Samenvatting economie risico en rendement
Hoofdstuk 1
Onzekere situatie: er zijn meerdere mogelijke uitkomsten en de uitkomst staat niet vast.
Risico: de verwachte schade van een gebeurtenis
Risico= kans op schade x schade
Om een risico goed in te schatten heb je informatie nodig.
Er zijn twee soorten risico’s:
- Vrijwillig risico, zijn risico’s die iemand bewust neemt
- Onvrijwillige risico’s, zijn risico’s die niet te vermijden zijn (bijvoorbeeld ziekte)
Risicoavers: mensen die niet van risico’s houden
Verwachte opbrengst: de opbrengst die je kan verwachten als je een risico wel of niet neemt
Verwachte schade: kans op een gebeurtenis maal de schade als gevolg van die gebeurtenis
Iemand die risicoavers is kiest voor het onzekere.
Hoofdstuk 2
Verzekeren: spreiden van risico’s
Voor het verzekeren verzamel je een groep mensen die allemaal hetzelfde onvrijwillige risico
hebben.
Totale risico: optelsom van de individuele risico’s binnen een groep
Totaal risico= verwachte schade van een gehele groep
= kans op schade x schade x aantal mensen
Iedereen die verzekerd betaalt een premie. Hiermee betaald iedereen dus mee aan de
verzekering.
Premie= waarde van het risico
Iemand die zich verzekerd heeft geen risico meer. De kans op schade is er nog wel. Maar als
de schade zich voordoet, wordt deze betaald van alle premies.
Een risicoavers persoon zal zich altijd verzekeren.
Verzekeringen worden aangeboden door verzekeringsmaatschappijen: verzekeraars. Een
verzekering is een contract tussen aanbieder, de verzekeraar en de vrager
(verzekeringsnemer). De verzekering bepaalt wat de verzekeringsnemer betaald.
Een verzekeraar biedt alleen een verzekering aan een persoon waar hij geen verlies op lijdt.
Zijn TO moet ten minste even groot zijn als zijn totale kosten.
TO= premie x aantal verzekeringsnemers
, TK= verwachte schade per verzekeringsnemer x aantal verzekeringsnemers
Om geen verlies te maken, moet een verzekeraar premie vragen die minimaal gelijk is aan
het risico van de verzekeringsnemer. Hoe meer de premie uitstijgt boven het risico, hoe
hoger de winst voor de verzekeraar. Op sommige verzekeringsnemers maakt een
verzekeraar meer winst dan op de andere. Hiermee krijg je risicospreiding over een hele
groep.
Een verzekeraar heeft vaak een informatieachterstand. Hierdoor ontstaan twee problemen:
averechtse selectie en moral hazard.
Averechtse selectie: verschijnsel waarbij mensen met een groot risico zich wel verzekeren en
mensen met een klein risico doen dit niet.
Moral hazard: de neiging van mensen om zich roekelozer te gedragen als ze verzekerd zijn.
Deze twee zorgen ervoor dat een verzekeraar zn premie moet verhogen. Hiervoor voeren ze
een eigen risico in: deel van een schade dat een verzekeringsnemer zelf moet betalen.
Hierdoor wordt je premie wel verlaagd.
Door premiedifferentiatie betaalt iedereen een eigen premie: mensen met een hoog risico
betalen een hogere premie dan mensen met een laag risico. Dit werkt tegen averechtse
selectie.
Bij een bonus-malus systeem worden verschillende premies gevraagd aan dezelfde
verzekeringsnemer: goed gedrag wordt beloond en slecht gedrag wordt bestraft.
Volksverzekeringen: door de overheid aan iedereen opgelegde verzekering
Hoofdstuk 3
Handelen in risico’s gebeurt in de praktijk ook op de kapitaalmarkt. Op deze markt wordt
gehandeld in effecten: vermogenstitels met een verwachte financiële waarde en bijhorend
risico.
Belangrijkste effecten zijn: aandelen, staatsobligaties en bedrijfsobligaties.
Aandelen: een aandeel is een recht op eigendom van de onderneming die het aandeel heeft
uitgegeven. Een aandeelhouder is een mede-eigenaar van de onderneming. In ruil daarvoor
heeft de aandeelhouder recht op een deel van de winst. Dividend: de aandeelhouder heeft
recht op 10% van de winst en de winst is 1000 euro, dan krijgt de aandeelhouder 100 euro.
Een aandeel heeft een onbepaalde looptijd, omdat zolang de onderneming niet failliet gaat
blijft het aandeel geldig.
Bedrijfsobligaties: een bedrijfsobligatie is een schuldbewijs voor een lening die de
onderneming is aangegaan. Een obligatiehouder is een schuldhouder van de onderneming
die de obligatie uitgeeft. De onderneming heeft bij hem dus een schuld uitstaan. In ruil
daarvoor betaalt de onderneming de obligatiehouder rente om de schuld af te lossen. Op de
obligatie staat hoe hoog de schuld is en welk rentepercentage de onderneming betaalt. Als
de schuld is afgelost is de obligatie weg, dus een obligatie heeft een bepaalde looptijd.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper JonnaTijdeman. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.