Intra- en intergroepsprocessen
Webcolleges week 1 Sociale groepen en hun functies
Functies van groepen: overleving, angsten verminderen, positieve zelfwaardering (neerwaartse
vergelijkingen maken of vergelijking tussen groepen), denkbeelden over de wereld door interacties
met groepen (die denkbeelden worden gedeeld binnen de groep), sociale identiteit, productiviteit,
sociale support en ‘belonging’.
Sociale exclusie heeft oa effecten op stemming, zelfwaardering, cognitieve prestaties en gedrag
(herstelgedrag of juist agressie). Het bedreigt:
1. Behoefte erbij te horen (need to belong)
2. Zelfwaardering
3. Gevoel van controle
4. Betekenisvol bestaan
Sociale exclusie doet bovendien pijn (Eisenberger):
- Zelfs als we door ongeziene anderen worden buitengesloten (zie CyberBall)
- Zelfs als het toegeschreven kan worden aan externe oorzaken
- Zelfs als we door een computer worden buitengesloten
- Zelfs als we door leden van een outgroup worden buitengesloten
- En zelfs als we worden buitengesloten door een outgroup die we verachten (‘The KK won’t
let me play’)
Principes van perceptueel groeperen bij waarneming kunnen ook toegepast worden bij het
categoriseren van mensen in groepen: gelijkenis, nabijheid, common fate (gedraging). Het is echter
vaak niet duidelijk wanneer en of iets een groep is.
Aggregaat = kluwe mensen bij elkaar die je niet als groep wil bestempelen.
Definities van een sociale groep in termen van:
- Interacties
- Interdependentie er bestaan relaties binnen de groep
- Structuur normen, rollen en status (hiërarchie)
- Zelf-categorisatie als een individu zich lid voelt, dan is het een groep
- Sociale identiteit gedeelde sociale identificatie met/als de groep
Entitativiteit = het gevoel of de perceptie dat een groep individuen ook daadwerkelijk een groep is.
Deze term kan gebruikt worden om de mate van ‘groepsheid’ te vangen.
- Geen van de besproken kenmerken is noodzakelijk of voldoende om entitativiteit te
bewerkstelligen, maar ze dragen we allen bij.
- Hoe meer een groep elk kenmerk bezit, hoe meer ‘groeperig’ ze zou moeten lijken.
Brown (2000): ‘a group exists (psychologically) if two or more individuals perceive themselves to be
members of the same group or social category, and are perceived as a group by at least one other’
Strangor (2016): ‘we will define a social group as a collection of three or more individuals who are
perceived, by themselves or others, to be a group’
Is een groep meer dan de som van haar leden? Zo ja, bestudeer groep op zich als entiteit (Gestalt). Zo
nee, onderzoek individuen en meer onderzoek is niet nodig. Is relevante vraag voor onderzoekers en
bepaalt niveau van analyse. Volgens Le Bon ontstaat een groepsgeest die eigen normen en waarden
,vervangt, Zimbardo bekijkt het vanuit het individu (deindividuatie) en Ash neigt naar groepsanalyse
en vergelijkt groepen en individuen met water in verschillende vormen door omstandigheden (mix).
Interactionisme = andere benadering van sociale groepen, gaat ervan uit dat sociaal gedrag deels
bepaald wordt door het individu en deels door de relatie tussen het individu en de groep:
1. Groepsdynamische benadering
2. Zelfcategorisatie benadering
Groupsdynamica stelt dat groepsgedrag een systeem is van recipoke (wederkerig) interacties tussen
groepen en individuen waar de groep uit bestaat. Lewin: gedrag = f (persoon x sociale omgeving)
- We kunnen mensen niet begrijpen zonder begrip van de groepen waar ze deel van uitmaken
- We kunnen groepen niet begrijpen zonder begrip van de individuen die er deel van uitmaken
Lewin onderkende het belang van sociale perceptie: hoe mensen groepen om zich heen waarnemen.
Zelfcategorisatie is gericht op het proces van sociale perceptie. In interactie met anderen gedragen
we ons soms als individuen, soms als leden van een sociale groep.
