Inleiding Sociologie Samenvatting Colleges
Hoorcollege 1 ‘De sociologische blik’
DEEL I INTRODUCTIE SOCIOLOGIE
Waarom sociologie
- Bronwetenschap van de criminologie
- ‘Criminologie’ of ‘sociologie’?
• theorieën, onderzoeksmethoden en bekende criminologen
• objectwetenschap > verbindende factor is criminaliteit
• criminaliteit als maatschappelijk probleem
• invloed op criminaliteitsbeleid
- Dus: (onderdeel van) basis van criminologieopleiding
Wat is sociologie?
Boek: “systematisch onderzoek van de menselijke samenleving”
- Empirisch kijken naar de samenleving en daar dingen van vinden, onderzoek doen
Centraal: sociologisch perspectief en sociologische verbeeldingskracht (sociological imagination)
Sociologisch perspectief
Het algemene in het bijzondere = algemene patronen ontdekken in speci eke gevallen
- Op zoek naar het sociale in individueel gedrag
- Grote lijnen/patronen van de samenleving zien door te kijken naar een speci ek geval,
bijvoorbeeld een individueel geval (vaders meer betrokken bij opvoeding kind, langer verlof)
- Bijvoorbeeld zelfmoordstudie Emile Durkheim (1897)
• hoger zelfmoordcijfer onder mannen, protestanten, ongehuwden en welvarenden > waarom?
• Durkheim: minder sociale banden/sociale integratie/sociale cohesie
Het ongewone in het bekende = het zien van de invloed van sociale structuren op individuen
- Wat vanzelfsprekend lijkt, is het niet (bijv, het kiezen voor deze opleiding is een eigen keuze
maar daar zijn ook sociale invloeden bij betrokken)
- Ter discussie stellen van wat wij als normaal beschouwen
C. Wright Mills: sociologische verbeeldingskracht
- Transformeren van persoonlijke problemen tot maatschappelijke vraagstukken
• bijv. armoede, criminaliteit, verslaving
- Rol van geschiedenis op biogra e
• de tijd waarin we leven heeft e ect op de keuzes die we maken en het leven dat we leiden
• bijv. corona, belang van technologie in samenleving op arbeidsmarkt, dagelijks leven
Socioloog als mythenjager
Opkomst van de sociologie
- Relatief jonge wetenschap: eind 19e eeuw
- Nederland: 1922 eerste hoogleraar sociologie Bonger (1876-1940)
- Ontstaan en ontwikkeling door grote sociale veranderingen en processen
• industrialisering (door technologische ontwikkeling verandert manier van werken)
• urbanisatie (groei van steden, ontstaan nieuwe klasses)
• democratisering (politieke veranderingen, anders denken over wereldbeeld, etc.)
- Denken over de samenleving > klassieke losofen China, Griekenland
- Comte: ‘Sociologie’ (1838)
- Drie fases
• theologische fase (tot 1350) > samenleving wordt gezien als uiting van Gods wil, weinig te
onderzoeken
• metafysische fase (14e-15e eeuw) > samenleving wordt gezien als iets dat de oorsprong
vindt in de natuur, natuurwetten
1
fffi fi fi fi
, • wetenschappelijke fase (vanaf eind 15e eeuw) > samenleving wordt geanalyseerd door
wetenschappelijke methoden > opkomst positivisme
Historische context
- Renaissance (15e-16e eeuw) > startpunt veel wetenschappelijke ontdekkingen, sociale
veranderingen
• ontdekking nieuwe werelddelen, zon is kern van het heelal
- Reformatie (16e eeuw) > religieus niveau, meer ruimte voor individu/persoonlijke ontwikkeling
• calvinisme, protestantisme, meer oog voor de mogelijkheden van het individu
- Verlichting (17e-18e eeuw) > vooruitgangsdenken
• vertrouwen in wetenschap, vooruitgang en maakbare samenleving
- Modernisering
• proces van sociale veranderingen, in gang gezet door industrialisering
- Berger
• verdwijnen kleine traditionele gemeenschappen (urbanisering)
• uitbreiding individuele keuzemogelijkheden (individualisering)
• oriëntatie op toekomst en groeiend tijdsbesef
• grotere sociale diversiteit, in moderne samenleving meer verschillen
- Modernisering en grote denkers
• Tönnies: Gemeinschaft > Gesellschaft
• Durkheim: mechanisme > organische solidariteit
• Weber: rationalisering, bureaucratisering en onttovering
• Marx: kapitalisme
• Simmel: urbanisering
- Sociale veranderingen als katalysator voor sociologische ontwikkelingen
Hoofdvragen van de sociologie
1. Sociale (wan)orde [Durkheim]
• Wat houdt de samenleving bij elkaar?
2. Proces van rationalisering [Weber]
• Waarom voltrekken rationaliseringsprocessen zich in verschillende mate in verschillende
samenlevingen?
3. Sociale (on)gelijkheid [Marx]
• Hoe worden schaarse en begeerde zaken verdeeld?
4. Identiteit en interactie [Simmel]
• Hoe beïnvloeden maatschappelijke verhoudingen de identiteit van individuen en groepen?
