Samenvatting Materieel Strafrecht
Tussentoets 28 maart: Meerkeuzevragen 20%
Tentamen: Open vragen 80%
H1: Essentialia en achtergronden van het Nederlands strafrecht:
Strafrecht = ius puniendi = het recht van de overheid om burgers te straffen op grond van
normschendingen.
Publiek strafrecht wil eigenrichting voorkomen.
Materieel strafrecht regelt (1) welke gedragingen onder welke omstandigheden strafbaar zijn, (2)
waaruit de straffen bestaan en (3) onder welke voorwaarden het strafrecht mag worden toegepast.
Formeel strafrecht = strafprocesrecht.
NL nam de Franse Code Penal over, maar veranderde deze naar Nederlandse inzichten.
Daderschap, wederrechtelijkheid, schuld en causaliteit zijn niet wettelijk geregeld maar door
jurisprudentie ontwikkeld.
Ook werd de wet gewijzigd of aangevuld met de tijd (kinderstrafrecht, voorwaardelijke straf)
Het wetboek van Sr heeft 3 delen: Algemeen deel (commune strafrecht), misdrijven en
overtredingen.
Ook heb je bijzonder strafrecht zoals het militaire strafrecht en de Wet Economische Delicten.
Ultimum remedium karakter van het strafrecht (uiterste redmiddel).
Het recht moet met terughoudendheid worden toegepast.
Bij delicten waarvan de materiele schade nihil is kan men zich afvragen of strafvervolging wel zin
heeft.
Verschil tussen misdrijven en overtredingen is dat bij misdrijven er altijd sprake is van schuld of
opzet.
De Klassieke Richting – Beccaria: maximaal geluk voor een maximaal aantal mensen. O.a.
rechtszekerheid, vergelding, proportionaliteit en reactief optreden. Daadstrafrecht.
Daarna kwam de Moderne Richting, die vooral wetten voor psychische afwijkingen met zich mee
bracht.
Relatieve theorieën = de rechtsgrond van de straf wordt bepaald door het doel
Absolute theorieën = het doel wordt bepaald door de rechtsgrond, de vergelding
De verenigingstheorie: scherp onderscheid tussen de rechtsgrond en het doel van het strafrecht.
Nadruk op vergelding.
Na-oorlogs strafrecht = paternalistisch-humaan.
De laatste decennia werden maatschappelijke factoren in het strafrecht belangrijker, zo is de positie
van het slachtoffer verstevigd. Ook kwamen er verschillende fondsen/instellingen om slachtoffers te
helpen (Slachtofferhulp NL en schadefonds geweldsmisdrijven). Ook cybercriminaliteit en
grensoverschrijdende criminaliteit is hierin verder opgenomen.
Ook nieuwe combivorm: bestuursstrafrecht.
,Het Nederlandse strafrecht is verbonden aan het Europese strafrecht en alle verdragen.
Materiele harmonisatie = het recht van een lidstaat wordt dusdanig afgestemd op Europese normen
da deze normen adequaat gehandhaafd kunnen worden.
Formele harmonisatie = strafrechtsystemen van verschillende landen op elkaar afstemmen om
grensoverschrijdende criminaliteit met een gezamenlijke aanpak te kunnen bestrijden.
Week 1, H2: Het strafbare feit en de strafbare dader:
Drie dimensies van strafbare feiten: historische strafbare feiten (Art. 1 Sr), wettelijke strafbare feiten
(de delictsomschrijving) en juridische strafbare feiten (ook voldoen aan nadere eisen in de
strafrechtsdogmatiek zoals geen strafuitsluitingsgronden).
Definitie strafbaar feit = een gedraging van een natuurlijk persoon of rechtspersoon, die een
wettelijke delictsomschrijving vervult, wederrechtelijk is en aan de schuld te wijten is ofwel
verwijtbaar is.
Voordat iemand gestraft kan worden moet aan 4 voorwaarden voldaan worden:
1. Menselijke gedraging (MG) (Zo nee, dan vrijspraak)
2. Wettelijke delictsomschrijving (DO) (Zo nee, dan OVAR)
3. Wederrechtelijkheid (W) (Zo nee, dan OVAR)
4. Schuld (als verwijtbaarheid - V) (Zo nee, dan OVAR. Zo ja, strafoplegging)
Formele delicten = staan in de wet omschreven als een handeling, een specifiek omschreven
activiteit. Het verrichten van deze handeling is strafbaar gesteld. (te hard rijden, diefstal)
Materiele delicten = strafbaar is het veroorzaken van een gevolg. Wat heeft geleidt tot het strafbare
gevolg is niet van belang, het is voldoende dat het strafbare gevolg is ingetreden. (doodslag) Ook wel
gevolgsdelicten.
