Internationaal privaatrecht – tracé Familierecht
650103-M-6
KENNISCLIPS
PROFIEL DEEL
Inhoudsopgave
PROFIEL DEEL ......................................................................................................... 1
WEEK 1: HUWELIJK EN ECHTSCHEIDING......................................................................... 2
KENNISCLIP 1: IPR HUWELIJK ..................................................................................... 2
KENNISCLIP 2: ECHTSCHEIDING 1/2 ............................................................................. 6
KENNISCLIP 3: ECHTSCHEIDING 2/2 ............................................................................ 11
WEEK 2: OUDERLIJKE VERANTWOORDELIJKHEID ........................................................... 14
KENNISCLIP 1: OUDERLIJKE VERANTWOORDELIJKHEID 1/3................................................. 14
KENNISCLIP 2: OUDERLIJKE VERANTWOORDELIJKHEID 2/3................................................. 20
KENNISCLIP 3: OUDERLIJKE VERANTWOORDELIJKHEID 3/3................................................. 28
WEEK 3: KINDERONTVOERING ................................................................................... 33
KENNISCLIP 1: INTERNATIONALE KINDERONTVOERING 1/3 ................................................. 33
KENNISCLIP 2: INTERNATIONALE KINDERONTVOERING 2/3 ................................................. 34
KENNISCLIP 3: INTERNATIONALE KINDERONTVOERING 3/3 ................................................. 34
WEEK 4: ALIMENTATIE ............................................................................................ 35
KENNISCLIP 1: ALIMENTATIE – BRONNEN EN RECHTSMACHT ................................................ 35
KENNISCLIP 2: ALIMENTATIE – RECHT EN ERKENNING ....................................................... 42
WEEK 5: HUWELIJKSVERMOGENSRECHT ...................................................................... 52
KENNISCLIP 1: IPR HUWELIJKSVERMOGENSRECHT – BRONNEN EN RECHTSMACHT ...................... 52
KENNISCLIP 2: IPR HUWELIJKSVERMOGENSRECHT – TOEPASSELIJK RECHT 1/2 ......................... 60
KENNISCLIP 3: IPR HUWELIJKSVERMOGENSRECHT – TOEPASSELIJK RECHT 2/2 ......................... 65
WEEK 6: ERFRECHT ................................................................................................ 70
KENNISCLIP 1: BRONNEN EN RECHTSMACHT .................................................................. 70
KENNISCLIP 2: TOEPASSELIJK RECHT EN ERKENNING EN TENUITVOERLEGGING......................... 76
KENNISCLIP 3: EUROPESE ERFRECHTVERKLARING ........................................................... 80
R.A.C.M. Jansen
,WEEK 1: HUWELIJK EN ECHTSCHEIDING
KENNISCLIP 1: IPR HUWELIJK
IPR Stappenplan
1. Internationale feiten
2. Kwalificatie
3. IPR vraag
4. Bronnen
5. Toepassingsgebieden
6. Samenloop
7. Toepassing van de bron
Doorlopende casus
• Man (Duitse nationaliteit) en vrouw (Duitse nationaliteit) wonen in Duitsland
• Ze zijn in 2002 in Duitsland getrouwd
• Uit het huwelijk is één zoon geboren (2004)
• In 2008 is het gezin naar Nederland verhuisd
• De vrouw woont met de zoon nu zes maanden in Frankrijk
• De man woont in Nederland
• In 2021 wenst de vrouw:
• te scheiden;
• met daarbij een verzoek om het eenhoofdig gezag,
• alimentatie voor haar en haar zoon en
• verdeling van het huwelijksvermogen.
Bepaalde informatie ontbreekt, zoals de nationaliteit van de zoon. Dit is wel van belang. Verder kan
het zijn dat de vrouw naast de Duitse nationaliteit een andere nationaliteit heeft (gehad). Het is van
belang om vast te stellen of ze die nimmer heeft gehad, want we zullen zien dat het op het gebied
van het huwelijksvermogensrecht ten tijde van het sluiten van het huwelijk een andere nationaliteit
had. Daarom is het belangrijk naast de vraag: ‘Heeft u een tweede nationaliteit?’ ook de vraag te
stellen ‘Heeft u een andere nationaliteit gehad?’ Hier ziet u dan ook een aantal verschillende
feitelijke informatie. Die gaan we gebruiken in de verdere kennisclips.
