AFASIE
Afasie is een verworven taalstoornis, veroorzaakt door plotseling optredend (focaal)
hersenletsel dat ontstaat nadat de taal verworven is.
Hoe kan hersenletsel afasie veroorzaken? Hersencellen kunnen alleen goed functioneren
als zij voldoende zuurstof en voedingsstoffen (bijv glucose) hebben. Deze stoffen worden
aangevoerd via bloed. Als er gedurende een paar minuten te weinig zuurstof en glucose
aangevoerd wordt, dan sterven hersencellen af. Dit wordt ‘necrose’ genoemd.
Op het moment dat hersencellen beschadigd raken, kunnen ze sterven. Afgestorven
hersencellen functioneren niet langer. Door zuurstoftekort ontstaat oedeem (vocht-
ophoping). Dit neemt ruimte in, maar er is geen ruimte voor dit vocht door de schedel die om
de hersenen zit. Gevolg is dat oedeem druk uitoefent op gezonde hersencellen, die
daardoor onvoldoende zuurstof en glucose krijgen om te functioneren, maar nog wel genoeg
om te overleven. Ook kan het zijn dat bepaalde hersengebieden niet meer functioneren
omdat een hersengebied waarmee ze in verbinding staat, afgestorven is. Dit heet
diaschise. Als het oedeem of de diaschise afneemt (kan enkele weken tot maanden duren),
dan kunnen de niet-functionerende, maar intacte gebieden opnieuw gaan functioneren,
waardoor de afasie kan verbeteren of zelfs helemaal verdwijnen. Ook kunnen andere
hersengebieden bepaalde functies overnemen, maar over het algemeen is de vooruitgang
dan niet erg groot.
4 mogelijke oorzaken van verworven hersenletsel:
- beroerte (CVA): kan op 3 verschillende manieren ontstaan, namelijk een
hersenbloeding, trombose en herseninfarct
- trauma
- tumor
- ontsteking
Centraal zenuwstelsel = bestaat uit hersenen (grote en kleine), hersenstam en ruggenmerg.
Vanuit het CZS worden zenuwen aangestuurd om bijv bewegingen aan te zetten.
Perifeer zenuwstelsel = bevat alle zenuwen die buiten het centrale zenuwstelsel liggen. Het
PZS heeft 2 hoofdtaken: 1. Zet prikkels in de zintuigen om in signalen en voert deze
informatie naar het CZS, dus de hersenen. 2. Zorgt ervoor dat informatie/signalen vanuit de
hersenen terecht komen bij je spieren en organen
Hersenhelft (hemisfeer) = de hersenhelften worden gescheiden door de
hersenbalk. De rechter hersenhelft ‘weet’, de linkerhersenhelft ‘denkt’ en
theoretiseert. Daarnaast maken veel functies gebruik van beide hersenhelften
en is het belangrijk dat ze samenwerken.
Grote hersenen (cerebrum) = omvatten het grootste deel van de hersenen. Ze
verwerken impulsen afkomstig van sensorische zenuwcellen en reguleren
vrijwillige beweging. Ze zijn tevens de plek waar de cognitieve en emotionele
processen plaatsvinden.
Kleine hersenen (cerebellum) = ligt aan achterzijde van schedel. Het cerebellum is
verantwoordelijk voor de motoriek. Daarnaast spelen ze een rol in verschillende cognitieve
processen. Ze dragen ook bij aan de coördinatie, nauwkeurigheid en timing van
bewegingen. Schade aan de kleine hersenen kan leiden tot schokkerige bewegingen en
evenwichtsproblemen
Hersenstam = bevindt zich onder in de schedel. Hij verbindt de grote hersenen met de kleine
hersenen en het ruggenmerg. De hersenstam heeft vitale functies (hartslag, bloeddruk,
ademhaling, temperatuur) en een aantal reflexen (slik-, hoest-, wurg-, en palatumreflex)
,Gyrus = windingen. Deel van de hersenschors dat direct aan de bovenzijde van de
hersenbalk grenst. De winding ligt dus diep in de groeve tussen beide hersenhelften in
Sulcus = hersengroeve
Hersenkwab belangrijke tabel! Functies (deze functies kloppen 100%)
Frontaalkwab motoriek, inclusief articulatie
taal: met name grammaticale vermogens
Temporaalkwab gehoor, auditieve analyse en herkenning
taal: woordbeelden
Occipitaalkwab visus
Pariëtaalkwab gevoel en geheugen voor tijd en ruimte
praxis & sensoriek
Frontaalkwab = grootste kwab en neemt ⅓ van de totale hersenschors in beslag. Dit deel
wordt gezien als het meest geavanceerde deel
➢ Functie = voorste gedeelte van de kwab is de prefrontale
cortex. Dit deel is verantwoordelijk voor cognitieve, emotionele
en motivationele processen, ook wel executieve functies
genoemd
Occipitaalkwab = functie: visus
➢ Is dus betrokken bij het zien. De kwabben interpreteren wat de
ogen waarnemen. Wat iemand in zijn visuele veld aan de
rechterzijde ziet, wordt herkend door de linker- occipitaalkwab
en omgekeerd
Pariëtaalkwab = ligt in de achter/bovenzijde van de hersenschors. Dit deel is betrokken bij
zintuiglijke en cognitieve functies, zoals aandacht, ruimtelijk inzicht, lezen en rekenen. Het
voorste gedeelte van de pariëtaalkwab ontvangt zintuiglijke info
Hersenkamers (ventrikels) = 4 met hersenvocht gevulde holten in de hersenen. Men
onderscheidt 2 laterale of zijventrikels, die in de grote hersenen liggen; 3e ventrikel ligt in de
tussenhersenen en 4e ventrikel in de hersenstam. Het vocht dat door de ventrikels stroomt,
‘wast’ en ondersteunt de hersenen en helpt bij het handhaven van de juiste temperatuur.
