Begrippenlijst 5MPV4 Arts en Zorg
1. Kwaliteit van zorg en de PDCA-cirkel
Kwaliteit van zorg: de vraag of patiënten goede zorg op een goede – door hen gewenste wijze –
wijze krijgen geleverd door goede professionals in goede samenwerking, in een goed georganiseerde
werkomgeving en tegen een goede prijs; bestaat uit 6 dimensies:
1. Effectiviteit 4. Toegankelijkheid
2. Doelmatigheid 5. Tijdigheid
3. Veiligheid 6. Patient-centredness
Kwaliteitswet Zorginstellingen: wet die in 1996 in Nederland is opgenomen, die zorginstellingen en
praktijken verplicht om calamiteiten te melden bij de inspectie en tot doel heeft dat elke instelling de
eigen kwaliteit bewaakt, beheerst en verbetert, waarvoor drie kwaliteitseisen zijn geformuleerd:
- Verantwoorde zorg: doeltreffend, doelmatig en afgestemd op de wensen en behoeften van
de patiënt
- Aanwezigheid en gebruik van kwaliteitssysteem
- Jaarlijks verantwoording kwaliteitsbeleid aan hand van een jaarverslag
A. Kwaliteitsindicatoren
Kwaliteitsindicatoren: meetbaar aspect van de zorgverlening dat de kwaliteit van de zorg
weerspiegelt, onder te verdelen in structuur-, proces- en uitkomstindicatoren; een ‘goede’ indicator
heeft de volgende kenmerken:
- De indicator heeft een relatie met wat onder kwaliteit van zorg wordt verstaan (validiteit:
meet de indicator wat deze zou moeten meten)
- De indicator moet betrouwbaar te meten zijn (betrouwbaarheid)
- De indicator moet verschillen en veranderingen in kwaliteit kunnen aangeven
(discriminerend vermogen)
- De indicator moet praktisch bruikbaar zijn (bruikbaarheid)
Structuurindicatoren: indicatoren die elementen meten van de voorzieningsstructuur die de
zorgverlening mogelijk maken én informatie geven over de organisatie en logistiek van een systeem
en of de omstandigheden geschikt zijn om de gewenst zorg te leveren (bijv. aanwezigheid van
richtlijnen, aantal verpleegkundigen in verhouding tot het aantal patiënten); kunnen geschikt zijn
wanneer resultaten moeilijk te meten zijn, o wanneer deze slechts in de toekomst bekend zullen
worden; worden zelden gebruikt voor kwaliteitsonderzoek doordat ze vaak moeilijk beïnvloedbaar
zijn binnen en kwaliteitsverbeteringproject
Procesindicatoren: indicatoren die indicatie geven over het verloop van activiteiten en processen in
een organisatie, waarvoor geldt of en in welke mate een bepaalde handeling is uitgevoerd (bijv. de
mate van gebruik van protocollen); zijn geschikt wanneer er een sterk verband tussen het proces van
zorgverlening en het resultaat daarvan bestaat
Uitkomstindicatoren: indicatoren die een indicatie geven over de uitkomst van de zorg, meestal
uitgedrukt in een voor risico-gecorrigeerd getal; de twee uitkomstindicatoren gebruikt in de zorg zijn
de tevredenheid van patiënten/medewerkers en ongewenste gebeurtenissen; zijn geschikt wanneer
ze zorgverleners op het spoor kunnen brengen van de processen die bijzonder moeilijk verlopen en
bijdragen tot zwakke resultaten, maar ze moeten wel voorzicht geïnterpreteerd worden, vooral
wanneer resultaten beïnvloed kunnen worden door factoren waar de voorziening geen vat op heeft
Samenvatting 5MPV4 – Floor Wilting
,B. Domeinen van kwaliteit van zorg
Vier verschillende domeinen van kwaliteit van zorg:
1. Professionele kwaliteit: effectieve zorg, gegeven op basis van evidence based richtlijnen
vertaald naar deze unieke patiënt
2. Organisatorische kwaliteit: zorg wordt efficiënt georganiseerd aangeboden
3. Patiëntgerichte zorg: zorg wordt altijd afgestemd op de noden, behoeften en voorkeuren en
mogelijkheden van deze individuele patiënt