We moeten eerst beginnen bij het echtscheidingsverzoek van de vrouw, dat verzoek is het
hoofdverzoek en de andere verzoeken zijn in die zijn nevenvoorzieningen die zijn gekoppeld aan het
verzoek tot echtscheiding. We gaan eerst het verzoek tot echtscheiding behandelen. Dat is de eerste
kwalificatie die we hebben. De andere kwalificaties zoals ouderlijke verantwoordelijkheid,
alimentatie en het huwelijksvermogensrecht zullen we gaan behandelen in andere kennisclips op het
gebied van die onderwerpen.
R.A.C.M. Jansen
,We gaan nu het verzoek tot echtscheiding behandelen. In stap twee van ons stappenplan gaan we dus
kijken naar de kwalificatie. De kwalificatie is ontbinding van het huwelijk. Stap drie is de IPR vraag.
We moeten daarvoor eerst weten of de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van het
verzoek. Als advocaat is het belangrijk om een eerste voorvraag te beantwoorden. Voordat men de
bevoegdheidsvraag gaat behandelen, moet men eerst weten of mevrouw daadwerkelijk getrouwd is.
In dit feitencomplex is er iets bijzonders aan de hand, omdat partijen ook in het buitenland zijn
getrouwd. Het feit dat partijen in het buitenland zijn getrouwd, levert dat een voorvraag op. Op basis
van art. 10:4 BW betekent dat deze voorvraag als eerste moet worden beantwoord en dat deze
voorvraag als een zelfstandig vraag moet worden gezien. Dat betekent dat de vraag ‘wordt het
huwelijk erkend?’ als een zelfstandige vraag moeten gaan beschouwen en gaan behandelen.
Nu keren we terug naar ons stappenplan. De feiten zijn hetzelfde, maar de kwalificatie is niet meer
huwelijksontbinding, maar in plaats daarvan het huwelijk zelf. We hebben het nu niet meer over de
vraag van bevoegdheid, maar over de vraag van erkenning. Kunnen we het huwelijk dat in het
buitenland is gesloten, kunnen we dat huwelijk in Nederland erkennen?
Voordat we aandacht gaan besteden aan verschillende bronnen op het gebied van het
echtscheidingsrecht, gaan we eerst kijken naar de bronnen van het huwelijksrecht.
Huwelijk- Bronnen
Huwelijk Internationale Toepasselijk Erkenning en
bevoegdheid recht tenuitvoerlegging
Europese
- - -
Verordeningen
Haags Haags
Internationale
- Huwelijksverdrag Huwelijksverdrag
verdragen
1978 1978
Commune Art. 10:27 t/m Art. 10:31 t/m
(Art. 1-14 Rv)
IPR 10:30 BW 10:34 BW
R.A.C.M. Jansen
,Welke bronnen hebben we? De vierde vraag in ons stappenplan. Wat we hierboven zien is dat er drie
verschillende IPR vragen zijnde bevoegdheid, toepasselijk recht en erkenning en tenuitvoerlegging.
De kwalificatie staat in het donker blauw links bovenin en we hebben de drie verschillende niveaus
van regelgeving. Wat we hier zien is dat er geen Europese verordeningen zijn op dit gebied, maar wel
dat er een internationaal verdrag is, namelijk het Haags Huwelijksverdrag 1978. Niet te verwarren
met het Haags Huwelijksvermogensverdrag van 1978. Hier zien we ook dat het commune IPR hierin
antwoorden geeft. Waar gaan we eerst kijken? Het Haags Huwelijksverdrag of de regels uit boek 10?