DEEL II THEORIE EN EMPIRIE
Analyseniveaus
- Macro (hele samenlevingen, continenten, wereld)
• focus op samenleving als geheel
• totaalbeeld van sociale structuren in de samenleving
- Meso
• focus op ‘middelgrote’ analyse-eenheden
• groepen
- Micro
• focus op individuen
• interacties
Perspectief en theorie
- Theoretische benadering/perspectief (overkoepelend)
• fundamenteel beeld van de samenleving dat als richtsnoer dient voor theorie en onderzoek
• daarbinnen: allemaal theorieën
- Theorie
• stelsel van uitspraken die met elkaar samenhangen
• verklaart de sociale werkelijkheid
• toetsbaar d.m.v. onderzoek
2
, Sociologische perspectieven
- Structureel functionalisme
- Con ictbenadering
- Symbolisch interactionisme
- (Rationele keuzebenadering) > ander type beeld, richt zich op mensbeeld (de eerdere drie
richten op maatschappijbeeld)
Verschillende (mens- en) maatschappijbeelden aan ten grondslag
Structureel functionalisme > positivistisch
- Samenleving
• gezien als complex systeem, waarbinnen onderdelen een functie hebben
- Belang solidariteit en stabiliteit
- Focus op
• sociale structuur
• sociale functies
- Hoofdpersonen
• Comte, Durkheim, Spencer
Merton:
- Manifeste functie
• onderkend & beoogd gevolg (functie van werk is het krijgen van inkomen)
- Latente functie
• niet-onderkend & onbeoogd gevolg (functie van werk zorgt voor sociale contacten)
- Sociale disfunctie
• sociaal patroon dat functioneren samenleving verstoort (tegengestelde werking)
• functioneel voor een bepaald onderdeel, maar niet voor de hele samenleving
- Maatschappijbeeld = consensus
- Analyseniveau = macro
- Kritiek op structureel functionalisme
• conservatief
• geen oog voor con icten en problemen (want gericht op consensus)
• gebruik van algemene categorieën (geen ruimte voor individuele afwijkingen, mist veel
informatie)
Con ictbenadering > activistisch
- Samenleving
• gezien als constant strijdtoneel
- Arena van ongelijkheid > con icten en veranderingen
- Hoofdpersonen
• Marx, Engels, Chambliss, Dahrendorf
- Activistische wetenschap: wetenschap moet sociale werkelijkheid ook veranderen
- Focus op
• ongelijkheid
• dominante en ondergeschikte groepen
- Seksecon ict & rassencon ict: dit zijn voorbeelden
- Maatschappijbeeld = con ict
- Analyseniveau = macro
- Kritiek op con ictbenadering
• weinig oog voor eenheid/consensus binnen een samenleving
• gebrek aan wetenschappelijke objectiviteit
• gebruik van algemene categorieën
Symbolisch interactionisme
- Samenleving
• gezien als resultaat van interacties
- Werkelijkheid wordt gecreëerd door interpretatie en de nitie van de situatie binnen sociale
interacties
3
flfl fl fl fl flfl fl fi
, - Hoofdpersonen
• Weber, Simmel, Mead, Go man
- Samenleving is een proces (veranderlijk, niet statisch)
- Werkelijkheid is veranderlijk en verschilt per persoon
- Focus op
• betekenis geven door individuen
• symbolen (o.a. taal)
- Maatschappijbeeld = interactie (veranderlijk, én consensus én con ict)
- Analyseniveau = micro
- Kritiek op symbolisch interactionisme
• door nadruk op individuen weinig oog voor structurele context op samenleving (macro)
niveau
• door nadruk op veranderlijkheid en interpretatie weinig oog voor langdurige structuren
Rationele keuzebenadering > mensbeeld ipv maatschappijbeeld
- Macionis, Peper & van der Leun (boek):
• de vierde sociologische benadering
• samenleving is opgebouwd uit rationeel handelende actoren
• maar: anders dan de andere drie
• gaat eerder om mensbeeld dan om maatschappijbeeld
- Samenleving
• resultaat van nutsmaximalisatie door individuen
- Economische benadering
• mensen zijn gericht op het hoogste genot en de laagste kosten: kosten-baten afweging
- Focus op
• afwegingen van mensen
• ruilrelaties
- Hoofdpersonen
• Homans, Blau, G. Becker, Coleman (zijn meer economen)
- Mensbeeld = vrije wil, rationele actor
- Analyseniveau = micro/macro
- Kritiek op rationele keuzebenadering
• geld wordt te belangrijk gemaakt
• tautologie (cirkelredenering)
• gaat voorbij aan machtsrelaties die vrije keuze beperken
Drie onderzoeksbenaderingen
Positivistische sociologie
- Empirisch
• onderzoek op basis van systematische, waarneembare gegevens
• objectiviteit, meten = weten
• veelal kwantitatief onderzoek
- Gekoppeld aan structureel functionalisme & rationele keuze
- Kritiek: volledige objectiviteit is onmogelijk
Interpretatieve sociologie
• onderzoek naar betekenissen, interpreteren
• subjectiviteit, ‘Verstehen’ (Weber) > hoe wordt de werkelijkheid beleefd
• veelal kwalitatief onderzoek
- Gekoppeld aan symbolisch interactionisme
- Kritiek: slecht repliceerbaar/generaliseerbaar
Kritische sociologie
• noodzaak tot sociale verandering
• moraliteit, waardeoordelen > je moet als wetenschapper de wereld verbeteren
• activistisch > strategie om sociale verandering te bewerkstelligen
- Gekoppeld aan con ictbenadering
- Kritiek: wetenschap als politiek instrument
4
fl ff fl