Bestuursrecht: besluitvorming
Aantekeningen HC
,Inhoudsopgave
Bevoegdheid……………………………………………………………………………………. .2
Rechtsgelijkheid, rechtszekerheid/vertrouwen en transparantie……………………….5
Nadere normstelling, consistentie, beleid…………………………………………………...8
Wijzigen en intrekken van algemene regels en beschikking, overgangsrecht….......10
Zorgvuldige voorbereiding: algemeen……………………………………………………....13
Zorgvuldige voorbereiding: bijzondere procedures……………………………………....16
Subsidies, geldschulden……………………………………………………………………….19
Overheid en privaatrecht……………………………………………………………………….22
Nadeelcompensatie……………………………………………………………………………...27
Schadevergoeding……………………………………………………………………………….32
Toezichtsbevoegdheden, herstelsancties…………………………………………………...34
Bestraffende sancties, handhaving openbare orde…………………………………….....38
Wob, gegevensverwerking……………………………………………………………………..42
Rechtmatige en behoorlijk handelende overheid…………………………………………..47
1
,Week 1A: Inleiding, bevoegdheid
Ontwikkeling bestuursrecht
Van der Hoeven schrijft in zijn boek over drie dimensies van het bestuursrecht. Ten eerste
legitimatie, dit gaat over de onderbouwing van macht en gezag. Ten tweede instrumentatie,
hiervoor is een organisatie vereist (bijvoorbeeld Rijk, provincie etc.) en middelen (bijvoorbeeld
publiekrechtelijk, wetgeving, geld etc.). Ten derde de machtsuitoefening zelf, de normering van
en rechtsbescherming tegen overheidshandelen.
Besluitvormingsnormen
De rechtsbeginselen gelden voor het gehele recht, voor alle overheidsinstanties. Zo kennen we
het legaliteitsbeginsel (bevoegdheidsgrondslag en gebondenheid), rechtsgelijkheid,
rechtszekerheid (formeel: kenbaar, duidelijk, begrijpelijk ; materieel: honoreren gerechtvaardigd
vertrouwen en geen terugwerkende kracht) en evenredigheid (daadwerkelijke
belangenafweging, subsidiariteit en proportionaliteit).
Een Europese verordening is een avv. Vaak gaat het echter in die verordeningen om ‘de
lidstaat’, maar wie is dan de bevoegde autoriteit? Vaak geeft het nationaal recht dit aan, maar
niet altijd. Is zonder een precieze aanwijzing van een bestuursorgaan dan sprake van
incomplete attributie? Een probleem dat zich voordeed in een zaak bij het HvJEU was dat er
onregelmatigheden waren omtrent de verlening van subsidies van een Europees fonds (ESF),
hierdoor was er een verplichting om het bedrag terug te vorderen, maar hiervoor was geen
nationaal bestuursorgaan aangewezen. Dit probleem speelt vooral bij verordeningen, niet bij
richtlijnen want daar is implementatie noodzakelijk waarbij een bestuursorgaan wordt
aangewezen.
I.p.v. een verordening, kan er ook sprake zijn van een beschikking. In een arrest van het HvJEU
gaat het over een Europese beschikking die gericht is tot de lidstaat ten nadele van de burger.
De Europese Commissie had subsidie verleend maar de SOMVAO kon dit niet goed
verantwoorden dus moest het worden teruggevorderd. Vormt die beschikking dan voldoende
grondslag daarvoor? Het Hof ging voor de veilige route en zocht de grondslag in de
Unierechtelijke verordening. Die verordening kan een verplichting scheppen voor een lidstaat en
grondslag zijn voor besluiten van nationale bestuursorganen.
De algemene beginselen van behoorlijk bestuur zijn als volgt:
● Zorgvuldige voorbereiding, 3:2
- Feiten vaststelling
- Horen, inspraak
- Advisering
● Motivering, 3:46/47
- Aanwezig, correct, draagkrachtig
● Gelijkheidsbeginsel
● Vertrouwensbeginsel
● Evenredigheidsbeginsel
2
, Hiernaast kennen we ook nog behoorlijkheidsnormen, dit zijn zoal open en duidelijk zijn
(transparant, goede informatieverstrekking, luisteren naar burger en goede motivering),
respectvol, betrekken en oplossingsgericht, eerlijk en betrouwbaar zijn.
Ten slotte kennen we good governance, denk hierbij aan rechtmatigheid, transparantie,
verantwoordelijkheid en verantwoording, effectiviteit en participatie.
Waarom zijn er (besluitvormings)procedures?
Het gaat bij besluitvorming om waarheid en rechtvaardigheid. Wat is waar? Wat is rechtvaardig?
Dit is echter niet altijd even makkelijk gezien de onzekerheid en subjectiviteit. Oplossingen
hiervoor zijn ten eerste macht, degene die de macht heeft bepaalt wat waar en rechtvaardig is.
Ten tweede doelredenering, uitgaan van het gewenste resultaat. Ten derde ritueel, met ritueel
de onzekerheid en subjectiviteit bezweren.
Niklas Luhmann stelde echter dat de procedure niet gericht dient te zijn op absolute waarheid
en absolute rechtvaardigheid, maar op intersubjectiviteit (accepteren dat mensen anders
denken), selectiviteit (specialiteitsbeginsel: alleen feiten erbij halen die relevant zijn voor de
procedure), acceptatie van beslissingspremissen (toepasselijke normen en inrichting van de
procedure → consensus over spelregels) en geen autonoom proces, maar een regelmatige
procedure. Dit noemen we de Legitimation durch Verfahren.
Tegenwoordig kennen we de ‘boze burger’. Dit komt door een afname van autonomie en een
toename van complexiteit.
Attributie
Attributie is het scheppen / toekennen van een nieuwe bevoegdheid. Attributie is mogelijk aan
bestuursorganen met politieke verantwoordelijkheid, bestuursorganen zonder politieke
verantwoordelijkheid (zbo), ambtenaren en soms zelfs aan particulieren.
Zbo’ers hebben vaak een eigen kennis of specifiek beleidsterrein. Zij zijn niet ondergeschikt aan
politiek verantwoordelijke organen en politiek verantwoordelijke organen zijn dus niet bevoegd
tot bijzondere instructies. Ook geldt er geen inlichtingenplicht, tenzij de wet anders bepaalt.
Waarborgen staan in de Kaderwet zbo.
Met attributie aan een ambtenaar wordt die ambtenaar een bestuursorgaan in de zin van art.
1:1 lid 1 onder a Awb. Redenen tot attributie kan liggen in het grote aantal te nemen besluiten,
vereiste specialistische kennis of praktische noodzaak (opsporingsambtenaar). Deze attributie
leidt niet tot een doorbreking van de staatsrechtelijke verantwoordelijkheidsverdeling. Het
politiek verantwoordelijk orgaan blijft dus bevoegd tot het geven van instructies, art. 10:22 Awb.
Delegatie
Delegatie is het overdragen van een bestaande bevoegdheid aan een ander bestuursorgaan.
Delegatie behoeft een wettelijke grondslag, art. 10:15 Awb. De delegans is degene die de
bevoegdheid had en de delegataris is degene die de bevoegdheid krijgt.
Delegatie is pas aan de orde op het moment dat een delegatiebesluit is genomen.
3