Linker hemisfeer = stuurt de rechterlichaamshelft aan en speelt een rol bij taal, met name
woordkennis, logica, analyseren, volgorde, details, getallen en het lineair denken. De nadruk
ligt op orde en structuur. Mensen met een dominante linker hersenhelft zijn goed in het
maken van planningen en houden zich eraan
Rechter hemisfeer = stuurt de linkerlichaamshelft aan en speelt een rol bij emotie, intuïtie,
gevoelens, ervaringen, indrukken verbeelding, kleur, muziek, ritme, dimensie en ruimtelijke
inschatting. Mensen met een dominante rechter hersenhelft zien het grote plaatje, leggen
verbanden en werken meestal intuïtief
Gebied van Broca = is onderdeel van de frontaalkwab, wordt ook wel
spraakcentrum van Broca genoemd. Speelt een belangrijke rol bij de
representatie van grammatica
Gebied van Wernicke = speelt een belangrijke rol bij taal. Het is de
plaats waar de woordvormen zijn opgeslagen en is daardoor cruciaal
voor zowel taalbegrip als taalproductie
,Er zijn 12 paar hersenzenuwen, o.a.:
Hersenzenuw V: Trigeminus → 1 van de dikste hersenzenuwen. Hij betekent letterlijk de
drielingzenuw. Hij splitst zich namelijk in 3 takken: V1, V2 en V3. Hij is verantwoordelijk voor
het gevoel in het gelaat (gezicht), waarvan de 3 takken hun eigen deel doen. Ook zorgt het
voor onze kaakbewegingen: bijten, kauwen en slikken en bewegingen van de tong.
Sensorische en motorische zenuw.
Hersenzenuw Vll: Facialis → grote hersenzenuw. Deze zenuw regelt op motorisch vlak de
stapedius en de gelaatsspieren en dus onze gezichtsuitdrukkingen. Ook doet deze zenuw
de smaak van ⅔ van de tong en het gevoel in de tong & het zachte verhemelte.
Sensorische en motorische zenuw.
Hersenzenuw Vlll: Vestibulocochlearis → betekent het evenwichts- en gehoorzenuw. Dus
deze zenuw regelt je evenwicht en gehoor. Sensorische zenuw.
Hersenzenuw lX: Glossopharyngeus → doet de smaak van de andere ⅓ van de tong en
ook van je keel. Deze zenuw stuurt ook de spieren aan in de keel.
Sensorische en motorische zenuw.
Hersenzenuw X: Vagus → hele belangrijke zenuw, die ook wel de zwervende zenuw wordt
genoemd. Hij zwerft namelijk in ons hele lichaam. Hiermee heeft hij dus ook veel
verschillende functies: besturing van de stembanden, vertraging van de hartslag, verlaging
van de bloeddruk en bevordering van spijsvertering. Sensorische en motorische zenuw.
Hersenzenuw Xl: Accessorius → stuurt een paar hals- en rugspieren aan. Namelijk de m.
sternocleidomastoideus en de m. trapezius. Motorische zenuw.
Hersenzenuw Xll: Hypoglossus → verzorgt de tongspieren en een paar halsspieren.
Motorische zenuw.
Model Ellis & Young
Of iemand gesproken woorden begrijpt is afhankelijk van de werking van 3 modulen: het
auditieve-analysesysteem, het auditieve-inputlexicon en het semantische systeem.
Het auditieve-analysesysteem wordt gebruikt voor de herkenning van spraakpatronen en
daardoor van de analyse van binnenkomende spraak. Het systeem onderscheid individuele
spraakklanken, herkent en stelt de juiste volgorde vast. Daarnaast scheidt het de
spraakklanken van (achtergrond)geluiden. Als het niet werkt, hoor je bijv straal ipv straat.