Sociale identiteit is dat deel van ons zelfconcept dat voortvloeit uit ons lidmaatschap van sociale
groepen en hoeveel belang we hechten aan die groepen. Sociale identiteit is erg belangrijk voor ons
begrip van groepen, omdat het gevoel dat je deel van een groep bent een sterke invloed kan hebben
op een grote verscheidenheid aan (groeps)gedragingen.
Volgens de sociale identiteitstheorie van Tajfel komt dat omdat ons gevoel van eigenwaarde deels
voortkomt uit onze groepslidmaatschappen en de evaluaties van onze eigen groepen tov andere
groepen we streven naar positieve distinctiviteit van de ingroup. Sociale identiteit vormt een
belangrijk onderdeel van een positief zelf(concept) we kunnen onszelf dus niet zijn zonder sociale
banden. Dat wil niet zeggen dat sociale identiteit hetzelfde is als groeps/categorisatielidmaatschap
welke sociale identiteiten belangrijk zijn bepalen we zelf, dus we selecteren onze sociale identiteit
als deel van onze identiteit op basis vd groepen waar we lid van zijn (= bases voor zelfcategorisatie).
Onze sociale identiteiten zijn geen aspecten van ons persoonlijke/individuele zelfconcept, maar
eigenlijk een soort uitbreiding van onze identiteit voorbij het individu, waarbij bijvoorbeeld de leden
van de groep een integraal onderdeel worden van wie wij zijn.
De groepen waar wij toe behoren kunnen dus belangrijk zijn, maar het individuele zelf is ook
belangrijk. Individualisme is een centrale maatschappelijke waarde in westerse landen. Dit kan
spanning veroorzaken tussen de vele groepen waar we toe behoren en ons individuele zelf
behoefte aan affiliatie, erbij te horen, hetzelfde te zijn vs behoefte om een uniek individu te zijn.
In het traditionele perspectief komt dat naar voren in verschillende culturen:
- Collectieve zelf: interdependent, het zelf als onlosmakelijk verbonden aan anderen,
zelfconcept meer gedefinieerd door sociale rollen en relaties
- Persoonlijke zelf: onafhankelijk, het zelf als fundamenteel ge- en onderscheiden van anderen,
zelfconcept meer gebaseerd op unieke individu
Een andere kijk is optimale distinctiviteitstheorie die ervan uitgaat dat een mens twee behoeftes
heeft: behoefte aan validatie en gelijkenis aan anderen EN behoefte aan uniciteit en individuatie.
We willen dus niet te anders zijn dan anderen maar tegelijkertijd ook niet te veel hetzelfde. Deze
tegengestelde processen gedreven door assimilatie en differentiatie kunnen beide bevredigd worden
door groepslidmaatschap
- Behoefte aan assimilatie bevredigd binnen groepen
- Behoefte aan differentiatie door vergelijking tussen groepen
, Sociale identificatie is sterkst met
groepen of categorieën met een
optimaal niveau van inclusiviteit.
Hoe werkt die spanning tussen behoefte aan assimilatie en differentiatie in de praktijk en onze
perceptie van de groepen waar we bij horen en de perceptie van hoe die groepen eruitzien?
Experiment van Picket et al. (2002):
- Drie condities van onafhankelijke variabele ‘need state’ behoefte aan assimilatie,
behoefte aan differentiatie of geen behoefte gecreëerd
- Afhankelijke variabelen: schatting van het aantal OSU studenten (groepsgrootte) en
inclusiviteit (geschatte aantal te weinig of te veel studenten)
Persoonlijkheidstest vertelde studenten (niet naar waarheid) hun self-ingroup distance en de
ingroup-outgroup distance:
Mensen met behoefte aan assimilatie schatten de grootte van hun eigen groep groter dan de groep
daadwerkelijk is (want in grotere groep meer inclusiviteit = assimilatie) en vinden de groep te klein,
mensen met behoefte aan differentiatie schatten hun eigen groep kleiner (geeft uniciteit /