Bedrijfsethiek Samenvatting Boek
Hoofdstuk 1: Wat is bedrijfsethiek?
§1.1 Twee casussen
§1.2 Wat is filosofie?
Filosofie: bijzondere academische discipline. Het onderzoekt hoe mensen redeneren en
nadenken en wat we daarvan kunnen leren. Het is dus nadenken over het menselijke
vermogen na te denken. nadenken over nadenken of reflectie op het vermogen tot
reflectie.
Ethiek is onderdeel van de filosofie.
Bedrijfsethiek: onderdeel van de ethiek in het algemeen.
Mensen: rationele/denkende dieren. Filosofie is een belangrijke academische discipline,
omdat zij nogal eens fouten maken in hun denken. De filosofie neemt onbewuste aannames
op, maakt ze expliciet en bevraagt ze.
Filosofen: begripsverhelderingen. Ze brengen voorwaarden in kaart door argumenten voor
en tegen te wegen op consistentie, relevantie, etc. Daarbij komt, het helpen van gebruik van
argumenten in specifieke casussen te wegen.
Paradox: situatie waarin meerdere principes moreel gesproken werkzaam zijn, die elkaar in
die merkwaardige situatie in de weg lijken te zitten, in ieder geval wat
handelingsconsequenties betreft.
Goede ethische reflectie: vele paradoxen identificeren en begrijpen, en vervolgens
bepalen hoe de juiste balans moet worden gevonden (in een specifiek geval).
Onvrij: tegendeel van vrij. Iemand wordt geplaatst in door factoren in de (sociale) omgeving
in omstandigheden, waarin deze persoon kan claimen niet langer in vrijheid te kiezen.
Factoren vanuit externe omgeving.
Onvrijwillig: staat tegenover vrijwillig. Iemand beschikt niet langer over haar vrije wil.
Factoren vanuit interne omgeving.
Filosofie is niet relativistisch: het betekent niet dat ieders mening geldig is, en dat
filosofische waarheden alleen waar zijn voor degene die het ermee eens is. Integendeel, de
meeste filosofen zullen benadrukken dat niet alle filosofische oordelen even geldig zijn.
Het persoonlijk oordeel wordt mede van waarde geacht.
Theoretische filosofie
Wat is kennis en wetenschap? Wanneer mogen we van iets zeggen dat het ‘een feit’
is? Wat is een goede theorie? Wat is goede wetenschap?
Praktische filosofie
Vragen die te maken hebben met menselijk handelen, althans in zoverre dat is
gerelateerd aan wat wenselijk is of wat mensen zouden moeten doen. Is democratie
een goede staatsvorm? Is de vrije markt een rechtvaardige economische orde? Moet
, het feit dat alleen vrouwen kinderen kunnen krijgen, worden meegenomen in het
carrièrebeleid van organisaties?
- Politieke filosofie
Richt zich op vragen die de ordering van de samenleving betreffen.
macroniveau.
Is democratie een juiste staatsvorm? Is het juist om een economie als
markteconomie in te richten? Is een marktorde noodzakelijk in een kapitalistische
orde? Moet de overheid maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO)
verplichten?
Politieke filosofie stelt vragen over de context waarbinnen mensen moeten
handelen. De focus ligt daarodor bij instituties. De handelende mens speelt een
indirecte rol.
- Ethiek
Het handelen van mensen staat direct centraal, en richt zich daarom op
handelingsvragen. Mensen kunnen de instituties zelf beïnvloeden door hun
handelen.
De macro-context wordt als gegeven beschouwd.
Moet een bedrijf stoppen met vervuilen als de concurrenten dat weigeren en het
bedrijf er mogelijk concurrentienadeel door oploopt?
Morele dilemma’s micro-context.
Ethiek = moraliteit.
§ 1.3 Wat is bedrijfsethiek?
Bedrijfsethiek: discipline die zich bezighoudt met alle vraagstukken van het zakenleven die
direct of indirect het menselijke handelen, de menselijke interactie of de consequenties
daarvan raken.
Duits taalgebied onderscheid tussen markt ethiek en bedrijfsethiek:
Markt ethiek: de pendant van de politieke filosofie.
Bedrijfsethiek: de pendant van de ethiek. En richt zich dus in het bijzonder op vragen
die mensen als handelende mensen betreffen. Omdat bedrijven niet kunnen bepalen
hoe de samenleving wordt ingericht en welke wetten er worden gemaakt.
Bedrijfsethische vragen zijn vaak verbonden aan markt-ethische vragen.
Normatieve bedrijfsethiek
Houdt zich bezig met concrete morele vragen.
Wanneer wordt reclame misleiding? Waarom is misleiding verkeerd? Zijn de
topinkomens die CEO’s tegenwoordig soms krijgen, moreel te rechtvaardigen?
Fundamentele bedrijfsethiek
Houdt zich bezig met de betekenis en grond van moraliteit in het (zaken)leven.
Waartoe dient moraliteit? Wat is haar nut of betekenis? Kan de moraliteit eigenlijk
wel worden gegrond of is ze eerder een illusie (bijvoorbeeld omdat mensen van
nature toch altijd egoïstisch zullen handelen)?
Beschrijvende bedrijfsethiek (= sociologie)
Brengt in kaart hoe mensen over morele zaken denken en hoe ethische principes in
bedrijven tot uiting komen. Het inventariseert feitelijke standpunten.
,Hoofdstuk 2: Moraliteit: wanneer speelt het?
