Criminologie
Inhoudsopgave
Hoorcollege 1 introductie:...............................................................................................1
Hoorcollege 2 psychologische verklaringen.....................................................................6
Hoorcollege 3 gewetensontwikkeling..............................................................................8
Hoorcollege 4 Biologische verklaringen.........................................................................11
Hoorcollege 5 sociologische verklaringen......................................................................13
Hoorcollege 6 Invloed van leeftijdsgenoten...................................................................18
Hoorcollege 7 invloed van de opvoeding........................................................................21
Hoorcollege 1 introductie:
Twee belangrijke aspecten
- Verklaringen ontstaan en ontwikkelen van delinquent gedrag
- Ontwikkelingsverloop van delinquent gedrag = geen verklaring
Nature-Nurture debat
Waar kun je gedrag door verklaring? Omgeving? Biologische factoren?
Voorheen veel overschatting door de omgeving (bv autisme), daarom nu veel aandacht voor
invloed van erfelijke factoren, ook binnen criminologie veel aandacht voor omgevingsinvloeden,
er is intussen meer aandacht voor biologische factoren maar het blijft gevoelig onderwerp.
Age-crimecurve: Leeftijd afgezet tegen
frequentie van delicten. 12e jaar stijgt het en
20e jaar daalt het weer.
-Biologische factoren Lombroso
delinquent gedrag uit verschillen tussen
mensen.
-1e sociologische verklaringen delinquent
gedrag vanuit invloed armoede,
uitzichtloosheid en gebrek aan status.
-Sociologische varianten 20e eeuw
delinquent gedrag vanuit de gedachten dat
mensen te kort hebben, gefrustreerd zijn
(strain)
-situatie (Chicago School of Criminology)
delinquent gedrag vanuit opgroeien in slechte
omstandigheden
-Sutherland nieuwe stroming 20e eeuw
delinquent gedrag ontstaat door het omgaan
met foute vrienden.
Dynamische theorie
Er bestaat een relatie tussen crimineel gedrag en de fasen in de levensloop. Binnen deze
dynamische visie wordt het onderscheid gemaakt tussen enerzijds de
ontwikkelingscriminologen en anderzijds de levensloopcriminologen. De
ontwikkelingscriminologen zeggen dat psychosociale ontwikkelingsprocessen het verschil
maken tussen een jeugddelinquent die occasioneel eens criminaliteit pleegt en een
persisterende delinquent. Die ontwikkelingsprocessen weerhouden iemand om criminaliteit
te plegen of niet. Levensloopcriminologen zeggen dat externe gebeurtenissen het verschil
maken tussen het plegen van criminaliteit en het stoppen (desistance).
1
, Verandering in sociaaleconomische context, relatie, opleiding, door het leven heen
veranderen er dingen. Bv geen werk > gaat stelen
Wel weer werk > stoppen met stelen
Typologische theorie
Meerder type daders, andere verlopen door het leven heen
De invloed van gebeurtenissen en ontwikkelingen zijn verschillend voor groepen met
uiteenlopende persoonlijkheidskenmerken. Er zijn andere causale factoren die een rol
spelen bij de persisterende en occasionele delinquent
Ontwikkelingsmodel van Loeber (1993)
Beschrijvend model met 3 paden: omschrijft de ontwikkeling van typen delinquent gedrag bij
jongens voor 12 jaar.
Beschrijft de ontwikkeling van typen delinquent gedrag bij jongens.
In dit model gaat het om het vertonen van dit gedrag voor het 12 e jaar dan wordt de kans groter
op delinquent gedrag op latere leeftijd.
- Linker pad Openlijk delinquent gedrag:
Zichtbaar, in confrontatie met een ander. Loopt
van kleine vormen van agressie tot ernstige
gewelddadig gedrag (verkrachting,
mishandeling, moord)
- Rechterpad Heimelijk delinquent gedrag: Niet in
confrontatie maar juist stiekem. Loopt van
winkeldiefstal naar ernstige vormen heimelijk
gedrag (brandstichting, fraude, zakkenrollen,
inbraak)
*Jongeren hebben de meest zorgwekkende prognose als
ze zich op beide paden begeven en zowel openlijke als
heimelijk delicten plegen. de kans is groter dat deze
groep jongeren een langdurig criminele levensstijl
vertonen dan de groep jongeren die alleen in het openlijk of heimelijk pad delicten plegen.
Het model is een piramide. Met de vorm wordt aangegeven dat de meeste jongens op de onderste
treden begeven en dat steeds minder jongens de weg naar boven afleggen. Alleen een klein deel
gaat naar de top (ernstige delicten)
Onderste en middelste treden horen bij het pad over opstandig gedrag en conflicten met autoriteit
(die voor pubers niet zo zeldzaam zijn)
Conflicten met autoriteitsproblemen. Deze weerspiegelen een zwakke band
met
ouders en leraren en een verhoogde en vaak vervroegde tendens naar onafhankelijkheid.
