Week 1
Literatuur
- C. van Raad, Studenteneditie 2015-2016, Cursus Belastingrecht (Internationaal
Belastingrecht), onderdelen:
o 3.4..4..4..2.2.C.d / 2.2.2.G / 3.4.5 (Met uitzondering van 3.4.5. D, G en
H)
o Bijlage 1: 7.2.3 t/m 7.2.17 (met uitzondering van 7.2.6, 7.2.8.A.c, 7.2.8.C.b, 7.2.9,
7.2.10, 7.2.11, 7.2.13, 7.2.14), 7.3;
o Bijlage 3: 3.0.6 (Met uitzondering van 3.0.6.E en 3.0.6.F); 3.0.7;
- Fiscaal Verdragsbeleid, VN 2011.12, par. 2.7 t/m 2.11;
- Wegwijs in de belastingheffing van ondernemingen, hoofdstuk 16 (dividendbelasting)
(beschikbaar via de NDFR-database) (herhaling IBR I);
- NDFR, Deel Dividendbelasting, Wet DB 1965, commentaar op Art. 4 en commentaar op Art.
4c; (beschikbaar via de NDFR-database);
- F.P.G. Pötgens en H.M. Kappelle, Over conserverende aanslagen, belastingverdragen en
reparatiewetgeving: de geschiedenis lijkt zich te herhalen!, WFR 2010/6843, blz. 74-87.
Jurisprudentie
- HR 25 mei 1994, BNB 1994/219c
- HR 12 december 2003, BNB 2004/123
- HR 9 juni 2006, BNB 2007/41
- HR 21 februari 2003, BNB 2003/177 en BNB 2003/178
- HR 28 februari 2003, BNB 2004/138
- HR 23 september 2005, BNB 2006/52
- HR 1 december 2006, BNB 2007/75
- HR 23 november 2007, BNB 2008/29
, Opgave 1
X Ltd. een vennootschap gevestigd in Bermuda, en Y SA, een vennootschap gevestigd in Luxemburg,
hebben A BV overgenomen, een in Nederland gevestigde vennootschap. X Ltd. en Y SA hebben
beiden een belang van 50% in A BV verkregen en daarnaast een lening verstrekt van € 1 miljoen aan
A BV.
Geef beredeneerd aan wie (niet A BV) waarvoor en onder welke omstandigheden in Nederland
wordt belast. Ga in op stap 1 en stap 2. Ga bij stap 1 tevens in op de dividendbelasting.
Bermuda Luxemburg
X Ltd. Y SA
50% 50% Nederland
lening 1 mio lening 1 mio
A BV
N.B.: Een tweetal inkomsten van X Ltd. en Y SA dient alvast te worden onderscheiden:
- Dividenden uit het 50%-belang.
- Rentebaten dankzij de lening van 1 mio.
Stap 1: Wil Nederland heffen? (Dividenden)
Vennootschapsbelasting
X Ltd. en Y SA zijn beide kapitaalvennootschappen, die geen inwoner van Nederland zijn. We kijken
aldus in Hoofdstuk 3 Wet Vpb. Om te bepalen of X Ltd. en Y SA vervolgens buitenlands
belastingplichtig zijn, dienen zij enige vorm van Nederlands inkomen te ontvangen.
Dividenduitkeringen van A BV aan X Ltd. en Y SA vallen niet binnen de definitie van art. 17, lid 3,
onder a Wet Vpb, omdat het geen winst uit een in Nederland met behulp van een vaste inrichting
gedreven onderneming is. Derhalve wordt er gekeken of de dividenden vallen binnen het technisch
aanmerkelijk belang (anti-misbruik bepaling) in art. 17, lid 3, onder b Wet Vpb:
1. Er moet sprake zijn van een aanmerkelijk belang in de zin van hoofdstuk 4 Wet IB in een in
Nederland gevestigde vennootschap. Dat is in de casus het geval, want X Ltd. en Y SA hebben
meer dan 5% (vereiste in art. 4.6 Wet IB) van de aandelen in A BV.
2. (De Nederlandse vennootschap mag geen vrijgestelde beleggingsinstelling ex art. 6a Wet Vpb
zijn. A BV is geen vrijgestelde beleggingsinstelling.)
3. Het aanmerkelijk belang wordt door X Ltd. / Y SA gehouden met als voornaamste (of een van
de voornaamste) doel(en) het ontgaan van inkomsten- of dividendbelasting bij een ander. De
Staatssecretaris heeft hierbij aangesloten bij een zaak van het Hof van Justitie, te weten:
Cadburry Schweppes. Er moet gekeken worden of er sprake is van een ‘volstrekt kunstmatige
constructie’. Dit houdt in dat beoordeeld moet worden wat de situatie zou zijn als X Ltd.,
danwel Y SA wordt weggedacht, en erboven een natuurlijke persoon hangt. Dit is echter niet
gegeven in de casus.
4. Het aanmerkelijk belang behoort niet tot het vermogen van een onderneming. Waarom is
deze eis er dat de aandelen niet behoren tot de onderneming? Dit is in wezen een