100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting veterinaire fysiologie A €14,49   In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting veterinaire fysiologie A

 23 keer bekeken  0 keer verkocht
  • Vak
  • Instelling

Samenvatting van het hele vak veterinaire fysiologie A, samengevat van de slides en aantekeningen uit de lessen.

Voorbeeld 4 van de 83  pagina's

  • 18 mei 2022
  • 83
  • 2020/2021
  • Samenvatting
avatar-seller
Veterinaire fysiologie A

Hoofdstuk 1 basisbegrippen scheikunde en fysica
Diffusie
In een gasmengsel of vloeistof vervagen concentratieverschillen in tijd door thermische beweging
van moleculen.

Er vindt een transport van deeltjes van hoge concentratie naar lage concentratie.

Diffusie is een zeer belangrijk transportmechanisme voor korte afstanden.

• Bulk transport gebeurt via bloedbaan, diffusie is pas de laatste stap.
• Afvalstoffen gaan via diffusie naar bloed.
• En bij intracellulairtransport.

Diffusie is het resultaat van willekeurige botsingen en bewegingen van moleculen.

Wet van FICK:




Q is de transportintensiteit, A is dwarse doorsnede.

Diffusie is zeer efficiënt voor transport over zeer korte afstand, voor grotere afstand is het veel
trager.

Osmose en filtratie
Diffusie van water, van een plaats van hoge waterconcentratie naar een plaats van lage
waterconcentratie.

Een semi-permeabele membraan: membraan is permeabel voor water maar niet voor opgeloste
stof.

Bij osmose is er transport van H2O door semi-permeabele membraan naar een hogere concentratie
van opgeloste stof.

Filtratie: transport van H2O door een semi-permeabele membraan onder de invloed van
drukverschillen.

Filtratie is altijd een actief proces.

Osmotische druk: druk die nodig is om vloeistoftransport te beletten.

• Osmotische druk neemt toe met het aantal opgeloste partikels.
• Water wordt getransporteerd naar plaats waar de osmotische druk hoger is.

Hyperosmotisch: de vloeistof die meer partikels bevat dan de andere kant.

Hypoosmotisch: de vloeistof die minder partikels bevat dan de andere kant.

Iso-ismotisch: wanneer twee oplossingen dezelfde osmotische druk hebben.

,Osmolariteit: beschrijft de osmotische eigenschappen van een oplossing.

• Totaal aantal moles van opgeloste moleculen of ionen in 1 liter van de oplossing, osmol/lit.
• 1 milimol NaCl/liter wordt 2 mili-osmol/liter, Na+ en Cl- zijn namelijk 2 osmotische partikels.

Druk wordt gemeten in mm Hg, druk op de bodem van een Hg kolom.

Osmolaliteit: totaal aantal opgeloste moleculen of ionen per kg water.

In lichaamsvochten is het verschil in osmolaliteit en osmolariteit <1%, omdat het oplosmiddel dan
altijd water is.

Hydrostatisch druk= bloedruk

Wanden van capillairen hebben poriën, deze staan filtratie toe.

• Druk in weefsel vocht --> diffusierichting naar buiten toe, uit capillairen.
• Bloedplasma heeft ook groter aantal opgeloste moleculen, deze kunnen niet door capillairen
--> vocht wordt naar de bloedbaan getrokken door osmose.

Celmembranen zijn water doorlaatbaar, vormen een barrière tegen uitwisseling van vele opgeloste
stoffen.

• H2O transport gebeurt door osmose.
• Bevat Aquaporiën: proteïne kanalen specifiek doorgankelijk voor H2O.
• Celmembraan is flexibel, cellen kunnen krimpen of zwellen.
• Turgor: drukverschil binnen en buiten plantencel, zorgt voor stijfheid.

Water
Water molecule is een dipool, omdat de verbindingen tussen zuurstof en waterstof polair zijn.

Watermoleculen kunnen dus dipool-dipool bindingen met elkaar maken.

Water kan veel warmte-energie absorberen en afgeven, is belangrijk voor de stabilisatie van
lichaamstemperatuur.

Water evaporatie: effectieve manier om systemen te behoeden voor oververhitting, de snelheid van
moleculen neemt hierbij af.

Water kan het hoogste aantal verschillende substanties oplossen.

Ionen met een watermantel zijn gehydrateerd.

Niet-ioniserende moleculen kunnen water oplosbaar zijn door waterstofbruggen te vormen.

Niet-polaire bindingen zijn slecht oplosbaar in water.

Hydrofobe (niet-polair) gebieden zijn naar de binnenzijde van de membraan gericht, hydrofiele
delen steken langs weerszijden uit de membraan.