Een
eerste stap in dit ontwikkelingspad is halsstarrig en weerspannig gedrag. De volgende stap
is
ernstige ongehoorzaamheid, tarten en verzet tegen ouders en leraren. Een laatste stap is
het op
vroege leeftijd, voor het dertiende jaar, vermijden van controle van autoriteitspersonen
door
spijbelen, ‘s avonds laat op straat zijn en van huis weg lopen.
Openlijke probleemgedragingen. Deze hebben vaak te maken met het onvermogen
van kinderen om sociale problemen op een niet-agressieve manier op te lossen. Een eerste
stap in het ontwikkelingspad is minder ernstige agressie zoals bijvoorbeeld pesten. Een
stap
verder is het met fysiek geweld oplossen van conflicten. Een derde stap is een gewelddaad
zoals beroving of verkrachting.
Heimelijke probleemgedragingen. Dit zijn uitingen van een tekort aan eerlijkheid en
een tekort aan eerbied voor de bezittingen van anderen. Heimelijke
probleemgedragingen
2
, (met name diefstal) demonstreren een gebrek aan bereidheid en vaardigheden om
goederen te
verwerven of te verdienen op een sociaal aanvaardbare manier. Het ontwikkelingspad
begint
met minder ernstige heimelijke gedragingen zoals bijvoorbeeld veelvuldig liegen
en
winkeldiefstal. De tweede stap in het model is het beschadigen van goederen, bijvoorbeeld
vandalisme en brandstichting. De derde stap bestaat uit matige tot ernstige diefstal, zoals
het
stelen van auto’s en inbraak
Conflicten met autoriteitsproblemen. Deze weerspiegelen een zwakke band
met
ouders en leraren en een verhoogde en vaak vervroegde tendens naar onafhankelijkheid.
Een
eerste stap in dit ontwikkelingspad is halsstarrig en weerspannig gedrag. De volgende stap
is
ernstige ongehoorzaamheid, tarten en verzet tegen ouders en leraren. Een laatste stap is
het op
vroege leeftijd, voor het dertiende jaar, vermijden van controle van autoriteitspersonen
door
spijbelen, ‘s avonds laat op straat zijn en van huis weg lopen.
Openlijke probleemgedragingen. Deze hebben vaak te maken met het onvermogen
van kinderen om sociale problemen op een niet-agressieve manier op te lossen. Een eerste
stap in het ontwikkelingspad is minder ernstige agressie zoals bijvoorbeeld pesten. Een
stap
verder is het met fysiek geweld oplossen van conflicten. Een derde stap is een gewelddaad
zoals beroving of verkrachting.
Heimelijke probleemgedragingen. Dit zijn uitingen van een tekort aan eerlijkheid en
een tekort aan eerbied voor de bezittingen van anderen. Heimelijke
probleemgedragingen
(met name diefstal) demonstreren een gebrek aan bereidheid en vaardigheden om
goederen te
verwerven of te verdienen op een sociaal aanvaardbare manier. Het ontwikkelingspad
begint
met minder ernstige heimelijke gedragingen zoals bijvoorbeeld veelvuldig liegen
en
winkeldiefstal. De tweede stap in het model is het beschadigen van goederen, bijvoorbeeld
vandalisme en brandstichting. De derde stap bestaat uit matige tot ernstige diefstal, zoals
het
stelen van auto’s en inbraak
Conflicten met autoriteitsproblemen. Deze weerspiegelen een zwakke band
met
ouders en leraren en een verhoogde en vaak vervroegde tendens naar onafhankelijkheid.
Een
eerste stap in dit ontwikkelingspad is halsstarrig en weerspannig gedrag. De volgende stap
is
ernstige ongehoorzaamheid, tarten en verzet tegen ouders en leraren. Een laatste stap is
het op
vroege leeftijd, voor het dertiende jaar, vermijden van controle van autoriteitspersonen
door
spijbelen, ‘s avonds laat op straat zijn en van huis weg lopen.
De meeste jongeren die vorderen in een pad, vertonen vaak ook beginnende kenmerken
van andere trajecten. Jongen die evolueren in meerdere of alle ontwikkelingstrajecten
hebben de slechtste prognose en vertonen het meeste delinquent gedrag.
- Het ontwikkelingsmodel van Loeber is hiërarchisch, niet verklarend, leefomgeving speelt
een rol, het is niet per se een jongens model, impulsief en gebrekkige morele ontwikkeling
= gevaarlijke combinatie.
Meest zorgelijke jongeren:
- Vroege start, jongeren zijn pas vervolgbaar als ze 12+ zijn.
- Divers, generalistisch, als het voor ze uitkomt doet ze het: impulsief, licht ontvlambaar
- Delicten niet alleen maar in groepsverband (groepsdruk), of juist alleen.
- In meerdere contexten zijn delicten (thuis, school, op straat).
3