PATHOLOGIE
SAMENVATTING COLLEGE
ONDERWERP: INLEIDING PATHOLOGIE
Leerdoelen
1. Kennen van het bestaan van de belangrijkste ziektemechanismen (ontsteking, trombose en
embolie, degeneratieve aandoeningen, kanker, auto-immuunaandoeningen, infectieziekten) binnen
de pathologie en het kunnen benoemen van enkele voorbeelden per categorie.
2. Kennis van de begrippen etiologie, pathogenese en de functionele en structurele
consequenties voor cellen/organen resulterend in verschillende ziektebeelden.
3. Kennen van de algemene principes van het pathologisch onderzoek (cytologie, histologie,
immunohistochemie en moleculaire pathologie)
4. Kennis van de somatisch-genetische afwijkingen bij het ontstaan van kanker en het kunnen
benoemen van enkele voorbeelden waarbij deze veranderingen kunnen dienen als aangrijpingspunt
voor nieuwe therapie (‘personalized medicine’)
5. Kennis van het bestaan van screeningprogramma’s voor kanker in Nederland met daarbij
begrip over de pro’s en contra’s
KENMERKEN, CLASSIFICATIE, MECHANISMEN
Forensische patholoog: Onderzoeken naar de doodsoorzaak bij een patiënt die niet natuurlijk is
overleden. Zitten in het NFI, hier vinden alle gerechtelijke obducties plaats.
Klinische/wetenschappelijke pathologen: Hebben verschillende taken. Waaronder het
onderzoeken naar de oorzaak en effecten van natuurlijke ziektes aan de hand van functionele en
structurele veranderingen in cellen, weefsels en organen van de onderliggende ziekte. Voor de
diagnose wordt er een klein weefsel genomen (biopt). Dit wordt gedaan om tot een diagnose te
komen (bijvoorbeeld borstkanker). Ze zijn daarnaast ook docenten voor studenten en leiden nieuwe
pathologen op. Ze bevinden zich in ziekenhuizen/universitaire medische centra (UMC’s).
Er zijn 4 aspecten waar een patholoog bij een ziekte naar kijkt. Dit zijn:
1. Etiology (oorzaak van de ziekte). De oorzaak kan worden opgedeeld in Congenitaal en
verworven. Congenitaal kan weer worden onderverdeeld in genetisch of niet-genetisch.
Een voorbeeld van een Congenitaal Genetische ziekte is de taai-slijm ziekte. Dit is een
genetisch defect waarbij een chloride kanaal niet goed werkt. Hierdoor wordt het slijm van
je alvleesklier (pancreas) heel taai in je longen. Door deze lage viscositeit hebben deze
patiënten moeite met verteren, want de enzymen die de pancreas aanmaakt worden niet
goed geloosd uit de pancreas omdat het slijm te taai is. Een Congenitaal niet genetische
ziekte kan ontstaan wanneer de moeder een infectie ondergaat. Bijvoorbeeld het softenom,
, werd gebruikt als anti-abortus middel. Echter bleek achteraf dat dit middel ervoor zorgde
dat kinderen een armafwijking kregen. Verworven ziektes kunnen ontstaan door invloeden
van buitenaf en zijn geen aangeboren aandoeningen. Bijvoorbeeld door radioactieve straling
of infecties. Er is altijd sprake van een genetische- en omgevingsfactoren die een rol spelen
bij ziektes. Monocausaal betekent dat het een enkele oorzaak heeft (bijv. infectie of
trauma) en multifactorial komt door meerdere oorzaken (bijv. carcinogenese).
2. Pathogenesis (mechanisme van de ontwikkelde ziekte) betekent de manier waarop de
oorzaak zijn effect uit op het weefsel/cellen. Waardoor uiteindelijk de morfologische en
structurele veranderingen ontstaan samen met de ziekte. Er zijn vier hoofdcategorieën die
de mechanismen van de meeste ziekten omvatten, namelijk ontstekingsprocessen,
degeneratieve processen, oncogene processen en auto-immuunreacties.
3. Morfologische veranderingen (structurele veranderingen veroorzaakt in cellen en organen
van het lichaam). Hiervoor wordt er onder de microscoop gekeken, naar de ligging van de
cellen en structurele veranderingen. Deze structurele veranderingen zijn vaak karakteristiek
aan de ziekteontwikkeling. Bijv. een patiënt met borstkanker. Bij een normale situatie zit
er een HER-2 eiwit receptor op
het celmembraan. Op het
moment dat er een ligand
voorbijkomt vormt deze receptor
een hetero-dimeer en geeft het
een groeisignaal af aan de cel. Bij
een gedeelte van de patiënten
met borstkanker is het HER2 gen
geamplificeerd.