Stoornis in het AAS leidt tot taalbegripsproblemen: P hoort de binnenkomende klankreeks
wel, maar kan deze niet analyseren. Dan wordt gesproken van ‘pure woorddoofheid’.
Stoornis wordt gekenmerkt door lengte-effecten: begin beter dan eind, kort beter dan lang.
In het auditieve-inputlexicon zijn de fonologische patronen van (gesproken) woorden
opgeslagen (alleen de woorden, niet hun betekenis). Als het niet werkt, weet je niet of het
woord wel of niet bestaat, je kan het dan niet matchen. Dus je herkent het woord niet. Een
dergelijke stoornis wordt ook wel ‘woordvormdoofheid’ genoemd. Let wel: het
auditieve-inputlexicon herkent de woorden slechts, de woorden zijn dan nog niet begrepen
In het semantisch systeem zijn de lemma’s geordend naar betekenis: kat en hond liggen
dicht bij elkaar opgeslagen (i.t.t. de ordening in het auditieve-inputlexicon, waar kat en gat bij
elkaar liggen opgeslagen). Als het SS niet werkt, weet je de betekenis van het woord niet.
Als je poes hoort, kun je bijv denken aan hond. Dus je verstaat het woord dan wel goed
(analysesysteem), en je weet dat het woord bestaat (inputlexicon), alleen je weet de
betekenis niet. Patiënten zullen dus semantische fouten maken op een begripstest. Een
stoornis in het SS is een centrale stoornis, dat wil zeggen dat er semantische fouten
gemaakt worden in alle modaliteiten. Het kan ook zo zijn dat het SS zelf intact is, maar dat
er onvoldoende activatie vanuit het AIL is om de juiste betekenis te activeren.
, De mate waarin een item in het SS geactiveerd moet worden, wordt bepaald door de
voorstelbaarheid (concreetheid) van een lemma. Hoe (hoog) voorspelbaarder het begrip,
hoe gemakkelijker het lemma geactiveerd wordt in het SS.
Bij een stoornis in de toegang tot het SS wordt wel gesproken van ‘woordbetekenisdoofheid’.
Iemand maakt dan semantische fouten bij het begrijpen van gesproken woorden.
Model: mbv deze 3 modulen is het begrip van woorden schematisch te beschrijven:
- de klankreeks wordt door het auditieve-analysesysteem uit de geluidstroom
gescheiden en geanalyseerd
- deze klankreeks activeert een woordvorm in het auditieve-inputlexicon en het woord
wordt herkend
- het woord activeert een lemma in het semantisch systeem en wordt begrepen
Bij het produceren van gesproken woorden (spreken) zijn 3 modulen actief: het fonologisch-
outputlexicon (FOL), de fonologische codering/foneembuffer (FB) en het SS.
Om een woord te produceren moet allereerst een lemma in het SS geactiveerd worden. Dat
gebeurt bijv wanneer iemand een plaatje moet benoemen.
Een in het SS gekozen lemma activeert dan een onderliggende woordvorm in het FOL. In dit
lexicon liggen alle gesproken woordvormen opgeslagen. Als het niet werkt zijn er
fonematische parafasieën of woordvindingsproblemen. Ook zal er een frequentie-effect zijn.
Als een onderliggende woordvorm uit het FOL is opgehaald, dan moet die fonologisch
gecodeerd worden (in foneembuffer). Dit is een geheugensysteem waarin de woordvorm
wordt vastgehouden terwijl de juiste fonemen worden geselecteerd en ingevuld. In de FB
worden de fonemen in de juiste positie en volgorde ingevuld en worden de fonologische
regels van een taal toegepast. Bij een stoornis in de FB wordt wel de goede woordvorm
opgehaald, maar lukt het P niet de juiste fonemen op de juiste plaatsen te zetten. Er zullen
fonematische parafasieën gemaakt worden en in ernstige gevallen neologismen.
Er zal een lengte-effect zijn.
Inner speech = als je in je hoofd iets leest, route: auditieve analysesysteem - auditieve inputlexicon -
semantisch systeem - fonologische outputlexicon - fonologische codering
Bij het lezen zijn 4 modules betrokken: het visuele-analysesysteem, de
grafeem-foneemomzetting, het visuele-inputlexicon en het semantisch systeem.
Het visueel analysesysteem heeft 3 functies: 1) het onderscheiden van letters van andere
tekens, 2) het identificeren van
de individuele letters, 3) het
vaststellen van de volgorde van
de letters. Omdat het
visuele-analysesysteem
verschillende functies heeft, kan
een beschadiging tot
verschillende stoornissen leiden.
Sommige patiënten kunnen bijv
letters niet langer onderscheiden
van andere tekens. Anderen
kunnen wel de letters
onderscheiden, maar deze niet
meer identificeren.