§ 2.1 Twee casussen
§ 2.2 Handelingsvraagstukken, oordelen en afwegingskaders
Handelingsvraagstukken: vereisen een oordeel of handeling, die in het licht van principes,
normen en waarden moet worden genomen. Deze worden geëvalueerd in termen van goed
en slecht of juist en verkeerd.
Vaak denken mensen niet te lang na over een keuze; ze oordelen intuïtief, of gebruiken hun
gevoelens, emoties en standaard reactiepatronen ter oriëntatie.
Sommige gevallen: reflectie is nodig: een oordeel moet worden geveld op basis van
redenen die moeten worden afgewogen (zie hoofdstuk 4).
Alle handelingsvraagstukken hebben normatieve oordelen en afwegingen. Het gaat
erom – op basis van redenen – te bepalen hoe iets zou moeten zijn.
Normatief: wat het zou moeten zijn.
Feitelijk: stand van zaken.
Normatieve afwegingen:
Wat is juridisch goed/slecht of juist/onjuist om te doen? Heeft de beslissing slechte
economische gevolgen (slecht/onjuist) of goede economische gevolgen (goed/juist) voor het
bedrijf of de organisatie?
§ 2.3 Moraliteit formeel geduid
Wanneer men moreel spreekt, bedoelt men claims te maken over zaken die per se zo
moeten zijn of echt niet anders mogen zijn. Het bedoelt dingen te zeggen die absoluut zo
moeten zijn.
Moraliteit: vaak door religie bepaalt. Voor christenen: Woord van God gezien als moraliteit.
Tegenwoordig: gedifferentieerde samenleving: mensen kunnen vanuit verschillende
perspectieven naar de wereld kijken.
Uitspraken van iemand uit een gedifferentieerde samenleving: ‘eten zonder mes en
vork is weliswaar niet netjes, maar niet juridisch verboden’, ‘winst maken door
milieuregels te schenden is weliswaar verboden maar kan winstgevend zijn’, ‘wat die
politicus zegt slaat economisch nergens op maar is politiek heel handig’.
o Deze uitspraken clausuleren normatieve uitspraken. Ze zijn alleen waar of
geldig voor iemand als deze dat perspectief relevant acht. Ze zijn alleen niet
geldig voor de persoon die wordt aangesproken.
o Principes, normen, waarden, rechten en plichten worden verdubbeld. Zo kan
iets een morele én juridische plicht zijn.
Vanwege de geclausuleerdheid uitspraken zijn conditioneel.
Uit het feit dat het morele spreken – formeel gezien – fundamenteel en conditieloos spreken
is, volgt dat moreel spreken – in geval van een conflict – voorrang krijgt op conditioneel
spreken. primaat van de moraliteit.
Primaat: het is belangrijker dan andere overwegingen die het spel kunnen worden gebracht.
, Twee paradoxen
Moraliteit kan de formele kracht van haat bevelen niet ondersteunen met reële
macht.
Moraliteit eist morele zelfdiscipline van de betrokken mensen zonder externe macht.
Juist in een gedifferentieerde samenleving is het heel moeilijk te bepalen wat dan
onconditioneel geldt.
Probleem: mensen moeten op zoek naar de dingen die onconditioneel moeten
gelden.
Publieke moraal: mensen zijn praktisch genoodzaakt om sommige van dingen in
samenspraak met anderen af te stemmen. Omdat je samenleving principes niet
alleen kunt bepalen, omdat iedereen zich aan een dergelijke principe moet houden.
Private moraal: aspecten van de moraliteit die je zelfstandig kunt besluiten.
Onconditionele/categorische/fundamentele claim: claim buiten elk perspectief om. Sluit
elke uitweg uit. onconditioneel maakt moraliteit fundamenteel.
Plicht: formeel, algemeen principe (plicht is niet altijd onconditioneel), concreet
oordeel.
Conditionele eis: geldt alleen voor iemand als deze zich bekommert om de conditie. Heeft
een uitweg, bijvoorbeeld: het interesseert me niet.
§ 2.4 Morele kwesties vanwege de schending van rechten
Morele rechten
Eerste context waarin moraliteit naar voren komt: waarin een mens disrespectvol wordt
behandeld, wordt geschaad of anderszins in haar rechten wordt aangetast.
Dit zijn fundamentele rechten, dus morele rechten, geen juridische rechten.
Fundamentele van de moraal: zonder meer en conditieloos rechten claimen.
Dat moraliteit fundamenteel is betekent ook dat de morele rechten de allerbelangrijkste
rechten zijn: ze komen voor andere rechten, of liever gezegd: ze horen voorrang te krijgen
op andere rechten.
EERSTE CONTEXT: moraliteit als beschermingswal
Streng en commanderend gezicht.
Interpersoonlijk relaties (publieke moraal)
De moraliteit eist dat iedereen zich aan bepaalde princi8pes houdt, waardoor
iedereen beschermd is door die principes plichten (niet doden, niet stelen, niet
schaden, niet liegen, misleiden of bedriegen en altijd andere mensen respecteren).
§ 2.5 Morele kwesties komen op door ene oriëntatie op het goede
TWEEDE CONTEXT: moraliteit als iets goeds doen voor anderen of het algemene belang.
Enthousiasmerende kracht. Adviserend en inspirerend gezicht.
Interpersoonlijk relaties (publieke moraal).
Moraliteit geeft mensen hier de inspiratie om hun leven ‘zo goed mogelijk’ te leven.
Goede dingen doen
Wat is goed?
Goede: som van het geluk van elk individu.