Hoorcollege 1
Pedagogiek
(schuine woorden belangrijk voor de toets.)
Mondelinge presentatie over beheersing 8 beroepstaken aan het eind van het jaar.
2 toetsen:
1e toets in lesweek 5 over de stof van hc 1-5
- 15 meerkeuzevragen pedagogiek
- 15 meerkeuzevragen filosofie
2e toets in lesweek 10 van hc 1-10
- 35 meerkeuzevragen pedagogiek en open vraag
- 35 meerkeuzevragen filosofie en open vraag
( 5 studiepunten )
Paidagoogia (Pais en Agogain) (= kind , leiden/begeleiden)
- Autoritair: de baas over het kind
- Aansluitend bij het kind meer ruimte geven
Opvoeden kan alleen als je je zelf aan de regels houdt. ( Rokende ouder die zegt dat het kind
niet mag roken, werkt niet.)
Opvoeding is een bepaalde vorm van omgang tussen volwassenen en jeugdigen die erop
gericht is steun en richting te geven aan het proces van volwassen worden.
De opvoeding is een intentioneel, doelbewust proces.
Opvoedingselementen
- Opvoedeling
Het kind, de jongere die de begeleiding nodig heeft op de weg naar
volwassenwording
- Opvoeder
De volwassene die de taak op zich neemt om de opvoedeling te begeleiden op de
weg naar volwassenwording. (ouders, leerkrachten, kinderopvang etc.)
- Omgeving (cultuurhistorische context)
Is van grote invloed op de ontwikkeling van kind. (armoede, rijkdom, oorlog, covid 19
etc.) In elke samenleving heersen verschillende normen en waarden.
Opvoedingsmilieus
- Primaire opvoedingsmilieu: Het gezin
(Samengesteld gezin, traditioneel gezin, eenoudergezin, …)
- Secundaire opvoedingsmilieu: school, kinderopvang
(contact met samenleving, ontdekken andere gewoonten van andere gezinnen)
- Tertiaire opvoedingsmilieu: de buurt
(vriendengroep/peers, leeftijdsgenoten)
- Quartaire opvoedingsmilieu: multimediale wereld
,Pedagogische visie
- Kindbeeld
Het algemene beeld dat een persoon van kinderen heeft. (Wat is een kind? Wat kan
een kind? Wat willen kinderen? Wat hebben ze nodig? Hoe ontwikkelen ze zich?)
Objectief: kind zien als een ding/object, kind moet doen wat ik wil.
Subjectief: kind zien als volwaardig mens, waar je rekening mee moet houden.
- Beeld van pedagogische relatie en opvoeder
Het algemene beeld dat een persoon heeft van opvoeders. ( Wat is zijn rol? Hoe
moet hij zich gedragen? Hoe moet die relatie eruit zien?
Objectief: Opvoeder is bepalend, kind heeft weinig inbreng. Alles wordt voor het kind
bepaald. Kind wordt geschapen naar ideaal beeld van volwassene.
Subjectief: Kind heeft veel invloed op zijn eigen ontwikkeling.
- Opvoedingsdoelen
Doelen die jij als opvoeder voor het kind stelt. Doelen die het kind moet bereiken.
Gericht op het kind.
- Opvoedingsmiddelen
De dingen die je als opvoeder gaat doen, om je doelen te bereiken.
(Door kinderen aandacht te geven, kinderen risico’s te laten nemen.
Belonen en straffen. Boeken, telefoons, games etc.)
- Opvoedingsvoorwaarden
Allerlei omstandigheden/condities die aanwezig moeten zijn om te kunnen
opvoeden.
(Veiligheid
De ruimte geven om risico’s te nemen
Liefde en aandacht geven
Vertrouwen geven)
Op het moment dat je opvoedingsvoorwaarden bewust gaat inzetten, worden het
opvoedingsmiddelen.
, Hoorcollege 2
Pedagogiek
Humanisme (1400-1650)
- Onderdeel van de renaissance
- Pedagogisch optimisme: kinderen kunnen ontwikkelen door kennis.
Kinderen worden slecht geboren, maar kunnen goed worden door kennis. Ze moeten
zelf de oorspronkelijke teksten kunnen lezen, teksten over dat je je netjes gedraagt.
Daar leren ze van.
- Terug naar de oorspronkelijke teksten en hun betekenis
- Erasmus
Pedagogische visie humanisme
- Kindbeeld: Kind is van nature slecht, maar is opvoedbaar en ontwikkelbaar.
- Beeld van de opvoeder en pedagogische relatie: beeldhouder, leraar die de juiste
kennis moet aanbieden en het goede voorbeeld moet geven. Die moet ingrijpen in de
opvoeding.
- Opvoedingsdoelen: Een goed mens
- Opvoedingsmiddelen: De klassieke culturele vorming door letterlering. Om zo zelf de
klassieke teksten te kunnen lezen.
Verlichting (1650-1800)
- Rede, verstand, het bewuste. Wat is waar en wat niet?
- Het deïsme (God als afzijdige schepper, legt een grotere verantwoordelijkheid bij de
mens zelf. Omgeving heeft grote invloed op de ontwikkeling van het kind.)
- De opvoedbaarheid van de mens (nurture: belang van omgeving), maken van de
ideale samenleving.
- De vrijheid van het unieke individu staat centraal
- Opvoeding gericht op de volwassenheid
- Kind als ‘wit papier’ ‘onbeschreven blad, Tabula Rasa’ kennis door ervaring. John
Locke.
Pedagogische visie verlichting
- Kindbeeld: onbeschreven blad, Tabula Rasa. Kind is opvoedbaar.
- Beeld van de opvoeder en pedagogische relatie: beeldhouder, omgeving schrijft het
blad vol.
- Opvoedingsdoelen: redelijkheid, deugdzaam burger
- Opvoedingsmiddelen: kennis, brede kennis, ervaringskennis
Romantiek (1800-1850) (reactie op verlichting)
- Gevoel, intuïtie, het onbewuste
- Grenzen aan de maakbaarheid van de mens (nature). Groeibelemmeringen
wegnemen, want ze zijn van nature goed.
- De maatschappij of cultuur als verderfelijke invloed
- De gemeenschap staat centraal
- Gezinsopvoeding
- Het kind, de kindertijd als waardevolle menselijke levensfase
- Rousseau