Hoofdstuk 1 - Inleiding
Het bestuursrecht houdt zich bezig met de bestuursactiviteit van de overheid. Het
bestuursrecht is het recht dat de overheid bij haar bemoeienis met de samenleving het
nodige juridische instrumentarium biedt. Tevens regelt het bestuursrecht de bescherming
van de burgers tegen de overheid.
Het bestuursrecht is niet op één plaats te vinden. Daarvoor moeten het internationale recht,
de nationale wetgeving, de jurisprudentie en de literatuur worden bestudeerd. Onder de
nationale wetgeving vallen de talrijke bestuursrechtelijke wetten (Zoals de Wet ruimtelijke
ordening), algemene maatregelen van bestuurs (zoals het Bouwbesluit) en de decentrale
regelingen (zoals gemeentelijke verordeningen). Deze verzameling wordt aangeduid als het
bijzonder bestuursrecht. Veel algemene regels van bestuursrecht zijn in de afgelopen jaren
samengebracht in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit noemt men het algemeen
bestuursrecht.
Behalve een onderscheid tussen algemeen en bijzonder bestuursrecht, is het mogelijk nog
een onderscheid te maken, namelijk het onderscheid tussen materieel en formeel recht. Het
materiële bestuursrecht heeft betrekking op de inhoud van rechten en plichten. Die staan
zowel in de Awb als in de bijzondere bestuurswetten. Het formele bestuursrecht, ook wel het
procesrecht genoemd. heeft betrekking op de rechtsbescherming van de burger tegen het
overheidshandelen.
Met de totstandkoming van de Awb is geprobeerd de volgende doelen te bereiken:
● De eenheid in de bestuurlijke wetgeving bevorderen
● De bestuurlijke wetgeving systematiseren en vereenvoudigen
● In de wet normen vastleggen die zich in de jurisprudentie hebben ontwikkeld
(codificatie)
● Voorzieningen treffen die naar hun aard een algemene regeling behoeven.
De algemene wet bestuursrecht kent een gelaagde structuur, van algemeen naar bijzonder.
De algemene bepalingen gelden altijd, de bijzondere voor specifieke gevallen.
De Algemene wet bestuursrecht is een wet die zoveel mogelijk algemene werking moet
hebben. Natuurlijk blijven bijzondere wetten bestaan en de vraag doet zich dan voor welke
voorschriften voorrang hebben. De memorie van toelichting spreekt over vier soorten regels
die in dit verband een rol spelen:
● Regels van dwingend recht
● Regels van regelend of semi dwingend recht
● Regels van aanvullend recht
● Regelingen van facultatief recht
3 BIG B’s:
● Bestuursorgaan (hoofdstuk 2)
● Belanghebbende (hoofdstuk 2)
● Besluit (hoofdstuk 3)
Gemaakt door Sophia Vernooij - Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
,Hoofdstuk 2 - Bestuursorganen, belanghebbenden, bevoegdheid en
bestuurshandelingen
We onderscheiden in Nederland verschillende soorten bestuursorganen. Sommige zijn zeer
voor de hand liggend en zijn algemeen bekend, zoals een burgemeester, andere zijn
daarentegen niet voor de hand liggend, bijvoorbeeld een college van bestuur van een
universiteit (niet altijd).
Bestuursorganen
Het begrip bestuursorgaan is een van de kernbegrippen van de Awb. Als een persoon of
instelling als bestuursorgaan is aan te merken, is de Awb van toepassing.
Art. 1:1 Awb maakt onderscheid tussen twee typen bestuursorganen.
➔ Art. 1:1 lid 1 onder a, spreekt van organen van rechtspersonen die krachtens
publiekrecht zijn ingesteld. Dit zijn a-organen.
➔ Art. 1:1 lid 1 onder b, wordt gesproken over personen en colleges met enig openbaar
gezag bekleed (bij wettelijk voorschrift, bij beslissende invloed op de inhoud en
overwegende financiering door de overheid). Dit noemen we b-organen
De a-organen vallen volledig onder de werking van de Awb. Voor b-organen geldt dat zij
slechts onder de Awb vallen, voor zover zij met openbaar gezag bekleed zijn. Ze worden
alleen als bestuursorgaan aangemerkt wanneer de overheid beslissende invloed heeft over
de inhoud en er sprake is van overwegende overheidsfinanciering.
Het begrip bestuursorgaan is zo belangrijk in het bestuursrecht, omdat alleen dan de Awb
van toepassing is.
A-organen
Vallen voor hun hele doen en laten onder de Awb; ook bij verrichten van feitelijke of
privaatrechtelijke handelingen. A-organen behoren tot een publiekrechtelijke rechtspersoon:
staat, provincies, gemeenten en waterschappen (Art 2:1 lid 1 BW). . A-orgaan (artikel 1:1 lid
1 sub a) valt volledig onder de werking van de Awb. Er is sprake van een publiekrechtelijke
persoon, indien de wetgever een specifieke wet opneemt dat een instelling
rechtspersoonlijkheid bezit. De organen:
● Provincie: Provinciewet
● Gemeente: Gemeentewet
● Waterschap: Waterschapswet
De belangrijkste publiekrechtelijke rechtspersonen zijn de staat, de provincies, de
gemeenten en de waterschappen.