Commissiedelicten = een doen of een handelen is strafbaar gesteld (stelen, vermoorden, vervalsen)
Omissiedelicten = het nalaten is strafbaar gesteld (geen hulpverlenen aan slachtoffer in nood). Het
niet-handelen is strafbaar.
Oneigenlijk omissiedelict = het staat in de wet als commissiedelict, maar het wordt gepleegd door
het nalaten. (moeder verzorgt kind niet, waardoor het overlijdt)
Krenkingsdelicten = daadwerkelijke krenking van een bepaald rechtsgoed. (Krenking = pijnigen)
Gevaarzettingsdelicten = soms is voor strafbaarstelling het in gevaar brengen van het rechtsgoed al
voldoende
Delict dat de omstandigheden niet beschrijft en slechts uit een gedraging bestaan zijn er nauwelijks
(mishandeling).
Persoonlijke omstandigheden = betreffen de dader als persoon
Inwendig = psychische gesteldheid (opzet en culpa)
Uitwendig = hoedanigheid/kwaliteit van de dader. Delict vergt dergelijke kwaliteit
(kwaliteitsdelicten, deze kunnen impliciet of expliciet zijn).
Onpersoonlijke omstandigheden = betreffen diens gedraging.
Begeleidende omstandigheden van de gedragen = zoals wederrechtelijkheid of iets dat
geheel of ten dele aan een ander toebehoort.
Gevolgen van de gedraging = bepaalde gevolgen leveren een hogeren straf op. Bijv.
mishandeling met zwaar letsel of de dood ten gevolge.
Doleuze delicten: Opzettelijk, willens en wetens [doodslag]
,Culpoze delicten = Niet-opzettelijk, onvoorzichtig handelen [dood door schuld]
Gekwalificeerde delicten = delicten met strafverzwarende gevolgen
Geprivilegieerde delicten = delicten met een lager strafmaximum dan het gronddelict (stroperij, dus
het stelen van klei of zand of kinderdoodslag)
Bijkomende voorwaarde van strafbaarheid = een omstandigheid die nog niet aanwezig was op het
moment van de gedraging of kort daarna, maar die pas veel later intreedt. Zonder intreden van de
gedraging blijft het straffeloos. Bijv. iets is pas strafbaar als de oorlog uitbreekt.
4 Formele vragen: Art. 348 Sv
1. Is de dagvaarding geldig? (zo niet, dan is dagvaarding nietig)
2. Is de rechter bevoegd? (zo niet, onbevoegdheid rechter)
3. Is het OM ontvankelijk in haar eis? (bijv. heeft OM gesjoemeld met bewijs)
4. Zijn er redenen voor een schorsing van de procedure?
4. Materiele vragen: Art. 350 Sv
1. Is het bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan? Het feit moet wettig en
overtuigend bewezen zijn. Zo niet: Vrijspraak [MG]
2. Kan het bewezenverklaarde worden gekwalificeerd? Levert het een strafbaar feit op? Zo niet:
OVAR [DO]
3. Is het bewezenverklaarde wederrechtelijk? Is er een rechtvaardigingsgrond? Bijv noodweer. Zo
niet: OVAR [W]
4. Is de verdachte verwijtbaar? Zo niet: OVAR [V]
5. Straftoemeting, welke straf of maatregel?
348 Sv + 350 Sv = beslissingsschema
Er kan geen strafbaar feit zijn zonder daderschap.
Soms ontbreekt de indicatie voor het daderschap van het desbetreffende delict. Bijv. de wet dat
regenbakken gedekt en gesloten moeten zijn geeft niet aan wie dat moet doen. Vaak bij
omissiedelicten.
Uitbreiding van strafbaarheid zoals bij poging tot of bij de deelnemingsregeling voor medeplegers.
Soms is het onduidelijk wie de dader is, bijvoorbeeld bij het bouwen van een huis, is dat de
aannemer of de metselaar. Vaak wordt hiervoor causaliteit aangehaald.
Rechtvaardigingsgronden – Wederrechtelijkheid
Schulduitsluitingsgronden – Verwijtbaarheid.
