JURISPRUDENTIE DWANGMIDDELEN
Arrest Feiten Rechtsregel
HC 1 (inl. opsporings-
onderzoek algemeen)
Zwart zakje* Verdachte is door Rb veroordeeld voor De stelling dat het ontbreken van een redelijk
opzettelijk handelen i.s.m. het verbod in art. vermoeden van schuld (art. 27 lid 1 Sv) met zich
Als rvvs ontbreekt, mogen 2 onder C Opiumwet en art. 9 lid 2 WVW. brengt dat de verbalisanten de verdachte niet om
verbalisanten alsnog om Een verbalisant (agent) vroeg aan verdachte toestemming hadden mogen vragen om de auto te
toestemming vragen om of hij drugs bij zich had. Verdachte was op doorzoeken, vindt geen steun in het recht. Het hof
auto te doorzoeken. dat moment nog geen verdachte i.d.z.v. art. wijst er in dat verband op dat het gebruik van
Dwangmiddelen zijn 27 Sv (er was nog geen rvvs) en er waren ook dwangmiddelen weliswaar een inbreuk op
inbreuk op grondrecht, geen feiten en omstandigheden om dit grondrechten inhoudt die een wettelijke legitimatie
maar wordt aan voldaan aannemelijk te maken. De cautie is toen niet behoeft, doch aan de wettelijke vereisten behoeft niet
als je toestemming geeft. gegeven. Daarna is verdachte gevraagd om te zijn voldaan in geval van toestemming van degene
toestemming om in de door hem bestuurde aan wie het betreffende grondrecht toekomt (R.O.
auto te kijken. Ook toen is de cautie niet B.3.2). Van een dergelijke toestemming is in de
gegeven, maar dit hoefde in beide gevallen onderhavige zaak sprake. Het verweer faalt.
ook niet, omdat er geen sprake was van een
verdachte. De vraag om toestemming voor het kijken in de auto
valt niet aan te merken als een vraag betreffende
diens betrokkenheid bij een strafbaar feit (dus geen
verhoor).
Ruisstrategie Verdachte is van mening dat het OM n-o R.o. 2.2.2: Het hof stelt vast dat er in onderhavige
moet worden verklaard in de vervolging, verhoorsituatie van de verdachte een enkele
Tijdens verhoor fictieve omdat het OM zou hebben gewerkt met mededeling is gedaan aan de verdachte over een
informatie en na verhoor zogenoemde ruisstrategie. Tijdens het fictieve buit. De verdachte heeft op deze mededeling
verklaart verdachte. Geen politieverhoor is door de politie aan tijdens het verhoor niet inhoudelijk gerespondeerd.
schending abbp’s. verdachte en medeverdachte medegedeeld Na deze verhoorsituatie zijn aan de verdachten geen
dat naast de werkelijk weggenomen buit ook verdere vragen gesteld. Op geen enkele wijze is
een fictieve buit is weggenomen met als doel gebleken dat de keuze- en verklaringsvrijheid van de
een gesprek tussen beide verdachten over de verdachte onder druk is komen te staan. Het is de
overval op gang te brengen. Middels dit verdachte die er uiteindelijk voor kiest om de fictieve
tactisch plan is gehandeld i.s.m. de buit - nadat het verhoor was beëindigd - ter sprake te
beginselen van goede procesorde. De brengen. Van een vormverzuim i.s.m. art. 29 Sv is
keuzevrijheid van de verdachte om al dan niet dan ook geen sprake.
te verklaren is tenietgedaan en daarmee is
sprake van schending van art. 6 EVRM, aldus R.o. 2.2.2: Het gaat hier om een niet specifiek in de
de raadsman. Hof verwerpt dit verweer en wet geregelde wijze van opsporing.
verdachte gaat in cassatie. Opsporingsautoriteiten zijn in dat geval bevoegd om
deze middelen in te zetten indien zij geen
disproportionele inbreuk maakt op grondrechten van
burgers en niet zeer risicovol is voor de integriteit en
beheersbaarheid van de opsporing. Ook deze toets
kan de inzet van het onderhavige middel doorstaan.
- OM heeft het tactische plan ingezet als
laatste redmiddel (dus aan subsidiariteit en
proportionaliteit is voldaan).
