Geneesmiddelen Hoorcollege 1
Goedkope geneesmiddelen → geen patent meer op, vaak de reden om goedkoop te zijn.
Nederland doet er alles aan om zo min mogelijk geld uit te geven aan geneesmiddelen wat
positief maar ook negatief kan zijn.
Generiek voorschrijven → kernpunt voor voorschrijven in Nederland, je schrijft niet de
merknaam voor, maar de werkzame stof. Geneesmiddelen waar geen patent naam meer op
zit.
Geneesmiddel zonder patent → iedereen mag het maken, dan kan de prijs heel erg dalen.
Preferentiebeleid → binnen de generieke geneesmiddelen (verschillende fabrikanten),
produceren allemaal zonder merknaam, maar wel nog wat prijsverschil. In Nederland
hebben de zorgverzekeraars de macht hierover. Patiënt die bij mij verzekerd is → van de
generieke varianten alleen maar dit middel meegeven dus bijvoorbeeld alleen teva.
Patent naar generiek dus enorme dalingen van de prijs, opeens mag iedereen het maken.
In Nederland waren we een tijd bang voor enorm toename van geneesmiddelen gebruik.
Door veroudering → oudere vaker aandoeningen, meer geneesmiddelen nodig → bang voor
te hoge kosten, dat Nederland het niet meer kon betalen. Toch is dit niet wat er gebeurde.
Wel een trend omhoog, maar op een gegeven moment stabilisatie van geneesmiddelen
kosten. Waarom? Maatregelen door de overheid. Generiek voorschrijven, preferentiebeleid.
Invoering van de wet geneesmiddelenprijzen → nieuw geneesmiddel, voor de groep waar het
geneesmiddel behoort, kijken naar omringende landen, gemiddelde prijs, waarboven we
NOOIT mogen betalen.
Ziekenhuisbudget → ieder jaar 1 of 2 geneesmiddel groepen, waar we veel geld aan
uitgeven, alleen ziekenhuizen mogen deze geneesmiddelen uitgeven met een vast budget,
stel meer uitgeven van het ziekenhuis → verantwoording van het ziekenhuis. Ziekenhuizen
mogen niet in het rood draaien. Verleggen van de verantwoordelijkheid naar de
ziekenhuizen.
Generiek voorschrijven
,doen we in Nederland heel erg goed. We schrijven tegen gemiddeld de laagste kosten ons
geneesmiddel voor ten opzichte van andere landen. Bij verstrekkingen vooral de specialité
geneesmiddelen, maar bij kosten neemt dit ruim de meeste kosten in. Voor 18 procent
merkgeneesmiddelen → 65 procent van het budget. Je moet goede redenen hebben om dit
specifiek voor te schrijven.
Bijvoorbeeld bij de oncologie → is een duurder middel die maand meer leven waard. Is dat
50000 euro waard? Van een afstand zou je zeggen belachelijk, maar stel dat dat iemand is
die jong is. Moeilijke beslissingen als je er midden in zit als arts.
Problemen ontstaan bij de lage kosten → iets kan bijvoorbeeld niet geleverd worden op een
bepaald moment. In heel veel gevallen een logisch gevolg voor het zo weinig betalen voor
de geneesmiddelen. Laatste leveren als je weinig voorraad hebt → Nederland, want die
betaald weinig. Ook door het preferentiebeleid van de zorgverzekeraar → alleen maar deze
variant van bepaalde middelen anders niet vergoed.
Ijzeren voorraad geneesmiddelen zou de oplossing moeten zijn, maar nog steeds niet
gerealiseerd, wie gaat dat betalen, zegt de groothandel. Kan allemaal over de datum gaan.
Eigenlijk zou de overheid dit moeten doen, maar dat gebeurt niet. Het probleem blijft.
Waarom deze medicatie groepen?
Medicatieveiligheid
Harm onderzoek → met vervolgrapporten, ging over hospital opnames gerelateerd aan
medicatie. Mensen die door medicatie opgenomen worden. Meestal door gastrointensinale
bloeding (darm of maag), of longen, of cardiovasculair. Fouten? → geneesmiddel niet
geïndiceerd (onterecht gekregen), doseringsfouten, geen check of het middel veilig was voor
de patiënt. Hierdoor vaak in het ziekenhuis door geneesmiddelen. Welke geneesmiddelen
veroorzaken dit dan? → ingewikkelde geneesmiddelen waren het niet. Alle
bloeddrukverlagers, pijnmedicatie (naproxen, morfine achtig), diabetesmiddelen,
stollingsmiddelen (bij risico op hartaanval), allemaal generieke geneesmiddelen die we al
lang kennen, ze worden veel gebruikt en er gaat dus veel mee mis.
Hoe kan het dat je geneesmiddelen merken kan → alle geneesmiddelen die je niet op recept
hoeft te halen, dan kan er reclame voor gemaakt worden. Dus niet als er alleen op recept
gehaald mag worden. Ook voor aleve etc. Niks te maken met wat dat merk geneesmiddel
,kan → panadol is paracetamol maar duurder, advil is ibu maar dan duurder. De werking is
precies hetzelfde, het heeft niks met het merk te maken.
