Dubbel diagnose (DD) – Les 1
Epidemiologie
19% van de algemene bevolking op enige tijd in hun leven een middelen gerelateerde stoornis
60-80% van de patiënten in de verslavingszorg heeft ook een andere psychiatrische stoornis
20-50% van de patiënten in behandeling bij de GGZ heeft een verslavingsprobleem
41% van de mensen met een ernstige psychische aandoening (EPA) heeft in zijn leven ooit te maken
gehad met een middelen gerelateerde stoornis
Waarom is DD zo moeilijk?
- Problemen levensgebieden
- Isolement
- Interactie met de stoornis
- Oordeel en kritiek stoornis
- Zelfmedicatie
- Afhankelijkheid
Huidige visie op verslaving
Verslaving is een chronische, recidiverende neuro psychiatrische aandoening met zowel
neurobiologische, psychologische als sociale aspecten.
Verslavingszorg
- Ambulante verslavingszorg
o Afhankelijk van instelling
o Bv: kortdurend (CRA/CGT/Minnesota-model), langdurend (FACT)
- Klinische verslavingszorg
o Klinisch aanbod afhankelijk van instelling
o Bv: jeugdkliniek, forensische kliniek, reguliere kliniek, DD-kliniek, kliniek voor
ouderen
- Gedwongen of vrijwillig
Psychiatrische stoornissen
1
,Worden gekenmerkt door afwijkingen in ervaringen en gedrag. Stoornissen in denken, emotie en
gedrag. Complexe gedragsfenomenen waarbij (neuro)biologische, psychologische en sociale factoren
een rol spelen.
Wat is volgens de DSM-5 een psychische stoornis?
DSM-5: Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, een classificerend systeem voor
psychische aandoeningen. Het beschrijft categorieën, met als doel om onderlinge vergelijking van
(groepen) psychiatrische patiënten mogelijk te maken. Het gaat niet om een DSM-diagnose maar een
DSM-classificatie.
Integral dual disorder treatment (IDDT)
- De geïntegreerde zorg wordt gegeven door 1 team, dat bij voorkeur werkt vanuit 1 locatie en
beide stoornissen gelijktijdig en in samenhang behandelt.
- De wensen en motivatie van de cliënt bepalen (grotendeels) de inhoud van de behandeling.
- Geïntegreerde behandeling is multidisciplinair en combineert farmacologische (medicatie),
psychologische, educatieve (psycho- educatie) en sociale interventies.
- Aandacht voor stabiele huisvesting, zinvolle bezigheden, (vrijwilligers)werk en zingeving
worden als belangrijke voorwaarden gezien voor herstel.
- Het uiteindelijke doel is het bereiken van een positieve verandering (klein of groot) en betere
kwaliteit van leven van de cliënten.
Integratie, volledigheid, out Reachend, lange termijn, motivatie, psychotherapeutische benadering
en vermindering negatieve gevolgen
2
,Dubbel diagnose (DD) – Les 2
Autismespectrumstoornis
Autisme is een hoog erfelijke aandoening, die kan worden opgevat als een ontwikkelingsstoornis
waarbij de aanleg van effectieve netwerken in het sociale inbreng is verstoord
ASS en middelengebruik
Functie van gebruik: onderdrukken van angst, zelfmedicatie of ervaren van belevingen
Effecten: kans op verdere isolatie, grotere kans op medicatie ontrouw, toename angst en depressie,
verhoogd risico rond automutilatie, problemen rond wonen/werk/financiën
Behandel(on)mogelijkheden
Autisme en middelen is nog weinig onderzoek naar gedaan. Geen evidence-based behandelingen.
Behandeling
- Psycho-educatie en gedragstherapeutische - pedagogische benadering van cliënt en systeem
- Leren van cognitieve schema’s (“scripts”)
- Sociale vaardigheidstraining (o.a.TOM-training)
- Hulpmiddelen (planbord, agenda, buddy, plaatjes)
- Trucs
- Niet: groeps/explorerende psychotherapie
- Aanbieden van structuur en voorspelbaarheid
- Verbetering van coping
- Speciaal onderwijs
- Psycho-educatie
- Motiverende gespreksvoering
- Onlineprogramma
- Activiteiten
- Individuele, intensieve gedragstherapeutische behandelprogramma’s
Medicatie
Er is geen oorzakelijke aanpak mogelijk. Er is wel medicatie om angsten, depressies,
dwangbehandelingen, slaapproblemen en automutilatie te verminderen.