HR in r.o. 2.3.2: Aan verwerping van het verweer
strekkende tot n-o verklaring van het OM in de
vervolging heeft Hof ten grondslag gelegd dat het
melden van de fictieve buit niet meer dan een
beperkte inbreuk heeft gemaakt op de grondrechten
van verdachte en niet zeer risicovol is geweest voor
de integriteit en beheersbaarheid van de opsporing,
zodat bij die wijze van opsporing geen sprake is
Gemaakt door Myron de Wolff. Niet doorsturen! 1
, geweest van schending van de beginselen van een
behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met
grove veronachtzaming van de belangen van
verdachte aan diens recht op een eerlijke
behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. Dat
oordeel geeft niet blijk van een onjuiste
rechtsopvatting. Dat oordeel is ook niet
onbegrijpelijk, mede gelet op ’s Hofs vaststellingen
omtrent de ernst van het feit (woningoverval in de
avonduren, waarbij bewoners zijn bedreigd), het
zonder resultaat zijn gebleven van andere
opsporingsmethoden, de beperkte mate van
misleiding (een enkele aan het strafbare feit
gerelateerde mededeling over een fictieve buit), het
verleend zijn van toestemming door de OvJ en de
verslaglegging omtrent de inzet van het
opsporingsmiddel en de aldus aan de rechter
geboden mogelijkheid van controle daarop.
HC 2 (grondrechten en
dwangmiddelen)
M.M. v The Netherlands M.M. was advocaat en trad op als raadsman Is er sprake van een “inmenging door een
van dhr. K. I.v.m. deze zaak heeft M.M overheidsinstantie” ex. art. 8 EVRM? à Vaststaat
Schending art. 8 EVRM meerdere keren de echtgenote van dhr. K. dat het de politie was die het idee opwierp om de
door telefoontap. Er was ontmoet, mevr. S. Mevr. S. vertelde aan dhr. telefoongesprekken met M.M. op te nemen. Met
sprake van inmenging door K. dat M.M. op 9 november 1993 seksuele voorafgaande toestemming van de OvJ sloten
overheidsinstantie. avances jegens haar had gepleegd. K. agenten een bandrecorder aan op de telefoon van
informeert de politieagent die zijn zaak mevr. S. Ze stelden voor dat ze haar gesprekken met
onderzoekt. Na besprekingen tussen OvJ’s R M.M zou sturen in de richting van diens seksuele
en mevr. S wordt aan mevr. S voorgesteld om benadering. Ze kwamen bij haar thuis en haalden de
een bandrecorder op haar telefoon aan te opnames op. Het werd aan mevr. S. overgelaten om
sluiten, zodat zij inkomende gesprekken met verzoekster te verleiden tot het afleggen van
M.M. kan opnemen. Mevr. S gaat hier mee schuldbekentenissen en om de bandrecorder te
akkoord en ze heeft 3 gesprekken opgenomen activeren.
met M.M.
Met toestemming van de OvJ leverde de politie "een
De zaak werd bekend in de media en daardoor cruciale bijdrage aan de uitvoering van de regeling"
hebben 2 andere vrouwen een strafrechtelijke en was zij verantwoordelijk voor de totstandkoming
klacht ingediend tegen M.M (beide voor ervan. De OvJ en politie handelden allemaal in de
seksueel misbruik door M.M.). uitoefening van hun ambtstaak. De
verantwoordelijkheid van de verwerende Staat wordt
M.M. wordt gedagvaard en hij wordt dus aangesproken.
veroordeeld wegens seksueel misbruik van
mevrouw S. en 1 van de andere vrouwen. Hof In de onderhavige zaak, die net als de zaak A. t.
veroordeelde M.M. ook o.b.v. de Frankrijk wordt gekenmerkt doordat de politie een
verklaringen van M.M, mevr. S en 1 van privépersoon aanstelt om bewijs te verzamelen in
andere mevrouw. Opgenomen een strafzaak, laat het Hof zich niet overtuigen door
telefoongesprekken werden niet als het argument van NL dat uiteindelijk mevr. S. de
bewijsmateriaal gebruikt. controle had over de gebeurtenissen. Het aanvaarden
van een dergelijk argument zou neerkomen op het
M.M. gaat in cassatie en klaagt dat het Hof toestaan dat onderzoeksinstanties hun
o.g.v. art. 8 EVRM ten onrechte zijn verantwoordelijkheden uit hoofde van het verdrag
argument had afgewezen dat de vervolging n- ontduiken door middel van particuliere agenten.
o moest worden verklaard of dat bewijs
onrechtmatig was verkregen m.b.t. de Er is dus sprake van een "inmenging door een
opnames van de telefoongesprekken met overheidsinstantie" in het recht van de verzoeker
mevr. S. HR wijst deze klacht af. M.M. gaat op eerbiediging van zijn "correspondentie" (art.
naar ECRM met klacht over art. 8 EVRM. 8 EVRM). En dat i.s.m. art. 8 EVRM!
