Commercieel 1A
Hoofdstuk 1
Inkoopbeleid: producten inkopen – leveranciers kiezen- distributie bepalen (hoe de
artikelen verdeeld en vervoerd worden. (ondernemer) Bij een filiaal wordt dit meestal door
de organisatie geregeld.
Verkoopbeleid: marktonderzoek – trends en ontwikkelingen volgen – concurrentie in kaart
brengen – commerciële cijfers – winkelformule (doelgroep+ marktpositie+ retailmix) –
marketingbeleid (plaats, product, prijs, promotie, presentatie en personeel = ook wel
retailmix)
Taken ondernemer/manager retail:
Verkoopactiviteiten organiseren en uitvoeren
Verkoop van artikelen/gast(heer)vrouw van de winkel/verantwoordelijk voor een
schone winkel
Voorraad en goederenstroom beheren
Voorraad beheren/(vragen of medewerkers) bestellen/ goederenstroom
verwerken/winkelpresentatie
Financieel beleid opzetten en/of uitvoeren
Administratie/ bespreken conclusies hoofdkantoor)
Leidinggeven en personeelsbeleid vormgeven
Leidinggeven/planning/begeleiden medewerkers/organiseren
werkoverleg/personeelsbeleid: functioneringsgesprekken, sollicitatiegesprekken
Functies retail:
ondernemer retail= HBO (small business management)- eigenaar van de winkel
manager retail= HBO (small business management)- in dienst van een winkelbedrijf
met verantwoording voor 1 of meerdere filialen/winkels
eerste verkoper= MBO niveau 3- organiseert de verkoopprocessen in de winkel
verkoopspecialist= MBO niveau 3- gespecialiseerd verkoper in een winkel
verkoper= MBO niveau 2-verkoper in een winkel
verkoopassistent= MBO niveau 1-ontvangt goederen en plaatst ze in de winkel.
Assisteert bij de verkoop en het verlenen van service
Business-to-consumer (B2C)= handel waarbij producten verkocht worden aan
consumenten, denk aan H&M, bakker, Wehkamp, bol.com
Business-to-business (B2B)= bedrijven die producten verkopen aan andere bedrijven, denk
aan Sligro, Makro. Groothandel (grossier).
Retail: verkoop van artikelen of diensten aan consumenten. Dus supermarkten maar ook
kappers.
, Functies retail:
- algemene functie: het leveren van producten aan de consument
- commerciële functie: het kopen en weer verkopen van producten met
winstoogmerk
- distributieve functie: ervoor zorgen dat de producten vanaf de fabrikant of
groothandel bij de consument komen.
Detailhandel: verkopen alleen maar artikelen aan consumenten, dus geen kappers o.i.d
Midden- en kleinbedrijf (MKB)= alle bedrijven met minder dan 250 werknemers
Grootwinkelbedrijf (GWB)= retailbedrijven 100 of meer werknemers hebben, of 7 of meer
winkelfilialen hebben. Wordt meestal centraal aangestuurd vanuit een hoofdkantoor,
marketing wordt centraal verzorgd.
Grootwinkelbedrijven bestaan uit: grootfiliaalbedrijven ( AH, C&A, H&M) en warenhuizen
(Bijenkorf, Blokker, Ikea = gevarieerder assortiment)
Franchisenemer: ondernemer die tegen betaling gebruikmaakt van de winkelformule van de
franchisegever
Fysieke winkels: supermarkt, speciaalzaak, warenhuis, klein warenhuis, varietystore
(verkoopt verschillende artikelen, voor dezelfde lage prijs), mixed store (verschillende
groepen van artikelen worden hier gecombineerd), conceptstore (gebaseerd op een thema
of lifestyle), pop-up store (tijdelijke winkels).
Webshops: online bestellen en thuislaten bezorgen of afhalen in de winkel.
Verkoopkanalen in niet winkelvorm: Ambulante handel (handel zonder vaste locatie,
bijvoorbeeld: markten, kramen, huis aan huis verkoop, foodtrucks) Colportage: gevraagde
en ongevraagde verkoop aan de deur of via telefoon.
Monochannel of singlechannel: winkelier met enkel een fysieke winkel. Verkoop tussen
retailer en consument vindt plaats via 1 verkoopkanaal.
Multichannel: consument heeft keuze tussen verschillende verkoopkanalen, de kanalen
staan niet met elkaar in verbinding. Prijzen kunnen in de winkel anders zijn dan online.
Crosschannel: meerdere verkoopkanalen die op elkaar afgestemd zijn, consument heeft
hierdoor de keuze om elke mogelijkheid in het verkoopproces te kiezen.
Omnichannel: verschillende soorten verkoopkanalen, op elkaar afgestemd. Dit gaat verder
van crosschannel, de klant bepaalt hierbij zelf welke kanalen hij voor welke service wil
gebruiken. Hier staat de klant en zijn klantreis centraal. Fysieke winkel, website, webshop,
app, folder/catalogus, klantenservice/helpdesk.
Branches in detailhandel: Food (alles met voedings – of genotsmiddelen), Non-food
(producten verkocht die je niet kan eten of drinken)