Interventie/omgang
Verduidelijking en voorspelbaarheid. Leg altijd wie, wat, wanneer, waar, hoe en waarom. Afspraken
is houvast. De cliënt kan door de behoefte aan duidelijkheid, claimend zijn.
Het helpt om zakelijk te zijn, in plaats van emotioneel. Stel concrete vragen en wees geduldig bij het
krijgen van een antwoord (in verband met informatieverwerking). Wees voorspelbaar en geef
veranderingen tijdig aan. Communiceer met 1 ding tegelijk.
En verder helpt
Verwacht geen reactie op non-verbale communicatie vanuit jouw kant. Straffen heeft over het
algemeen weinig zin, ze begrijpen namelijk niet waarom. Als de cliënt boos is, zorg er dan voor dat hij
afleiding krijgt om weer tot rust te komen. Praat erop een later moment over.
DSM-5
3
, A. Blijvende tekorten in de sociale communicatie en interactie, zoals blijkt uit:
- Tekorten in sociaal-emotionele wederkerigheid
- Tekorten in het voor sociale omgang en gebruikelijke non-verbale communicatieve gedrag
- Tekorten in aangaan, onderhouden en begrijpen van relatie
B. Beperkte zich herhalende gedragspatronen, beperkte interesses en activiteiten, zoals blijkt uit:
- Stereotype of repetitieve motorische bewegingen, gebruik van voorwerpen of spraak
- Hardnekkig vasthouden aan hetzelfde, star gehecht aan routines/geritualiseerde gedragspatronen
- Zeer beperkte, gefixeerde interesses die abnormaal intens of gefocust zijn
- Over- of onder reageren op zintuigelijke prikkels of ongewone belangstelling voor zintuigelijke
aspecten van de omgeving
A: tekorten in sociale interactie
Opvallende beperkingen in non-verbaal gedrag:
- Gezichtsuitdrukking (stil, onpeilbaar, masker)
- Lichaamshouding (stijf, weinig variatie, geen imitatie)
- Gebaren (te weinig, geen middel van expressie)
- Oogcontact (niet vaak/lang genoeg, ongericht, leeg)
Gebrek aan adequate relaties:
- Teruggetrokken, geen interesse in contact, indien wel interesse hebben ze weinig succes
Gebrek aan het delen van plezier, interesses, prestaties
- Einzelgänger, geen plezier in om samen iets te doen
Gebrek aan sociale en emotionele wederkerigheid
- Leeft niet mee, weinig inzicht in de eigen belevingswereld of die van anderen, gevoelens
moeilijk onder woorden brengen
Te laten spraakontwikkeling
- Conversatie
- Moeite om gesprek te beginnen of op gang te houden, gebrek aan humor, het letterlijk
nemen
Echolalie, stereotype taal, neologismen
- Aparte woordenschat, gemaniëreerd taalgebruik
- Gebrek aan sociale fantasie en sociale imitatie
- Geen sociale verbeelding, geen anticipatie van sociale gebeurtenissen, makkelijk slachtoffer
van oplichting/pesterij en roddel, relatieproblemen, sociaal blunderen,
opvoedingsproblemen bij kinderen
B: stereotype gedragingen en interesses
Beperkte interesse
- Helemaal opgaan in een hobby, weinig groei in die bezigheid, niet voldoende gedeeld met
anderen maar relatief normaal qua inhoud
Ongewone preoccupatie
- Opgaan in bizarre of merkwaardige interesse
Stereotype gebruik van (een deel van) een voorwerp, gehecht aan voorwerpen
- Verzamelwoede
Stereotypieën
- Wiegen bij stress of verveling, fladderen bij opwinding, hoofdschudden voor het slapen
- Rituelen, dwang/drangbehandeling, uitvoeren van rituelen
- Moeite met veranderingen, vasthouden aan routines/schema’s. Angstig of ontstemd bij
verstoring routine
Opvallend stemgebruik
- Monotoon of een verkeerde melodie, volume te hard, emotie van persoon niet te
interpreteren uit de stem alleen, stem niet modulerend met emotie
Motoriek
4