Gemaakt door Myron de Wolff. Niet doorsturen! 2
,K.U. v. Finland Er is door een niet-geïdentificeerde persoon/ EHRM: Over de toepasselijkheid van art. 8 EVRM
personen zonder medeweten van verzoeker bestaat geen geschil: de feiten die ten grondslag
Schending art. 8 EVRM. een advertentie op een datingsite op naam van liggen aan de aanvraag hebben betrekking op een
Art. 8 EVRM brengt een verzoeker geplaatst, hij was toen 12 jaar oud. kwestie van “privéleven”, een concept dat de fysieke
positieve verplichting Verzoeker kwam hierachter toen hij een e- en morele integriteit van de persoon omvat.
mee voor landen om recht mail ontving van een man die hem wilde
op privéleven te ontmoeten. De vader van verzoeker verzocht Het Hof herhaalt dat, hoewel het doel van art. 8
beschermen. In casu had de politie om de persoon die de advertentie EVRM in wezen is om het individu te beschermen
Finland wetgeving tot had geplaatst te identificeren zodat hij kon tegen willekeurige inmenging van de overheid, het
stand moeten brengen met worden beschuldigd. De datingsite weigerde de staat niet alleen dwingt om zich van dergelijke
evenwicht tussen respect echter de identiteit bekend te maken, inmenging te onthouden: naast deze in de eerste
voor privéleven en vrijheid aangezien hij zich gebonden acht door de plaats negatieve verbintenis kunnen er positieve
van meningsuiting van vertrouwelijkheid van telecommunicatie. De verplichtingen zijn die inherent zijn aan een effectief
internetgebruikers. politie heeft vervolgens de rechtbank respect voor het privé- of gezinsleven (Airey t.
verzocht de datingsite te verplichten de Ierland). Deze verplichtingen kunnen inhouden dat
genoemde informatie openbaar te maken. De maatregelen worden genomen om de eerbiediging
Rb heeft dit geweigerd, omdat er geen van het privéleven te waarborgen, zelfs in de sfeer
expliciete wettelijke bepaling was die haar van de onderlinge relaties van individuen.
machtigde om de datingsite te gelasten om
i.s.m. het beroepsgeheim telecommunicatie- Het bestaan van een strafbaar feit heeft een beperkte
gegevens openbaar te maken. De wet die op afschrikkende werking als er geen middelen zijn om
dat moment van kracht was, verbood de feitelijke overtreder te identificeren en hem voor
internetserviceproviders om de identiteit van de rechter te brengen. Voor het Hof hebben staten
de gebruiker bekend te maken. Het doel van een positieve verplichting die inherent is aan art. 8
deze wetgeving was om de vrijheid van EVRM om misdrijven tegen de persoon strafbaar te
meningsuiting en het recht op anonieme stellen, met inbegrip van pogingen tot misdrijven, en
meningsuiting te beschermen. om het afschrikkende effect van strafbaarstelling te
versterken door strafrechtelijke bepalingen in de
Het Hof bekrachtigt de beslissing van de Rb praktijk toe te passen door middel van effectief
en het Hooggerechtshof weigert toestemming onderzoek en vervolging. Wanneer het fysieke en
om in beroep te gaan. morele welzijn van een kind wordt bedreigd,
wordt een dergelijk bevel zelfs nog belangrijker.
O.g.v. art. 8 EVRM (recht op eerbiediging
van het privé- en gezinsleven) en 13 EVRM Het EHRM is van oordeel dat de praktische en
(recht op een doeltreffende voorziening in effectieve bescherming van de verzoeker vereist
rechte) heeft verzoeker geklaagd over dat doeltreffende maatregelen worden genomen
inbreuk op zijn privéleven en het feit dat er om de dader, dat wil zeggen de persoon die de
naar Fins recht geen doeltreffend advertentie heeft geplaatst, te identificeren en te
rechtsmiddel bestond om de identiteit van de vervolgen. In het onderhavige geval werd een
persoon die de advertentie over hem op de dergelijke bescherming niet geboden.
internetdatingsite had geplaatst, aan het licht
te brengen. Schending van art. 8 EVRM. Schending van art. 13
EVRM hoeft niet te worden onderzocht.
Warmtebeeldkijker Er is gebruik gemaakt van een HR: De opvatting van verdachte dat elk gebruik
warmtebeeldkijker, waarmee kan worden van de warmtebeeldkijker waarbij de zich in de
Een opsporingsmethode gezien of zich in woningen ‘verdachte’ woning van verdachte bevindende warmtebron
die niet in de wet stond. warmtebronnen (hennepplantages) bevinden. wordt gemeten een zodanige inbreuk maakt op de
Het is onjuist dat art. 3 Dit is een niet wettelijk geregelde persoonlijke levenssfeer van verdachte, dat voor
Politiewet nooit een opsporingsmethode. deze inbreuk art. 2 Politiewet 1993 (nu art. 3
grondslag kan bieden voor Politiewet 2012) geen grondslag kan bieden, is
gebruik van een Verdachte voert aan dat elk gebruik van de onjuist.
warmtebeeldkijker. warmtebeeldkijker waarbij de zich in de
woning van de verdachte bevindende
warmtebron wordt gemeten een zodanige
inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer
van de verdachte, dat voor deze inbreuk art. 2
Politiewet 1993 geen grondslag kan bieden.