4. Verantwoorde zorg: zorg wordt binnen juiste morele en juridische kaders aangeboden door
zorgverleners die professioneel competent zijn en zich als zodanig gedragen; de zorg wordt
altijd aangeboden zonder onderscheid te maken op basis van persoonlijke kenmerken, wat
om speciale aandacht vraagt voor ongeletterden, zorgmijders en zwakkeren omdat het
ingewikkelde en technischer gezondheidszorgsysteem hen tot buitenstaanders kan maken
a) Domein professionele kwaliteit van zorg
Patiënt wil door zijn arts goed worden behandeld en begrepen, getroost, geholpen en zo mogelijk
genezen. De arts wil hetzelfde bereiken en controleert of het beoogde en gewenste resultaat
(genezen, bevorderen van optimale conditie, uit- of afstellen van optreden van complicaties, of het
vóórkomen van bepaalde uitkomstmaten) is opgetreden. Dit wordt beoordeeld met
uitkomstindicatoren
b) Domein organisatorische kwaliteit
Elke organisatie biedt mogelijkheden en kansen voor een optimale zorgverlening en kent
belemmeringen daarin. Het beleid van een organisatie is niet steeds een afspiegeling van wat het
individu in de organisatie wil en hoewel artsen professioneel autonoom en zelf verantwoordelijk zijn,
zal de organisatie eisen aan hen en hun werkwijze stellen en inzicht willen in de geleverde prestaties.
De organisatie kan ook in beeld gekregen worden door naast vragen over het zorgproces, ook vragen
over de structuur van het zorgsysteem te stellen, leidend tot structuurindicatoren.
Daarnaast behoren ook het personeelsbeleid en de arbeidsgeneeskundige zorg voor het personeel
tot het domein van organisatorische kwaliteit
c) Domein patiëntgerichte zorg
Patiëntgerichtigheid: respectvol en toegankelijk zijn naar een individuele patiënt zijn voorkeuren,
benodigdheden en waarden en garanderen dat de patiënt zijn waarden alle klinische keuzes leiden
Patient empowerment: een uiterste van patiëntgerichte zorg waarbij de positie van de patiënt wordt
versterkt
Zelfmanagement: de patiënt kent zijn eigen ziektebeeld en weet hoe hij op bepaalde klachten en
verschijnselen moet reageren
Gezamenlijke besluitvorming: de voorkeur van patiënten voor een bepaalde behandeling spelen een
belangrijke rol bij medische beslissingen in de spreekkamer
Vier aspecten van patiëntgerichte zorg: Elementen in de arts-patiëntrelatie:
1. Tevredenheid - Relatie (verhouding)
2. Ervaringen - Bejegening (omgang)
3. Kwaliteit van leven - Communicatie
4. Functionaliteit
Samenvatting 5MPV4 – Floor Wilting
,Communicatief Medisch belang Relevante vaardigheden
doel
Contact leggen Basis leggen voor effectieve - Respectvol handelen
en relatie samenwerking - Open en eerlijke houding
onderhouden - Oprechte belangstelling
- Alerts zijn op cultuurverschillen
Informatie - Diagnose stellen - Structuur en agenda vaststellen
verzamelen - Behandelplan voorbereiden - Afwisselend patiënt- en artsgericht informatie
vragen
- Informatie verzamelen over Voorgeschiedenis,
Aard, Lokalisatie, Tijdsverloop, Invloed en
Samenhangende klachten (VALTIS)
- Samenvatten
Informatie geven - Inzicht patiënt bevorderen - Aandacht krijgen door rust, belangrijkste eerst
- Medewerking bewerkstellingen vertellen
- Helder formuleren, medisch jargon vermijden
- Aansluiten bij referentiekader patiënt
- Toetsen of informatie begrepen is
- Informatie doseren en structureren
- Vragen of er nog vragen zijn
- Slecht nieuws extra aandacht geven
Besluitvorming Tot geaccepteerde behandeling en - Aangeven welke beslissing aan de orde is
zorg komen - Vragen in hoeverre patiënt bij beslissing
betrokken wil worden
