Samenvatting Bedrijfseconomie B
Parate kennis les 1:
Bij uitgaven geven we daadwerkelijk geld uit. De uitgaven kunnen ook per rekening courant
worden gedaan. Dit kan op 2 manieren:
1. De rekening courant is een vordering op de bank. Bij een uitgave per rekening
courant neemt deze vordering dan af net zoals bij de kas.
2. De rekening courant is een schuld aan de bank (de onderneming staat rood). Bij een
uitgave per rekening courant neemt deze schuld toe.
Uitgaven zijn dus een uitgaande geldstroom, die tot een afname van de voorraad liquide
middelen leiden.
Kosten = uitgaven in het verleden, heden of de toekomst, die we toerekenen aan de
periode(n) waarop ze betrekking hebben. Kosten leiden tot een afname van het eigen
vermogen. Ze zijn afhankelijk van het moment van uitgeven.
1. Uitgaven in het verleden: de waardevermindering van een vast actief is gebaseerd op
een deel van de uitgave op het moment van de aanschaf.
2. Uitgaven in het heden: bij de contante inkoop van een dienst, die op dat moment
uitgevoerd wordt, vindt de uitgave tegelijkertijd met de toerekening van de kosten
plaats.
3. Uitgaven in de toekomst: de jaarlijkse betaling van het vakantiegeld ziet de
onderneming al een jaar aankomen.
Een voorziening dient ervoor om de kosten van een toekomstige grote uitgave te spreiden.
Met elke dotatie wordt een evenredig deel van de kosten aan die periode toegerekend. De
dotatie zorgt dus wel voor kosten, maar is nog geen uitgave.
Aflossing op lening en een btw die een onderneming terug mag vorderen leiden nooit tot
kosten. Dividenduitkeringen zijn geen kosten, maar leiden wel tot een verlaging van het
eigen vermogen.
Constante kosten zijn constant zolang de productieomvang binnen de beschikbare capaciteit
blijft. Constante kosten veranderen alleen bij een uitbreiding of inkrimping van de
productiecapaciteit.
Voorbeelden zijn de loonkosten van personeel in vaste dienst en de afschrijvingskosten op
machines.
Variabele kosten variëren met de productieomvang.
1. Bij degressief stijgende variabele kosten dalen de variabele kosten per stuk als de
productie stijgt. De totale variabele kosten stijgen dan minder snel dan de
productieomvang.
2. Bij progressief stijgende variabele kosten stijgen de variabele kosten per stuk als de
productie stijgt. De totale variabele kosten stijgen sneller dan de productieomvang.
3. Bij proportioneel variabele kosten veranderen de variabele kosten per stuk niet als
de productieomvang verandert. De totale variabele kosten stijgen net zo snel als de
productieomvang.
v (variabele kosten) = V (totale variabele kosten) / W (werkelijke of verwachte productie)
, TK (totale kosten) = V (variabele kosten) + C (totale constante kosten)
Voor de producent van 1 homogeen product kunnen we nu met de gegevens van de totale
kosten van twee verschillende productiehoeveelheden de volgende kosten berekenen:
1. De variabele kosten per stuk
2. De totale variabele kosten per stuk bij een bepaalde productieomvang
3. De constante kosten
We veronderstellen dan wel dat de productieomvang steeds binnen de beschikbare
capaciteit blijft en dat de variabele kosten proportioneel variabel zijn en dat de prijzen niet
wijzigen.
De dekkingsbijdrage = het verschil tussen de verkoopprijs exclusief btw per stuk en de
variabele kosten per stuk. Het is de marge die overblijft om de constante kosten ( C ) te
dekken en daarna winst te maken.
De break-even afzet kun je berekenen door de volgende formule te gebruiken: (de winst is
nul en zijn we opzoek naar het aantal producten dat verkocht moet worden om de constante
kosten te dekken.
q = C / (p-v)
Door de break-even afzet met de verkoopprijs exclusief btw (p) te vermenigvukdigen krijg je
de break even omzet.
BEO = BEA * p
Je kunt de dekkingsbijdrage ook gebruiken om te berekenen welke afzet nodig is om een
bepaalde winst (W) te behalen.
q = (C + W) / (p-v)
W = 0 is de BEA
Ook voor deze formule geldt dat de onderneming slechts 1 homogeen product maakt en dat
de variabele kosten proportioneel variabel zijn.
Beslissingen:
- Bij een reclamecampagne worden de constante kosten hoger en moeten er dus ook
meer producten verkocht worden voordat de break-even afzet is bereikt.
- Een prijsverlaging zorgt ervoor dat de dekkingsbijdrage per product kleiner wordt
waardoor er ook meer producten verkocht dienen te worden.
Bij een beslissing hierover moet ook met deze verhoging van de break-even afzet rekening
gehouden worden
De break-even afzet kun je op 3 manieren verlagen:
1. Verlagen van de constante kosten
Er hoeven dan minder producten verkocht te worden. De constante kosten zijn echter op
korte termijn moeilijk te beïnvloeden.
2. Verhogen van de verkoopprijs exclusief btw per stuk
3. Verlagen van de variabele kosten per stuk.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper nickybevelander. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,99. Je zit daarna nergens aan vast.