Dit is te zien in het plaatje
hiernaast. Op een tumorcel komt
dit HER-2 eiwit verhoogd tot expressie, veel te veel receptor. Doordat er zo veel HER-2 is,
krijg je al zonder ligand de heterodimeer vorming. De cel gaat hierdoor continu
prolifereren. Hiervoor is Herceptin ontwikkeld, die de heterodimeer vorming voorkomt.
Hoe zorgt een patholoog dat hij dan met behulp van symptomen van een patiënt toch de
juiste diagnose kan stellen? Hoe kun je op basis van klinische verschijnselen koppelen aan
de weefsels. Hierbij wordt er geprobeerd iets te zeggen over de symptonen, ziekteverloop
en prognose. In de afbeelding hieronder is te zien: een puist, longkanker, levercirose en
hoge bloeddruk.
Bijv. levercirose. Het is een litteken/bindweefsel in je lever. Dit kan gebeuren door
overmatig alcohol gebruik. Hepatocyten zijn levercellen. De alcohol gaat in de hepatocyten
zitten en leidt tot vervetting van de lever en het verstoren van het metabolisme. Het wordt
pas ernstig als je niet stopt met drinken. Eerst krijg je celdood (hepatocyten die doodgaan),
fibrose en dan cirrose. Celdood hoeft niet alleen te worden veroorzaakt door alcohol, maar
kan ook door medicijngebruik of virus ontstaan (hepatitis A, B, C, D). in andere woorden je
hebt dus verschillende etiotische oorzaken wat leidt tot hetzelfde ziektebeeld.
Wat is de klinische presentatie van iemand met levercirose? Antwoord: geelzucht, want
hij/zij kan toxische stoffen niet afbreken. Je lever heeft een aantal functies, waaronde
om de bilirubine af te breken. Wanneer je lever bilirubine niet meer goed kan afbreken
dan blijft dit in je bloed. Je huid en ogen wordt dan gelig. Ook kan jeuk ontstaan door
levercirrose, door de galzouten. Behandeling: lever transplantatie.
, 4. Klinische significantie (Functionele consequenties door morfologische veranderingen).
Oftewel welke ziekte is het, hoever is deze ziekte ontwikkeld. En welke plan van aanpak
gaan we nu hebben?
GENETISCHE- EN OMGEVINGSOORZAKEN VAN ZIEKTEN
De klinische zijn probleem georiënteerd bezig. Dus kijken wat het probleem is. Pathologen zijn
ziekte georiënteerd bezig.
Inflammation and repair. Ontstekingsprocessen worden gekenmerkt door de influx van ontsteking
in het weefsel. Dit leidt tot roodheid van het weefsel. Acute ontsteking ontstaat doordat
granulocyten aangetrokken worden door oxines die vrijkomen uit beesten, kapotte cellen,
infarcten, bacteriële infecties, toxines en trauma. Dit weefsel kan dan uiteindelijk herstellen.
Wanneer een weefsel van acute ontsteking naar chronische ontsteking gaat dan kan dit zich
herstellen.
, Bij een oppervlakkige schade, kan het uiteindelijk alsnog vanuit de crypte herstel optreden. Dit
wordt ook wel rusteloze genezing. Als dit niet kan dat leiden tot een fibrose van dat orgaan, dus
verlies van functie.
Bij een acute ontsteking vindt er vasculaire veranderingen plaats en worden er neutrofielen en
mediatoren aangetrokken tot te plaats van ontsteking. Wanneer het weefsel in staat is om zich te
herstellen dan is er sprake van een litteken loos herstel. Hierbij zijn de stimuli voor schade, de
mediatoren en de inflammatoire cellen geklaard en zijn de beschadigde cellen vervangen. Het
weefsel kan nu weer normaal functioneren. Wanneer het weefsel niet in staat is om zichzelf te
herstellen, dan ontstaat er littekenweefsel (fibrose). Dit is niet-functioneel bindweefsel dat op de
plaats van het kapotte weefsel gaat zitten. In veel gevallen is er dan ook sprake van functieverlies.
Virale infecties, chronische infecties, aanhoudende beschadigingen en auto- immuunziekten leiden
tot chronische inflammatie. Er is
dan een langdurige ontsteking die
uiteindelijk leidt tot
littekenvorming ongeacht of het
weefsel onder acute
omstandigheden zichzelf zou
kunnen herstellen.
Rechts is een voorbeeld te zien van
een ontstoken eileider. Links is het
gezonde weefsel en rechts het
ontstoken weefsel. In het
linkergedeelte zie je wit, hier
kunnen de eitjes erdoorheen.
Rechts zie je een ontstoken tuba,