- Informatie geven over voor- en nadelen van
verschillende opties
- Nagaan hoe patiënten voor- en nadelen weegt
- Tot overeenstemming komen en die toetsen
Bevorderen van - Ziektebeloop bevorderen - Kennis overbrengen, toetsen of de informatie
aan ziekte en - Medewerking bereiken bij begrepen is
behandeling uitvoering van behandeling - Motivatie bespreken
gerelateerd (therapietrouw) en/of - Nagaan of er barrières bestaan
gedrag zorgarrangement - Zo nodig oplossing bespreken
- Latere problematiek voorkomen - Tot afspraak komen
(verandering/aanpassing leefstijl)
Emoties - Communicatief proces - Doorvragen
hanteren verbeteren - Samenvatten
- Steun verlenen - Reflecteren
- Psychische stoornis herkennen - Clues herkennen en erop ingaan
- Afwerende reacties voorkomen
d) Domein verantwoorde zorg
Moreel verantwoorde zorg: zorg die op morele gronden verantwoord is, zoals het wel of niet me
gaan in de euthanasievraag van een patiënt
Juridisch verantwoorde zorg: zorg die op juridische gronden verantwoord is, zoals het wel of niet
volgen van wettelijke richtlijnen tijdens een euthanasieprocedure
Economisch verantwoorde zorg: zorg die op economische gronden verantwoord is, zoals het wel of
niet te zwaar drukken van de kosten van een individuele behandeling op algemene middelen
Samenvatting 5MPV4 – Floor Wilting
,C. Kwaliteitscyclus
PDCA-cyclus (kwaliteitscirkel van Deming): kwaliteitscyclus die vier activiteiten beschrijft die op alle
verbeteringen in organisaties van toepassing zijn en waarbij het opeenvolgend uitvoeren ervan zorgt
voor een permanente verbetering van de kwaliteit; ontwikkeld in de tweede industriële revolutie
door William Edwards Deming
- PLAN: kijk naar huidige werkzaamheden en stel een plan voor de
verbetering van deze werkzaamheden op
- DO: voer de geplande verbetering uit rekening houdend met barrières
tegen verandering
- CHECK: meet het resultaat van de verandering om te zien of het een
verbetering is door te vergelijken met de oorspronkelijke situatie of te
toetsen aan de vastgestelde doelstellingen
- ACT(UALIZE): stel het oorspronkelijke plan bij aan de hand van de
gevonden resultaten in de CHECK-fase
SMART (Specifiek, Meetbaar, Aansprekend, Relevant en Tijdgebonden): acroniem dat alle eisen van
de vier cycli van de PDCA-cyclus samenvat; alle cycli dienen nauwkeurig en specifiek beschreven te
worden, meetbare variabelen moeten aangegeven worden en daarnaast moet er gelet worden op de
haalbaarheid en realiteitsgehalte van elk van de cycli, met een schatting van de benodigde tijd
2. Patiëntveiligheid
A. Patiëntveiligheidsprogramma
VeiligheidsManagementSysteem (VMS)-programma: landelijk veiligheidsprogramma dat een
systeem vormt waarmee ziekenhuizen continu risico’s signaleren, verbeteringen doorvoeren en
beleid vastleggen, evalueren en aanpassen; het is de verankering van patiëntveiligheid in de praktijk
en daarnaast lopen er 10 klinische verbeterthema’s
Landelijke 10 klinische verbeterthema’s:
1. Voorkomen van wondinfecties na een operatie
2. Voorkomen van lijnsepsis en vroege behandeling van ernstige sepsis
3. Vroege herkenning en behandeling van de vitaal bedreigde patiënt
4. Medicatieverificatie bij opname en ontslag
5. Kwetsbare ouderen en kinderen
6. Voorkomen van nierinsufficiëntie bij intravasculair gebruik van jodiumhoudende
röntgencontrastmiddelen
7. Voorkomen van verwisselingen bij en van patiënten
8. Voorkomen van incidenten bij high-risk medicatie
9. Voorkomen van onnodig lijden van patiënten door pijn
10. Optimale zorg bij acute coronaire syndromen
B. Incidenten, complicaties en fouten