Meestal zouden we aangeven dat op basis van art. 93 en 94 Gw we eerst rekening moeten houden
met het internationaal verdrag. Op het gebied van het huwelijksrecht maken we hierop een praktische
uitzondering. De reden hiervoor is er in de totstandkoming van de regels in boek 10. Op het moment
dat Nederland het Haags Huwelijksverdrag heeft geratificeerd, waren er geen andere
verdragsluitende staten. Nederland wilde graag dat de regels van dit verdrag ook zijn werking kregen
in het Nederland IPR, daarom heeft Nederland ervoor gekozen om de tekst van het verdrag letterlijk
over te nemen en aan te vullen in de Wet conflictenrecht huwelijk. De tekst van het verdrag was
overgenomen in de Nederlandse wet en aangevuld. Daarmee is de Nederlandse wet de tekst van het
verdrag en de uitvoeringswet en daarom kan er in feite verwezen worden naar de tekst van die wet,
omdat die wet ook de tekst van het verdrag inhield. Op het moment dat het verdrag vervolgens in
werking trad door de toetreding van twee andere staten, bleven we in feite op de pragmatische weg
dat wij enkel verwezen naar de nationale wet. Op het moment in 2012 dat al die individuele
conflictenwetten werden geconsolideerd in boek 10, werd de tekst van wet Conflictenrecht Huwelijk
opgenomen in boek 10 en die regels zijn wat betreft de erkenning van buitenlandse huwelijken terecht
gekomen in art. 31 tot en met 34. Daarom in praktische zin in Nederland, verwijzen we naar de tekst
van art. 31 tot en met 34 van boek 10, maar eigenlijk zijn we daarmee ook de tekst van het verdrag
aan het toepassen. Het verdrag heeft voor wat betreft het formeel toepassingsgebied, ook een
universele toepassing. Het huwelijk dat wordt erkend hoeft niet gesloten te zijn in een andere
verdragsluitende staat, maar kan ook in ieder land ter wereld zijn gesloten. In de praktijk, hoewel
we het verdrag daadwerkelijk aan het toepassen zijn, verwijzen we enkel naar de regels van art.
10:31 – 10:34 BW.
Huwelijk dat is voltrokken in het buitenland
• Vraag naar erkenning van buitenlands huwelijk in Nederland
• Art. 10:31 en 10:32 BW.
• NB: Onthouding erkenning ≠ nietigheid huwelijk
Wat houden deze regels dan precies in? Art. 10:31 BW geeft aan in lid 1 dat een huwelijk dat in het
buitenland is gesloten in Nederland zal worden erkend mits het huwelijk in het buitenland
rechtsgeldig is gesloten. Wat we hier zien is het feit dat het huwelijk in onze doorlopende casus in
een EU-lidstaat heeft plaatsgevonden, geen enkele betekenis heeft op het antwoord van de vraag of
het huwelijk zal worden erkend. Het feit dat het huwelijk in Duitsland heeft plaatsgevonden wil niet
zeggen dat we andere regels gaan gebruiken dan wanneer het huwelijk in Oezbekistan heeft
R.A.C.M. Jansen
,plaatsgevonden. Wij gebruiken dezelfde regels, namelijk art. 31 lid 1, om vast te stellen of het
huwelijk zal worden erkend. Dat betekent dat we op dezelfde wijze huwelijken die binnen de EU zijn
gesloten erkenning kunnen onthouden. Wat we zien is dat de vraag naar de erkenning van een
buitenlands huwelijk op basis gaat van art. 31. Is dat huwelijk in het buitenland rechtsgeldig tot stand
gekomen, dan zal dat huwelijk in Nederland worden erkend. Dat betekent dat huwelijken in principe
die binnen de EU hebben plaatsgevonden, meer kans hebben op erkenning, omdat wij weten dat het
huwelijkssysteem binnen deze landen meer vergelijkbaar is met de manier waarop het in Nederland
plaats vindt.