Bent u al bekend met dit geneesmiddel. → drogist weet er eigelijk niks van
Arts → na 6 jaar opgeleid, moet een diagnose kunnen stellen en een behandeling moet
kunnen opstellen.
Waarom moeten afgestudeerde dit kunnen
1. Veel consulten eindigen in recept voor geneesmiddel
2. Net afgestudeerde artsen schrijven veel voor
3. Er worden veel fouten gemaakt
Net arts → niet gelijk het werk wat je wil → werken als zaalarts, niet de specialist, net klaar
met de opleiding en het ziekenhuis rond gaan. Hoe meer gespecialiseerd → minder
voorschrijven. De mensen die het het best zouden moeten kunnen doen het eigenlijk nooit,
want gespecialiseerde artsen moeten andere artsen opleiden etc. en chirurgie.
- 7/10 procent fout recept
- 5,6 procent opnames door foute medicatie
- kosten 85 miljoen
Verwisseling van namen in het ziekenhuis → een geneesmiddel weg, zodat deze fout niet
meer gemaakt kan worden en er geen problemen meer van kunnen komen.
Waarom is geneesmiddelen voorschrijven zo moeilijk?
→ het persoonlijk maken van de medicatiekeuze van een specifieke patiënt. Stel de patiënt
heeft ook andere aandoeningen, die wil je niet erger maken. Nierfunctie slecht, hartfalen,
astma etc. Je moet voor iedere patiënt controleren of het kan bij mijn patiënt,
geneesmiddelen moeten samen kunnen en geen schade voor de patiënt aanbrengen.
Farmacotherapie → patiëntgericht.
WHO 6 step
Onderwijsmethode om prescribing te doen. Wereldwijd gebruikt, voorschrijfgedrag van
nieuwe voorschrijvers verbeterd.
1. Probleem patiënt
2. Therapeutisch deel
3. Standaardtherapie/geneesmiddelen
4. Controleren van de geschiktheid (contra indicatie, interactie, zwanger, lactatie,
nierfunctie, leverfunctie, leeftijd, gebruiksgemak)
5. Therapie/farmacotherapie uitvoeren (recept, toedienen, patiëntinfo, afspraken)
6. Evaluatieplan, controle
, Kan voor alle medicatie. Hiermee kan je afgewogen beslissingen nemen.
In het leven: kleine beslissingen grote afweging, grote beslissingen meer op gevoel afwegen
achteraf
Farmacologie
Wat het geneesmiddel bij de patiënt doet → farmacodynamiek (werking, bijwerkingen)
Patiënt met het geneesmiddel → farmacokinetiek (verwijderen), opname tot uitscheiden van
geneesmiddelen.
Lichaam beschouwt het geneesmiddel als een soort vergif → lichaam wil van het
geneesmiddel af.
FOTO DIA
Twee organen die heel erg van belang zijn bij geneesmiddel (geel is) nieren, oranje
rechthoek is lever. Oraal → slokdarm → maag uitelkaar vallen → moleculen terecht in dunne
darm → via je poortader verwerkt → in de lever → van belang omdat de lever dingen de stof
verandert in het lichaam → dan wordt het een metaboliet (actief of inactief), je wil actief →
niet meer dezelfde stof, maar nog wel werkzaam. Ook dingen aan hangen waardoor je het
makkelijk kan uitscheiden (bijvoorbeeld suikers), dan komt het bij de nier terecht → goed
wateroplosbaar, makkelijk verwerkt in de blaas en uitplassen.
Omzettingen in de lever → first pass effect.
Stel dat een stof een heel groot first pass effect heeft, is het verstandig om als tablet in te
nemen? Nee, er worden dan inactieve metabolieten van gemaakt. Dan moet je nadenken
over hoe kan je lever niet eerst een heel groot deel van het geneesmiddel afbreekt.
→ direct in de bloedbaan spuiten, subcutaat (injectie), rectaal (niet via de lever, wel in de
bloedbaan, maar daarna wel weer, gedeeltelijke omzijling), inhalatie (lokale
toedieningsvorm, direct naar de longen bij astma), of op het lichaam smeren etc. Onder de
tong (sublinguaal) bij pijn op de borst, snelle opname en niet via de lever.
Groene streepje → bij de lever gal → gal komt in de ontlasting terecht.
Waarom is dit van belang (ZIE OOK PLAATJE), plasma tegen de tijd. Iedere keer een bultje
is een gift van het geneesmiddel. Concentratie stijgt → afbraak en afvoer van lichaam wordt
soms meer dan opname, daling. Tijd voor volgende dosis etc. Uiteindelijk kom je in een
stabiele fase terecht, wel kleine wisselingen in hoeveelheden in je bloed, maar kleine