Incident (event): een onbedoelde gebeurtenis tijdens het zorgproces die tot schade aan de patiënt
heeft geleid, had kunnen leiden of (nog) zou kunnen leiden; alles in het zorgproces dat verkeerd gaat
en dat niet onder het begrip fout of complicatie valt
Complicatie (complication): een onbedoelde en ongewenste uitkomst tijdens of volgend op medisch
handelen, die voor de gezondheid van de patiënt zodanig nadelig is dat aanpassing van het medisch
(be)handelen noodzakelijk is, dan wel dat er sprake is van onherstelbare schade
Adverse event: een onbedoelde uitkomst die is ontstaan door het (niet) handelen van een
zorgverlener en/of door het zorgsysteem met schade voor de patiënt, zodanig ernstig dat er sprake is
van tijdelijke of permanente beperking, verlenging of verzwaring van de behandeling dan wel
overlijden van de patiënt; is een bijzondere/ernstige vorm van een complicatie
Samenvatting 5MPV4 – Floor Wilting
,Fout (error): het niet of verkeerd uitvoeren van een geplande actie (fout in uitvoering) of het
toepassen van een verkeerd plan om het doel te bereiken (fout in planning); wordt van gesproken
indien iets afwijkt van een plan of protocol
Preventief beleid om incidenten zo veel mogelijk te voorkomen:
- Melden en meldcultuur (‘blame free’)
- Preventief verbeteren van zorgprocessen:
o Macroniveau: nationaal beleid m.b.t. patiëntveiligheid (VMS)
o Mesoniveau: trainen van teams om zorgkosten voor patiënten te verbeteren
o Microniveau: ontwikkelen van evidence based standaarden voor effectief en veilig
handelen van zorgverleners of bijv. een medicijnkaart voor patiënten die daarmee
hun medicatieveiligheid bewaken
C. Analyse methoden
Root cause analysis (RCA): retrospectieve analyse methodiek die wordt gebruikt om oorzaken van
incidenten te achterhalen met de bedoeling na de analyse zodanige maatregelen te nemen dat de
kans op herhaling wordt geëlimineerd of sterk gereduceerd; analyseren m.b.v. RCA is een verplicht
onderdeel van het VMS:
- Rapporteren incident
- Vorming analyse team
- Verzamelen van informatie
- Analyse incident → maken visgraatdiagram of oorzakenboom
o Wat is er gebeurd?
o Waarom is het gebeurd? (Menselijke factoren, teamfactoren, organisatie,
apparatuur, systeemfactoren)
o Wat gaan we doen zodat het niet opnieuw kan gebeuren?
- Formulering preventief actieplan
- Rapportage
Procesanalayse: retrospectieve analyse methodiek (HFMEA genoemd indien prospectief ingezet)
waarbij men kritisch kijkt naar de diverse stappen die een ketenzorgproces doorloopt; om een
logische en doelmatige structuur in deze processen aan te brengen worden deze steeds vaker
stapsgewijs beschreven als afgeleide van een richtlijn waarbij de nadruk ligt op standaardisatie,
teamwork, coördinatie, overdracht en het continue meten en terugkoppelen van resultaten in de
betreffende keten
Health Failure Mode and Effect Analysis (HFMEA): procesanalyse die prospectief wordt ingezet
3. Meetinstrumenten voor kwaliteit van leven
Klinimetrie: aandachtsgebied dat zich bezighoudt met de ontwikkeling van meetinstrumenten voor
het bepalen van functionele status en kwaliteit van leven
Kwaliteit van leven: het geheel van lichamelijk, psychische en sociale gevolgen van een ziekte en/of
behandeling zoals die door de patiënt wordt ervaren
SCEGS-model: model dat gebruikt wordt om alle dimensies van klachten te exploreren, waardoor
ook het kwaliteit van leven aanbod komt
- Somatische dimensie
- Cognities
- Emoties
- Gedragsaspecten
- Sociale dimensie
Samenvatting 5MPV4 – Floor Wilting
, A. Waarom wordt kwaliteit van leven meten?
