French grammar
Tegenwoordige tijd Le présent
Werkwoorden op +er
Hoe vervoeg je nu de werkwoorden van deze groep?
1. Kijk eerst naar het hele werkwoord, bijvoorbeeld parler (praten)
2. Haal de uitgang -er weg. Je houdt in dit geval parl- over. Dit noemen we de stam.
3. Voeg aan de stam de juiste uitgang toe. Dat zijn: -e, -es, -e, -ons, -ez, -ent.
De volgende vervoegingen blijven dan over:
Je parle Ik praat
Tu parles Jij praat
Il parle / elle parle Hij praat / zij praat
Nous parlons Wij praten
Vous parlez Jullie praten / u praat
Ils parlent / elles parlent Zij praten
, Werkwoorden op +ir
Naast werkwoorden op +er heb je ook een groep van werkwoorden die eindigen op
+ir. Voorbeelden daarvan zijn finir , réflechir , choisir . Hoe vervoeg je nu de
werkwoorden van deze groep?
1. Kijk eerst weer naar het hele werkwoord. In dit voorbeeld nemen we het
werkwoord choisir (kiezen).
2. Haal de uitgang -ir. Je houdt chois – over. Dit noemen we de stam.
3. Voeg aan de stam de juiste uitgang toe. Dat zijn -is, -is, -it, -issons, -issez, -issent.
Hieronder weer de vervoegingen waar je op zal uitkomen:
Je choisis Ik kies
Tu choisis Jij kiest
Il choisit / elle choisit Hij kiest / zij kiest
Nous choisissons Wij kiezen
Vous choisissez Jullie kiezen / u kiest
Ils choisissent / elles choisissent Zij kiezen