Het is natuurlijk in de praktijk best lastig om constant vast te stellen of de sluiting van het huwelijk
is gegaan conform het nationale recht. Op basis van art. 10:31 lid 4 BW wordt om de praktijk
beoefenaar te helpen, een bewijsvermoeden aangeleverd. Dat bewijsvermoeden heeft te maken met
het document dat een partij kan overhandigen. Als er sprake is van een huwelijksverklaring afgegeven
door de bevoegde autoriteit van het land waar het huwelijk is gesloten, dan mag vermoed worden
dat het huwelijk geldig heeft plaatsgevonden. Daar kunnen een aantal opmerkingen over gemaakt
worden. Ten eerste moet het document afgegeven worden door een bevoegde autoriteit door het
buitenland. Het gaat niet zozeer om een document dat door Nederland wordt afgegeven of door
partijen zelf, maar door een bevoegde autoriteit in het buitenland. Vervolgens moet het gaan om een
huwelijksverklaring. Het hoeft niet per se te gaan om een huwelijksakte, het kan best zijn dat partijen
een huwelijksboekje hebben of een verklaring van de bedienaar van de religieuze organisatie. Dat
zijn allemaal vormen van verklaringen die kunnen worden afgegeven om te voldoen aan het
bewijsvermoeden als bedoeld in art. 10:31 lid 4 BW. Beschikt iemand over zo’n document, dan wordt
dat huwelijk vermoed rechtsgeldig te zijn. Als men niet over een dergelijk document beschikt, dan
kan men terug op de hoofdregel van art. 10:31 lid 1 BW vallen: dan moet worden vastgesteld of wat
men zegt te hebben plaatsgevonden in het buitenland als een rechtsgeldig huwelijk kan worden
aangemerkt in dat land.
Indien wij tot de conclusie komen dat hetgeen in het huwelijk heeft plaatsgevonden een
daadwerkelijk huwelijk is, betekent niet per se dat wij alle huwelijken zullen erkennen. Er zijn
bepaalde vormen van huwelijken die wij in Nederland niet erkennen. Dat heeft te maken met de
schending van de openbare orde als bedoeld in art. 10:31 lid 2 BW. Hiermee is het belangrijk om op
te merken dat polygame huwelijken niet per se tegen de openbare orde zijn. Polygame huwelijken
kunnen onder bepaalde omstandigheden worden erkend in Nederland. Denk aan de situatie dat een
Marokkaanse man in Marokko trouwt met twee in Marokko wonende Marokkaanse vrouwen. Op dat
moment is de Nederlandse rechtsorde niet betrokken bij de sluiting van dit huwelijk. Daarom kan het
huwelijk erkend worden, omdat het niet in strijd is met art. 10:32 BW. De erkenning van polygame
huwelijken zou wel strijd opleveren met de openbare orde als een van de partijen de Nederlandse
nationaliteit zou hebben of een van de partijen de gewone woonplaats zou hebben in Nederland ten
tijde van het sluiten van het huwelijk. Andere mogelijkheden tot onthouding van erkenning van een
buitenlands huwelijk heeft te maken met de leeftijd van de huwelijkse partijen. Een huwelijk met
R.A.C.M. Jansen
, een minderjarige worden in Nederland niet erkend, tenzij degene inmiddels meerderjarig is of dat
huwelijken in het buitenland zijn voltrokken tegen de wil van de betrokken partij. Dat zijn
voorbeelden van situaties waarin wij erkenning van het huwelijk zouden onthouden. Dat is anders dan
de nietigheid van het huwelijk. Als wij erkenning onthouden, dat betekent dat hoewel het huwelijk
in het buitenland geldig tot stand is gekomen, wij het niet erkennen. Dat is anders wanneer het
huwelijk dat in het buitenland heeft plaatsgevonden dat oorspronkelijk geldig was en we erachter
komen dat er nietigheidsgronden zijn en dan wordt het huwelijk nietig verklaard. Dat betekent dat
het huwelijk nooit heeft bestaan.
In onze doorlopende casus heeft het huwelijk in Duitsland plaatsgevonden. Dat betekent dat wij aan
mevrouw zullen vragen of ze een huwelijksakte heeft. Als ze daarover beschikt, kunnen we op basis
van art. 10:31 lid 4 BW ervan uitgaan dat er sprake is van een geldig huwelijk en dat betekent dat we
verder kunnen gaan met de beantwoording van de vragen die de mevrouw heeft, namelijk dat
mevrouw wil scheiden en de nevenvoorzieningen.
KENNISCLIP 2: ECHTSCHEIDING 1/2
Echtscheiding – Bronnen
Echtscheiding Internationale Toepasselijk Erkenning en
bevoegdheid recht tenuitvoerlegging
Europese
Brussel II-bis Vo (Rome III Vo) Brussel II-bis Vo
Verordeningen
Verdrag van Luxemburg
8 sept 1967
Internationale
- - Haags
verdragen
Echtscheidingserkennings-
verdrag 1970
Commune
(Art. 1-14 Rv) Art. 10:56 BW Art. 10:57 t/m 10:59 BW
IPR
De eerste vraag is of de Nederlandse rechter internationaal bevoegd is om kennis te nemen van het
verzoek tot echtscheiding. We hebben in eerdere kennisclips gezien welke stappen genomen moeten
worden en we hebben gezien dat het huwelijk erkend zou worden indien mevrouw over een
huwelijksverklaring van een bevoegde huwelijksautoriteit uit Duitsland zou beschikken.