Gemaakt door Myron de Wolff. Niet doorsturen! 3
, IMSI-catcher Bij de opsporing is met toestemming van de Voor een dergelijke wijze van opsporing (dus zonder
OvJ een IMSI-catcher ingezet om het wettelijke bepaling) moet worden aangenomen dat
Een opsporingsmethode geografisch gebied af te bakenen waarbinnen de opsporingsambtenaren o.g.v. art. 2 (oud)
die niet in de wet stond, de GSM van verdachte, waarvan het nummer Politiewet 1993 (thans art. 3 Politiewet 2012) en art.
maar deze was i.c. ook reeds bekend was, zich bevond. M.b.v. dit 141 en 142 Sv, alleen bevoegd zijn haar in te zetten
toegestaan. middel kan worden bepaald op welke plaats op een wijze die een beperkte inbreuk maakt op
(de gebruiker van) de GSM zich bevindt, grondrechten van burgers en die niet zeer risicovol is
zonder dat kan worden waargenomen wat de voor de integriteit en beheersbaarheid van de
gebruiker doet of zegt. opsporing.
De inzet van de IMSI-catcher i.c. is als Toepassing van deze opsporingsmethode jegens de
zodanig niet in een daarop toegesneden gebruiker van de GSM kan i.h.b. onrechtmatig zijn
wettelijke bepaling geregeld. indien zij i.v.m. de duur, intensiteit en frequentie
ervan geschikt is om een min of meer compleet
beeld te verkrijgen van bepaalde aspecten van het
persoonlijk leven van de betrokkene.
’s Hofs oordeel dat de inzet van de IMSI-catcher i.c.
slechts een zo beperkte inbreuk maakt op de
persoonlijke levenssfeer van verdachte dat voor dat
gebruik art. 3 Politiewet 2012 een toereikende
wettelijke grondslag biedt, geeft niet blijk van een
onjuiste rechtsopvatting. Of dat oordeel begrijpelijk
is, is afhankelijk van de omstandigheden van het
geval. Dat oordeel is i.c. niet onbegrijpelijk, mede in
aanmerking genomen de korte duur van de inzet
van het apparaat waarvoor toestemming is gegeven
door de OvJ.
Stille SMS Er is gebruik gemaakt van de HR: Het toezenden van voor de gebruiker van de
opsporingsmethode ‘stille sms’. Dan worden telefoon niet-waarneembare sms-berichten is als
er niet-waarneembare sms-berichten zodanig niet in een daarop toegesneden wettelijke
Een opsporingsmethode toegezonden aan een gebruiker. Dit is niet in bepaling geregeld. Voor een dergelijke wijze van
die niet in de wet stond, een daarop toegesneden wettelijke bepaling opsporing moet worden aangenomen dat de
maar deze was i.c. ook geregeld. opsporingsambtenaren o.g.v. art. 2 (oud) Politiewet
toegestaan. 1993 (thans art. 3 Politiewet 2012) en art. 141 en 142
Er was sprake van een zwaarwegend Sv, alleen bevoegd zijn haar in te zetten op een wijze
opsporingsbelang van het lokaliseren van een die een beperkte inbreuk maakt op grondrechten van
draaiend amfetamine-laboratorium. Met burgers en die niet zeer risicovol is voor de integriteit
toesttemming van de OvJ is er gedurende 5 en beheersbaarheid van de opsporing.
dagen elk halfuur een stil sms-bericht (totaal
van 91 sms’jes) gezonden naar een GSM Toepassing van deze opsporingsmethode jegens de
waarvan werd aangenomen dat het door de gebruiker van de GSM kan i.h.b. onrechtmatig zijn
verdachte werd gebruikt. Zo kon er een indien zij i.v.m. de duur, intensiteit en frequentie
globale indicatie worden verkregen van de ervan geschikt is om een min of meer compleet
plaats waar die GSM en de gebruiker daarvan beeld te verkrijgen van bepaalde aspecten van het
zich bevonden. persoonlijk leven van de betrokkene.
’s Hofs oordeel dat i.c. sprake is van een beperkte
inbreuk op de grondrechten van verdachte en het
toezenden van de niet-waarneembare sms-berichten
niet zeer risicovol is geweest voor de integriteit en
beheersbaarheid van de opsporing, geeft niet blijk
van een onjuiste rechtsopvatting.
Dat oordeel is i.c. ook niet onbegrijpelijk mede in
aanmerking genomen dat het Hof heeft vastgesteld
dat gelet op duur en frequentie van toezending
slechts een beperkt beeld van de bewegingen van de
gebruiker werd verkregen, het opsporingsmiddel
met toestemming van de OvJ is ingezet, ondanks
Gemaakt door Myron de Wolff. Niet doorsturen! 4