,Hoofstuk 2 cellen en weefsels
Transport door membranen
Bestaat van concentratieverschillen cel – extracellulair vocht, wijst op transportmechanismen.

Membraan-passage kan actief of passief.

Passief transport: door concentratie-gradiënten of elektrische krachten
• Diffusie door membraan, vetoplosbare substanties lossen op in membraan en dringen
verder volgens concentratie-gradiënt.
• Diffusie door ionenkanalen, met H2O gevulde tunnels dwars door membraan voor vervoer
voor hydrofiele substanties.
• Binding aan transportproteïnen, voor hydrofiele moleculen die te groot zijn voor kanalen,
door binding met transport-eiwit is er configuratieverandering.
o Gefaciliteerde diffusie; van hoge naar lage concentratie, zonder energietoevoer.
• Water door membraan: water kan doorheen de lipidenlagen diffunderen, ook zijn er
aquaporiën.




Zeer belangrijk schema, examenvraag!

[anorganische ionen cytosol] < [anorganische ionen extracellulair]

Cel-lyse: barsting van de cel door zwelling, maar vindt niet plaats want:

• Actief ionentransport naar buiten toe.
• Totale concentratie anorganische ionen cytosol wordt daardoor op een constante
concentratie gehouden.
• Membraan-ionenpompen
• Een evenredige verdeling van ionen langs beide zijden van de membraan.

Isotoon: oplossing die het celvolume niet veranderd.

Hypotoon: oplossing voor celvolume toename.

Hypertoon: oplossing voor celvolume afname.

Paard heeft te lang niet gedronken: paard zal snel en veel willen drinken als deze de kans krijgt. Bij
massale opname water krijgt het weefsel een lage osmotische waarde. Het verschil tussen
osmolariteit tussen weefsel en rode bloedcellen is nu te groot, de rode bloedcellen gaan water
opnemen, deze exploderen. Dit paard sterft.

, Actief transport:
• Vergt bijkomende energie ATP.
• Energie-aanvoer of toevoeging laat toe een substantie tegen de gradiënt te transporteren.
• Gebeurt met behulp van drager-eiwitten.
• Deze drager-eiwitten zijn specifiek, kunnen verzadigd worden en zijn onderhevig aan
competitie.
• Deze dragers kunnen transport doen tegen de gradiënt in, dit vergt bijkomende energie.

Primair actief transport: energie komt vrij na hydrolyse van ATP door transporteiwit, een deel wordt
ter plekke gebruikt voor transport.

Secundair actief transport: energie-vergend transport wordt gekoppeld aan gelijktijdig transport van
een ion.

• Een concentratie van een ion daalt door verlaten van de cel door een pomp die ATP
verbruikt -->
• Omdat de concentratie daalt komt via een andere doorgang dit ion binnen door diffusie.
• Symporter: wanneer het transport van de verschillende ionen of moleculen in dezelfde
richting gebeurt.
• Antiporter: wanneer het transport van de verschillende ionen in verschillende richting
gebeurt.
• Uniporter: drager-eiwit dat slechts één soort molecuul of ion transporteert.
• Co-transporter: drager-eiwit dat tegelijkertijd verschillende types ionen moleculen
transporteert.

Endoycytosis en exocytosis: speciale vormen van energiebehoevend transmembranair transport.

• H2O oplosbare substanties of grote moleculen in kleine membraanvesikels, zonder direct
contact met de lipiden bi-layer.
• Uit de cel: exocytose, in de cel: endocytose.

Exocytosis: Eiwitten worden geproduceerd in RER --> naar Golgi-apparaat in vesikels --> uit Golgi
apparaat in vesikels --> naar celwand --> fusie met celwand --> inhoud extracellulair uitgestort.

• Gereguleerde exocytosis: secretie gebeurt onmiddellijk na stimulatie van transmittors of
hormonen.

Endocytose: invaginatie in celmembraan --> invaginatie wordt in cytosol afgesplitst in vesikel.

• Pinocytosis: wanneer opgeloste substanties de cel binnen komen door opname van het
vocht, weinig selectieve endocytosis.
• Fagocytose: wanneer neutrofielen of macrofagen bacteriën of celditrus opnemen.
o Invaginatie door pseudopoden --> in de cel als fagosomen --> versmelten met
lysosomen.
• Transcytosis: wanneer vesikels aan de ene zijde worden opgenomen en aan de andere zijde
van de cel worden afgestoten.

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper anukvangelderen. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €14,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 71498 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€14,49
  • (0)
  Kopen