Week 1, H3: Het legaliteitsbeginsel:
Art. 1 Sr: geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling.
Art. 1 Sv: strafvordering heeft alleen plaats op de wijze bij wet voorzien.
Niet alle strafbare feiten staan in het wetboek van Sr, ook in lagere wetgeving zijn strafbare feiten
opgesteld in wetten. Ook in bijzondere wetten zoals Opiumwet, WWM.
Legaliteitsbeginsel om democratische grondslag te verzekeren en IRT-affaires te voorkomen.
Het legaliteitsbeginsel heeft vooral betrekking op ‘vervult een wettelijke delictsomschrijving’ in de
definitie van een strafbaar feit.
, Het legaliteitsbeginsel ziet op de verhouding tussen het individu en de staat.
Rule of Law is het idee van de rechtsstaat.
Het individu moet met voldoende mate van zekerheid voorzien welke gedragingen strafbaar zijn.
Dimensies van het legaliteitsbeginsel:
- Constitutionele dimensie: primaire dimensie, de wet deelt macht toe aan staatsorganen en
bevoegdheden aan overheidsfunctionarissen om deze binnen de grenzen en ten behoeve van de
strafrechtspleging aan te wenden. Functie: bestrijding van criminaliteit.
- Rechtsbeschermende dimensie: door de wettelijke basis van het strafrecht wordt de
rechtsgelijkheid en rechtszekerheid gediend. Dus een rechtsbeschermende dimensie voor het
individu.
- Generaal preventieve dimensie: crimineel-politieke dimensie, de rationele organisatie van de
maatschappelijke reactie op criminaliteit. Men moet zich weerhouden van strafbare feiten door de
waarschuwende werking van het strafrecht.
- Vereiste van duidelijke geformuleerde delictsomschrijvingen/Lex Certa: wet moet duidelijk zijn.
Delicten formuleren kan op 3 manieren (p. 108). Terminologie moet duidelijk en precies zijn, vage
termen vermijden (lastig bij bijv. culpa).
- Gebondenheid van de rechter aan de tekst in de wet: alleen bij vage begrippen mag de rechter de
wet interpreteren.
Interpreteren van wetstermen:
- Wetshistorische interpretatie: er wordt gekeken naar de totstandkomingsgeschiedenis van
de bepaling in kwestie, meestal wordt gekeken naar Kamerstukken.
- Grammaticale interpretatie: inhoud vd wet wordt bepaald aan de hand van de taalkundige
betekenis van de woorden in de bepaling, ook wordt gelet op zinsverband.
- Systematische interpretatie: de wet wordt uitgelegd aan de hand van de systematiek van
de wet.
- Teleologische interpretatie: er wordt gekeken naar het doel van de wet(gever)
- Functionele interpretatie: in overeenstemming met de maatschappelijke functie welke de
strafbepaling vervult, verkrijgt die bepaling betekenis voor het concrete geval.
Nadelen: verschuivende betekenissen van termen, nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen en
opvattingen, technologische ontwikkelingen en modernisering en concurrerende maatschappelijke
belangen.
- Verbod van analogie: mag niet analogisch redeneren dat een verbod op bijv. rode dopperfles ook
op rode bidon geldt. Dus niet ‘dat komt op hetzelfde neer’, dus geen verruimende interpretatie. Dit
mag enkel als het ten gunste van de justitiabele is.
- Vereiste van geschreven strafbepalingen/Lex Scripta: de gewoonte is geen directe bron van
strafrecht.
- Verbod van terugwerkende kracht: kan niet gestraft worden voor een delict dat ten tijde van het
plegen nog niet strafbaar gesteld was. ‘Voorafgegane wettelijke strafbepaling’. Maar beperkt tot
wetswijzigingen die uit hun aard een tijdelijk werking hebben en die berusten op een gewijzigd
inzicht in de strafwaardigheid van het feit. Als voor de verdachte het gunstiger uitpakt kan wel
worden gekeken naar de gunstigste situatie voor de verdachte.
- Nulla poena eis: De rechter is gebonden aan de wet ook als het om de oplegging van de
strafrechtelijke sanctie gaat. Speelt vooral een rol bij het opleggen van bijzondere voorwaarden.
- Individuen kunnen de wet kennen:
Week 1, H4: De wederrechtelijkheid:
Wederrechtelijkheid heeft betrekking op het normoverschrijdende karakter van de gedraging.