Samenvatting Economie Monetaire zaken Hoofdstuk 1 t/m 3 van de methode lweo. Deze samenvatting is uitgebreid en duidelijk over dit hoofdstuk. De samenvatting is goedgekeurd door mijn docent. Voor deze toets had ik een 8,3.
Chartaal geld = munten en bankbiljetten in handen van het publiek. Stoffelijk.
Giraal geld = betaalrekeningen (dus geen spaarrekeningen). Niet stoffelijk.
Betaalrekening/rekening-courant/lopende rekening = bankrekening waar je geld op stort
waarover je direct kunt beschikken en waarmee je giraal kunt betalen.
Substitutie = omzetten van giraal in chartaal geld of omgekeerd.
Sparen = niet uitgeven van een deel van het inkomen. Niet consumeren van een deel van het
inkomen.
Oppotten = geld bewaren zonder dat het iets oplevert (renteloos bewaren).
Ontpotten = uitgeven van opgepot geld.
Tijdsvoorkeur = voorkeur van huidige consumptie boven toekomstige consumptie.
Vermogen = waarde van iemand zijn bezittingen verminderd met zijn schulden op een bepaald
moment.
Investeren = aanschaffen kapitaalgoederen door onderneming of bedrijf (kopen goederen of
diensten om er verder mee te produceren).
Beleggen = aanbieden van geld op vermogensmarkt met bedoeling opbrengst te verkrijgen.
Overtollig geld vastleggen voor kortere of langere tijd met als doel in de toekomst financieel
voordeel te behalen.
Vermogensmarkt = geheel van vraag en aanbod naar geld zowel op korte als lange termijn.
Rente = prijs van geld. Beloning die betaald moet worden voor lenen van geld en die ontvangen
wordt voor uitlenen van geld (= interest).
Geld dient als:
- Ruilmiddel (je kunt ermee betalen)
- Rekenmiddel (waarde van verschillende goederen met elkaar vergelijken)
- Spaarmiddel (je kunt het bewaren)
Hoogte rente afhankelijk van drietal zaken:
- Hoe hoger risico dat iemand geld niet terugbetaalt, hoe hoger de rente
- Koopkracht verandert door inflatie of deflatie
- Je kunt je geld zelf niet gebruiken als het is uitgeleend
Hoofdstuk 2 Het ontstaan van geld en banken
Arbeidsdeling = splitsen van productieproces in kleinere onderdelen waardoor
arbeidsproductiviteit kan worden vergroot.
Directe ruil (ruil in natura) = ruil waarbij goederen rechtstreeks geruild worden tegen goederen.
Transactiekosten = alle kosten die samenhangen met het tot stand komen en afwikkelen van een
ruil.
Indirecte ruil = goederen worden geruild tegen geld.
Intrinsieke waarde = materiaalwaarde van een munt.
Nominale waarde/extrinsieke waarde = waarde die op een munt of bankbiljet vermeld staat.
Activa = bezittingen (van een onderneming).
Passiva = verschafte middelen waarmee bezittingen zijn gefinancierd. Vermogen van een
onderneming.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper jasmijnjeulink. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,99. Je zit daarna nergens aan vast.