
Supranationaal
Als lidstaten wel beslissingsbevoegdheid afstaan aan de organisatie, is er sprake
van een supranationale organisatie. De Europese Unie is echter een
supranationale organisatie. Een supranationale organisatie staat boven de
lidstaten, terwijl een intergouvernementele organisatie een samenwerking is
tussen lidstaten. De lidstaten staan in dat geval vrijwillig een gedeelte van hun
beslissingsbevoegdheid af aan een internationale organisatie. Zij accepteren dat
deze organisatieregels vaststelt waar zij zich aan moeten houden. De lidstaten
kunnen niet meer zelfstandig de inhoud van de regels bepalen.
kan uitleggen wat staatssoevereiniteit is en hoe deze kan worden beperkt;
De overheid heeft de ultieme beslissingsbevoegdheid op het grondgebied van de
staat en is de enige die wet- en regelgeving kan opstellen. De overheid heeft
hiermee staatssoevereiniteit: dat betekent dat andere staten niet kunnen
,bepalen hoe Nederland zijn regelgeving vormgeeft, deze macht licht alleen bij de
nationale overheid.
Deze macht kan op twee manieren worden beperkt: de soevereiniteit kan
vrijwillig worden overgedragen of onvrijwillig worden beperkt
Soevereiniteit overdragen
De staat kan beslissen om de beslissingsbevoegdheid over te dragen aan bv.
Internationale organisatie. De staat kan dan niet meer zelf alle regels stellen,
maar accepteert dat een organisatie dan hoger en gezaghebbender dan de staat
zelf is. Dit wordt gedaan bij bijvoorbeeld voor het belang van het land en welzijn
van de inwoners.
Soevereiniteit onvrijwillig beperkt
Bij een land kan onvrijwillig de beslissingsbevoegdheid uit de handen worden
genomen. Een staat kan worden binnengevallen door een ander land, die land
kan de macht overnemen. De beslissingsbevoegdheid is dan beperkt. De
overheersende staat neemt op dat moment alle beslissingen. Dit kan door een
militaire ingrijp door een onafhankelijk staat gebeuren of door een mandaat dat
de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties heeft afgegeven om een land binnen
te vallen.
kan uiteenzetten wat de doelstellingen van de Europese Unie zijn;
De Europese Unie is het resultaat van verschillende opeenvolgende
internationale verdagen.
Deze internationale verdragen regelden achtereenvolgens welke doelstellingen
de EU nastreeft en binnen welke juridische kaders dat mag gebeuren.
Op dit moment zijn in de EU de volgende twee verdagen van kracht:
- het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU)
- het verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU)
De twee verdragen vormen de juridische ruggengraat van de Europese Unie, zou
je kunnen zeggen. Naast deze verdragen is het Handvest van de Grondrechten
van de EU een belangrijk EU-verdrag. Aan het VEU en het VWEU zijn overigens
ook nog verschillende protocollen gehecht, waarin hele specifieke onderwerpen
aanvullende afspraken zijn gemaakt.
In het Verdrag van betreffende Europese Unie staan in art. 3 de doelstellingen
van de EU opgesomd.
De belangrijkste doelstellingen:
- vrede en welzijn
- het creëren van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht
- het oprichten en voltooien van de interne markt
, - het instellen van een Economische en Monetaire Unie (EMU)
- het beschermen van mensenrechten
De EU heeft twee instrumenten om de doelstellingen de bewerkstellingen; de EU
kan enerzijds besluiten tot een strategie van negatieve integratie en anderzijds
tot positieve integratie.
Negatieve integratie betekent dat de EU overgaat tot het uitvaardigen van
verboden ‘je mag niet’. Positieve integratie betekent dat de EU overgaat tot het
uitvaardigen van geboden ‘je moet’. Het doel hierbij is om de nationale
regelgeving van de lidstaten te uniformeren, harmoniseren. Vaak worden beide
strategieën tegelijk uitgerold. Het gebruik van beide vormen is een succes.
Vrede en welzijn
De EU heeft primair als doel om vrede en welzijn in Europa te bewerkstelligen.
Het middel om deze vrede en welzijn te bereiken is economische integratie.
Wanneer lidstaten economisch samenwerken, zorgt dit ervoor dat de economieën
van de lidstaten met elkaar verweven raken. Deze economische verstrengeling
dient niet alleen economisch doel. Met andere woorden, economische integratie
dient niet alleen ter versterking van de algehele welvaart. Economische
verwevenheid tussen de lidstaten zorgt er namelijk ook voor dat eventuele
conflicten tussen lidstaten eerder op een diplomatieke wijze opgelost worden.
Immers, je maakt geen ruzie met je handelspartner, want dat betekent
achteruitgang van de eigen economie. Daarbij komt dat lidstaten afhankelijk van
elkaar worden door het aangaan van economische samenwerking.
Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht
Burgers van de EU mogen over het algemeen in alle lidstaten verblijven om te
werken, te studeren of te genieten van hun pensioen. Als werknemers, studenten
en vakantiegangers binnen de EU kunnen gaan en staan waar ze willen, maar
dan kunnen criminelen en illegalen dat ook. Door open grenzen is het immers
gemakkelijker voor hen geworden om zich binnen de EU te verplaatsen. De EU
zorgt daarom voor beleid dat grensoverschrijdende criminaliteit en illegale
migratie bestrijdt. Justitiële samenwerking in strafzaken, grensbewaking en
gemeenschappelijke beleid op het gebied van asiel en immigratie behoren alle
tot deze beleidspijler.