We gaan kijken naar de eerste IPR vraag, namelijk de bevoegdheid. In het bronnentabel zien we drie
verschillende IPR vragen verdeeld over internationale en nationale regelgeving. Wat we hier zien is
R.A.C.M. Jansen
, dat we Europese instrumenten hebben en een tweetal internationale verdragen hebben die specifiek
op de erkenning van buitenlandse echtscheiding van toepassing zijn. Omdat wij ons nu gaan
concentreren op internationale bevoegdheid, gaan we nu kijken naar de Brussel II-bis Verordening en
art. 1 – 14 Rv. Op dit moment geldt de Brussel II-bis Verordening binnen de Europese Unie is inmiddels
ook aangepast. Er komt een Brussel II- ter Verordening. Die treedt pas in augustus 2022 in werking.
Daar wordt dan ook geen aandacht aan besteed nu. Wat we zien is dat voor de internationale
bevoegdheid van de Nederlandse rechter, moeten we eerste de keuze maken tussen Brussel II-bis
Verordening enerzijds en art. 1 – 14 Rv anderzijds. Welke bron gaan we eerst bekijken? Eerst Brussel
II-bis Verordening, omdat op grond van art. 93 en 94 Gw internationale bronnen voor nationale
bronnen gaan. Daarom moeten we eerst rekening gaan houden met de regels van de Brussel II-bis
Verordening. Voordat we daadwerkelijk dit instrument kunnen gaan toepassen, moeten we weten of
de bron ook daadwerkelijk van toepassing is middels toetsing aan de drie toepassingsgebieden.
Internationale bevoegdheid bij echtscheiding
• Materieel toepassingsgebied: art. 1 lid 1 sub a Brussel II-bis Vo
• Echtscheiding, scheiding van tafel en bed en nietigverklaring van het huwelijk
• Formeel toepassingsgebied: art. 6 en 7 Brussel II-bis Vo
• Verweerder moet in beginsel een onderdaan van een lidstaat zijn danwel zijn gewone
verblijfplaats in een lidstaat hebben;
• HvJ 29 november 2007, ECLI:EU:C:2007:740, Sundelind Lopez
• Commune bevoegdheidsrecht (in NL: art. 1-14 Rv)
• Temporeel toepassingsgebied: Art. 64 jo art. 72 Brussel II-bis Vo. Procedures ingesteld na 1
maart 2005.
• 7 mogelijkheden in art. 3 Brussel II-bis Vo
• Gewone verblijfplaats van beide echtgenoten (art. 3 lid 1 sub a, 1e en 2e streepje);
• Gewone verblijfplaats van de verweerder (art. 3 lid 1 sub a, 3e streepje);
• Gewone verblijfplaats van één van de echtgenoten (art. 3 lid 1 sub a, 4e streepje);
• Gewone verblijfplaats van de verzoeker (art. 3 lid 1 sub a, 5e en 6e streepje);
• Nationaliteit van partijen (art. 3 lid 1 sub b)
• HvJ 16 juli 2009, ECLI:EU:C:2009:474, Hadadi
• Art. 19 jo. art. 16 Brussel II-bis Vo: Litispendentie (race to court)
• Geen mogelijkheid tot forumkeuze
We gaan eerst kijken of de Brussel II-bis Verordening daadwerkelijk van toepassing is door de drie
verschillende toepassingsgebieden te bekijken, alvorens de bron toe te passen (als het al van
toepassing is).
Eerst kijken we naar de drie toepassingsgebieden. Allereerst het materieel toepassingsgebied. Wat
we zien in art. 1 lid 1 sub a Brussel II-bis Verordening is dat er een breed materieel toepassingsgebied
is. de Brussel II-bis Verordening is van toepassing op verzoeken van echtscheiding, verzoeken van
R.A.C.M. Jansen