Inleiding klinisch redeneren (KR)
Ma. 7 sep. 2020
Leerboek: Diagnostiek van alledaagse klachten
Casus
Mogelijke oorzaken van koorts bij kind <1 jaar?
Een ontsteking van de luchtwegen (bijv. tonsillitis, acute bovenste luchtweginfectie) komt
het meeste voor
Urinewegen (urineweginfectie)
Maagdarmstelsel (gastro-enteritis)
Luchtwegen (pneumonie)
Wat zijn alarmerende symptomen bij kind met koorts waar je naar moet vragen?
Leeftijd <3 maanden (ongebruikelijk, nog veel antistoffen van moeder in bloed)
Ernstig ziek, snelle achteruitgang, sufheid/slaperig blijven (normaliter alert kind bij dokter)
Ontroostbaar huilen, veranderd huilpatroon, kreunen
Minder dan helft van normaal drinken en/of geen natte luier of niet geplast (mogelijke
dehydratie)
Aanhoudend braken (verliest allerlei voedingsstoffen, te weinig vocht)
Wat zijn alarmerende signalen bij lichamelijk onderzoek waar je op moet letten?
Ernstig zieke indruk
Gedrag: suf, niet goed wekbaar, apathisch, kijkt niet rond, voortdurend en/of zwak huilen,
kreunend, ontroostbaar
Huid: bleke/cyanotische kleur of grauw/vlekkig, verminderde turgor of petechiën (=niet
wegdrukbare rode puntjes) ( dehydratie of meningitis)
Tachypneu (=te snel ademhalen)/gebruik hulpademhalingsspieren met name i.c.m.
afwijkende bevindingen in longen
Diagnose: acute middenoorontsteking (beide kanten)
Therapie: antibioticum (> 3 dagen koorts + ziek, dubbelzijdige ontsteking)
Wanneer moet moeder weer contact opnemen met huisarts?
Bij ontstaan van een of meerdere van genoemde alarmsymptomen
Bij achteruitgang altijd/ niet opknappen (<48 uur)
U-bocht = concept om na te leren denken
Klinisch redeneren is een vaardigheid,
waarbij je vragen stelt en antwoorden
zoekt
de U-bocht kun je hierbij gebruiken
Benadert geneeskunde vanuit klacht van
de patiënt
,Histologie: Huid
Ma. 7 sep. 2020
Functies van de huid:
- Barrière tegen bijv. uitdroging, micro-organismen, UV, etc.
- Handhaving homeostase (vochthuishouding, temperatuur)
- Sensorisch (pijn, tast)
- Excretie van talg en zweet
- Absorptie UV licht
- Intermenselijk contact
De huid vertelt veel over het interne milieu, de leeftijd, gezondheid en bijv. afkomst van een persoon.
Opbouw van de huid:
1. Epidermis = opperhuid, oppervlakkige laag, epitheelweefsel (hoornlaag = aan oppervlak
verhoornend epitheel)
Golvend patroon (epidermale
retelijst) zorgt voor sterke
verankering met dermis.
Keratinocyten migreren vanuit basale
laag naar de oppervlakte, verliezen
hierbij hun celkern (proces van aantal
weken). De epidermis heeft meerdere
lagen:
o Stratum corneum =
hoornlaag, laag met
afgeplatte kernloze cellen die
vol met keratine zitten
o Stratum lucidum = dunne,
heldere laag die alleen aanwezig is in dikke huid (bijv. voetzolen)
o Stratum granulosum = keratinocyten bevatten granula (filaggrine) en lamellar granules
(lipiden) waterondoordringbare barrière
o Stratum spinosum = dikste laag, bestaande uit keratinocyten die verankerd zijn aan
elkaar met “stekels” (=desmosomen)
o Stratum basale = diepste laag van de epidermis, waar keratinocyten delen en migreren
richting het oppervlak van de huid, hier hechten de keratinocyten aan de
basaalmembraan via hemidesmosomen
2. Dermis = lederhuid, voornamelijk bindweefsel, veel bloedvaten, meerdere celtypen
(fibroblasten, macrofagen, mestcellen)
Stratum papillare + reticulare zorgen voor verankering met epidermis.
Dermale matrix (voor hydratatie, stevigheid, rekbaarheid)
3. Subcutis/hypodermis = vetweefsel (bestaande uit adipocyten), losmazig netwerk van
bindweefsel met bloedvaten + zenuwen. Met als functies: energiereserve, isolatie,
waterreservoir en stootkussen.
Celtypen & structuren in epidermis
- Keratinocyten
Granula uit melanocyt liggen als soort
paraplu over celkern heen voor
bescherming tegen UV.
- Melanocyten = cellichaam in stratum
basale met uitlopers tussen
keratinocyten (= epidermale-
, melanocytaire unit), hebben relatief licht cytoplasma ( geven pigment af aan omliggende
keratinocyten)
Korrels in uitlopers gevuld met melanine worden afgegeven aan keratinocyten.
1. Phaeomelanine = lichter pigment, soms beetje gelig/oranje
2. Eumelanine = donkerder pigment, bepaalt huidskleur
Donker-gekleurde mensen hebben melanocyten met meer melanosomen +
eumelanine
Verhouding phaeomelanine & eumelanine bepaalt hoe donker huidskleur is
BELANGRIJK! Iedereen heeft dezelfde hoeveelheid melanocyten
Melanineproductie gaat omhoog door UV en melanocyt-stimulerend hormoon
- Langerhanscellen = dendritische cellen die antigenen kunnen presenteren, behoort tot
weefselmacrofagen, bevatten Birbeck granula (= blaasjes in vorm van tennisracket)
- Merkelcellen = in basale laag epidermis (handpalmen, voetzolen) + in behaarde huid rondom
follikels, slijmvlies mondholte/vagina, hebben vermoedelijk een sensorische functie
(interactie met onderliggende zenuwcellen)
Vrije zenuwuiteinden, geen bloedvaten
vascularisatie = doorbloeding van de huid vanuit rete
subpapillare + rete cutaneum (voorziening van
voedingsstoffen + O2)
albinisme = genetische aandoening waarbij er een
defect optreedt bij het enzym tyrosinase hierdoor
ontbreekt melanine in de huid
Huidskleur:
- Caroteen = geel/oranje pigment in stratum
corneum en vetweefsel van subcutis (bijv.
handpalmen + voetzolen)
- Hemoglobine = geeft roze kleur aan lichte huid
basaalmembraan = overgang epidermis naar dermis,
bestaat uit lamina lucida/lamina densa/sublaminale
laag.
Functies dermis:
- Mechanische bescherming
- Thermoregulatie (uitzetten/minder wijd
worden bloedvaten)
- Aanvoer voedingsstoffen/zuurstof
- Aanvoer immuuncellen/ontstekingscellen
- Pijn- en tastzin
- Aanvoer keratinocyten + melanocyten bij wondherstel
dermale papillen = vormen golfpatroon, biedt stevigheid, hierin bevinden zich kluwen van
haarvaatjes verantwoordelijk voor aanvoer zuurstof en voedingsstoffen.
papillaire dermis (meer cellen, dermale papillen), reticulaire dermis (minder celkernen,
voornamelijk collageen I)
Verschillende celtypen in dermis: fibroblasten (produceren extracellulaire matrix en
collageenvezels), macrofagen, mestcellen
dermale matrix = stof die tussen de cellen ligt, bestaande uit
dermatansulfaat/hyaluronzuur/chondroitinesulfaat/collageen/elastine (stevigheid en rekbaarheid)