Interne markt
Het oprichten van een interne markt is wellicht de bekendste doelstelling van de
EU. De interne markt maakt het mogelijk dat er steeds meer gehandeld wordt
tussen bedrijven die in de lidstaten zijn gevestigd, dat er steeds meer personen
over de grens gaan werken en dat iedereen overal in de EU kan investeren. De
bedoeling is dat de nationale markten steeds meer geïntegreerd worden tot één
gemeenschappelijke markt, waarin alle bedrijven en personen dezelfde kansen
en mogelijkheden hebben. Deze markt behelst een ruimte zonder economische
grenzen en belemmeringen, waar het economisch verkeer zich zo vrij mogelijk
kan bewegen.
Hoewel de interne markt en economische vooruitgang belangrijk zijn, heeft de EU
zich tot doel gesteld om bij het inrichten van die interne markt niet uitsluitend
economische doelen na te streven. In art. 3 VEU wordt bv expliciet genoemd dat
de EU bij het creëren van de interne markt oog moet hebben voor sociale
vooruitgang en voor een hoog niveau van bescherming en verbetering van de
kwaliteit van het milieu. Daarnaast moet de interne markt gepaard gaan met
beleid gericht op het creëren van gelijkheid voor mannen en vrouwen op de
, arbeidsmarkt, het tegengaan van discriminatie en het voorkomen van sociale
uitsluiting.
Economische en Monetaire Unie
De EMU valt uiteen in twee pijlers: het monetaire beleid vormt de ene pijler en
het economische beleid de andere.
Monetair beleid
De Europese centrale Bank (ECB) is verantwoordelijk voor het monetaire beleid in
de EU. De ECB wordt daarbij geassisteerd door de nationale banken van de
lidstaten. De belangrijkste pijl van de EMU is de gemeenschappelijke munt. Een
groot aantal lidstaten is inmiddels overgestapt op de euro. Deze landen vormen
de eurozone. Montenegro en Kosovo zitten niet in de Eurozone en bieden wel de
betaalmogelijkheid zonder overeenkomst met de EU.
Een voordeel van een gemeenschappelijke munt is onder andere dat de
consumenten de prijzen van producten en diensten in zijn eigen land snel kan
vergelijken met die uit andere lidstaten, wat de handel tussen de lidstaten
bevordert. De drempel om buitenlandse goederen aan te kopen neemt kortom af
als alle landen dezelfde munt hebben. Dit verhoogt de afzetmarkt van producten
aanzienlijk, waardoor niet alleen consumenten, maar ook bedrijven profiteren van
een gemeenschappelijke munt. Daarnaast hoeven erdoor bedrijven, overheid en
consumenten geen kosten meer te worden gemaakt die verband houden met het
omzetten van nationale valuta naar buitenlandse valuta. Internationale
transacties kunnen daardoor gemakkelijker worden gedaan.
Ondanks alle voordelen hebben niet alle lidstaten van de EU de euro als
betaalmiddel. Dit kan zijn doordat een gemeenschappelijke munt het lastig
maakt om nog nationaal economisch beleid te voeren. Je kunt bijvoorbeeld niet
langer de nationale economie stimuleren door zelfstandig te besluiten extra geld
in de economie te pompen door het uitvaardigen van extra valuta. Deelname aan
gemeenschappelijke munt betekent dat je voor een dergelijke beslissing
afhankelijk bent van de instemming van mede-eurolanden, of meer in het
bijzonder de ECB. Een ander nadeel van de euro is dat het economische
onderpresteren van een land gevolgen kan hebben voor alle andere deelnemers
aan de euro. Economische tegenspoed in een van de eurolanden kan namelijk
effect hebben voor de waarde van de euro. Als de waarde van de euro daalt heeft
dit consequenties voor de welvaart in alle eurolanden. Hoewel het niet
deelnemen aan de euro soms een keuze is, nemen andere landen niet deel aan
de euro omdat er bepaalde voorwaarden zijn waaraan die lidstaten niet aan
voldoen. Er zijn bijvoorbeeld allerlei eisen op het gebied van prijsstabiliteit en
overheidsfinanciën waaraan een lidstaat moet voldoen, alvorens deelname aan
de euro wordt goedgekeurd. Hoewel het voeren van de euro als wettelijk
betaalmiddel enkele nadelen heeft, lijken de voordelen zwaarden te wegen en
neemt het merendeel van de lidstaten deel aan de EMU.
Economisch beleid
Het economisch beleid blijft, ondanks Europese samenwerking op dit vlak
grotendeels de verantwoordelijkheid van de lidstaten en heeft een
intergouvernementeel karakter. De nationale regeringen moeten hun economisch
beleid wel coördineren met het oog op de gezamenlijke doelstellingen van
stabiliteit, groei en werkgelegenheid in de eurozone. Die coördinatie wordt onder
andere gewaarborgd door het stabiliteits- en groeipact (SGP) dat afspraken bevat
over begrotingsdiscipline, zoals beperking van het overheidstekort en de
staatsschuld. De afstemming van het nationaal economisch beleid gebeurt in een
jaarlijkse cyclus die bekendstaat als het ‘Europees semester.