❏ Belangrijkste organen Provincie: de provinciale staten, (het college van)
gedeputeerde staten en de Commissaris van de Koning (art. 6 Provw)
❏ Belangrijkste organen Gemeente: de raad, het college (van b&w) en de
burgemeester (art. 6 Gemw)
❏ Belangrijkste organen Waterschap: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en
de voorzitter (art. 10 Wschw)
Gemaakt door Sophia Vernooij - Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
,B-organen
Zijn personen of colleges die met enig openbaar gezag zijn bekleed. Als een persoon of
instelling niet kan worden aangemerkt als a-orgaan, is er mogelijk sprake van een b-orgaan.
Er is sprake van openbaar gezag als de persoon/ college in staat is om besluiten te nemen
uit art. 1:3 Awb. B-orgaan (artikel 1:1 lid 1 sub b Awb) valt alleen onder de werking van de
Awb als zij met openbaar gezag zijn bekleed. B-organen zijn vaak privaatrechtelijke
personen. Zijn slechts b-organen als ze onder de Awb vallen, voor zover zij met openbaar
gezag bekleed zijn.
Uitzonderingen
In art. 1:1 lid 1 Awb wordt een definitie gegeven van een bestuursorgaan. In het tweede lid
van dit artikel worden organen genoemd die niet als bestuursorgaan worden aangemerkt.
➔ Ze vallen wel onder de definitie, maar worden door de wetgever niet als
bestuursorgaan aangemerkt
Onder lid 2 wordt de wetgevende macht uitgezonderd. Dit voorkomt strijd met de
machtenscheiding (Klopt niet als een rechter als bestuursorgaan wordt aangemerkt)
Lid 3: wanneer de personen of instellingen uit het tweede lid handelingen verrichten ten
aanzien van ambtenaren, worden ze wel als bestuursorgaan aangemerkt.
Belanghebbende
De definitie van het wettelijke belanghebbendenbegrip staat in art. 1:2 Awb. ‘Een
belanghebbende is degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken’.
Bestuursorganen van overheden besteden veel aandacht aan het betrekken van
belanghebbende bij de voorbereiding van besluiten, dit gebeurt door diverse vormen van
buurtparticipatie. Het recht beperkt zich tot diegenen die als belanghebbende in de zin van
de Awb kunnen worden aangemerkt.
De Awb kent aan belanghebbenden diverse rechten toe: aanvraag indienen, toegezonden
krijgen van een ontwerpbesluit, indienen van zienswijzen, ontvangen van een motivering, het
instellen van rechtsmiddelen of het indienen van een verzoekschrift tot schadevergoeding
Uit de jurisprudentie kunnen criteria worden afgeleid om te bepalen of iemand (een natuurlijk
persoon) belanghebbende is. Het ezelsbruggetje van de OPERA-criteria is: objectief
bepaalbaar, persoonlijk belang, eigen belang, rechtstreeks belang en actueel belang
Het begrip belanghebbende is zo belangrijk in het bestuursrecht, omdat alleen een
belanghebbende in rechte kan opkomen tegen besluiten.
Gemaakt door Sophia Vernooij - Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
, Objectief bepaalbaar belang: een belang mag niet te subjectief zijn, een belang mag niet
enkel in iemands persoonlijke belevingswereld bestaan.
Persoonlijk of individueel belang: wil zeggen dat het een belang is waarmee iemand zich
voldoende onderscheidt van andere burgers. Hulpmiddel: zicht- of afstandscriterium, de
belanghebbende mag niet te ver weg wonen en het zicht op het object moet reëel zijn. Maar
hoeft ook niet: milieuoverlast
Eigen belang: iemand kan, behalve met een uitdrukkelijke machtiging, niet opkomen voor
belangen van anderen.
Actueel belang: een belang moet actueel zijn. Toekomstige ontwikkelingen zijn onzeker en
dus niet een actueel belang.
Niet alleen natuurlijke personen, maar ook privaatrechtelijke personen en bestuursorganen
kunnen belanghebbenden zijn in het bestuursrecht.
➔ De provincie weigert een subsidie aan gemeente, gemeente maakt bezwaar
Het legaliteitsbeginsel (hoofdstuk 2) en het specialiteitsbeginsel (hoofdstuk 4) vormen het
fundament van het publiekrecht.
Het legaliteitsbeginsel houdt in: wetmatigheid van bestuur (bestuurshandelingen moeten een
basis hebben in de wet)
Bevoegdheden kunnen aan een bestuursorgaan worden toegekend op grond van:
● Attributie: het bij wettelijk voorschrift toedelen van een bevoegdheid, scheppen van
een nog niet bestaande bevoegdheid
● Delegatie: het overdragen door een bestuursorgaan van zijn bevoegdheid tot het
nemen van besluit aan een ander die deze onder eigen verantwoordelijkheid
uitoefent = overdracht (Bep: Afdeling 10.1.2 Awb / Art. 10:13 Awb), overdragen van
een bestaande bevoegdheid
➔ Bijv: vd gemeenteraad naar het college (ene is bevoegdheid kwijt, vg wet mogelijk)
● Mandaat: de bevoegdheid om in de naam van een bestuursorgaan besluiten te
nemen = opdracht (Bep: Afdeling 10.1.1 Awb / Art. 10:1 Awb)
➔ Mag aan niet-ondergeschikten onder vw, blijft bevoegd, geen specifieke eis
Gemaakt door Sophia Vernooij - Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.