Doelen van onderzoek naar kwaliteit van leven:
1. Studies naar kwaliteit van leven kunnen gericht zijn op het in kaart brengen van de gevolgen
van een ziekte en/of behandeling zoals beleefd door de patiënt
2. Het effect van verschillende behandelingsmogelijkheden op kwaliteit van leven kunnen
worden vergeleken om beslissingen over behandelingsalternatieve te ondersteunen
3. ‘kwaliteitsgecorrigeerde’ overleving van verschillende behandelingsmogelijkheden kan
worden bepaald
4. Onderzocht kan worden welke factoren mortaliteit voorspellen
5. Kwaliteit van leven wordt gebruikt als uitkomstmaat in onderzoek verricht ter evaluatie van
psychologische interventies die als doel hebben het psychologisch welbevinden van
patiënten te bevorderen
B. Hoe wordt kwaliteit van leven gemeten?
Karnofsky-index: scorelijst waarbij een arts op een schaal van 0 tot 100 procent de functionele
toestand van de patiënt weergeeft; is geen goede indicator van kwaliteit van leven doordat dit een
subjectief gegeven is en dus per patiënt verschilt en niet alleen van de toestand van de patiënt
afhangt, maar daarnaast ook van factoren zoals persoonlijkheid, sociaaleconomische-status, het
hebben van comorbiditeit en de gehanteerde copingstrategie
Performance status volgens Karnofsky-score
100 – 80% in staat normale activiteit; geen speciale zorg nodig
100% Normaal, geen klachten; geen uiting van ziekte
90% In staat tot normale activiteit minimale tekenen van ziekte
80% Normale activiteit met enige moeite; enige symptomen van ziekte
70 – 50% in staat zelf voor persoonlijke dingen te zorgen, echter wel met enige hulp
70% Tot zelfverzorging in staat; niet in staat werkzaamheden te verrichten
60% In staat persoonlijke verzorging grotendeels zelf te verrichten; regelmatig hulp nodig
50% Matig veel verzorging nodig; eveneens medische verzorging
40 – 0% niet in staat voor zichzelf te zorgen; verzorging in een instituut of ziekenhuis nodig; ziekte
kan snel progressief zijn
40% Niet in staat tot persoonlijke verzorging; kan niet meer werken
30% Ernstig ziek; opname in ziekenhuis geïndiceerd
20% Zeer ernstig ziek
10% Stervend
a) Het beschrijven van kwaliteit van leven
Kwaliteit van leven kan worden beschreven met behulp van betrouwbare en valide vragenlijsten.
Een betrouwbare vragenlijst is in staat om op een reproduceerbare manier kwaliteit van leven te
meten.
De validiteit van een vragenlijst geeft aan in hoeverre het instrument daadwerkelijk meet wat het
beoogt te meten; in dit geval de lichamelijke, psychische en sociale gevolgen van een ziekte voor
de patiënten.
Generieke vragenlijsten: vragenlijsten die in principe bij een breed scala aan diagnosen, ziektestadia
en behandelingen worden toegepast en het mogelijk maken de kwaliteit van leven van patiënten
met verschillende aandoeningen met elkaar te vergelijken; voorbeelden zijn MOS SF-36 en EQ-5D
Medical Outcome Short Form Health Survey (MOS SF-36): generieke vragenlijst bestaande uit 36
vragen die samen acht subschalen vormen: fysieke functioneren, rolbeperkingen door fysieke
problemen, lichamelijke pijn, algemene gezondheid, vitaliteit, sociaal functioneren, rolbeperkingen
door emotionele problemen en mentale gezondheid
Samenvatting 5MPV4 – Floor Wilting