Muziek
Basistheorie
Samenvatting
Noten en tonen:
Een noot is wat je ziet, een toon is wat je hoort.
Een gedrukte of geschreven noot vertelt je 2 dingen:
1. Hoe lang die noot duurt, dus: hoe lang de toon moet klinken
2. Hoe hoog die noot is, dus: hoe hoog de toon moet klinken
De namen van de noten zijn: a, b, c, d, e, f, g -> Deze 7 tonen worden stamtonen genoemd. Het zijn
de witte toetsen van de piano. De zwarte toetsen hebben namen die afgeleid zijn van deze
stamtonen.
Voor het schrijven van noten wordt een notenbalk gebruikt:
5 horizontale lijnen. De noten worden tussen en op de lijnen
geschreven. Er past maar een beperkt aantal noten op een
notenbalk. De meeste instrumenten kunnen meer noten
spelen. Voor noten hoger en lager dan de notenbalk wordt
er gebruik gemaakt van hulplijntjes.
Sleutels:
G-sleutel:
Geeft de noot g boven de centrale c aan.
Andere naam: vioolsleutel
Wordt gebruikt voor: zangstemmen sopraan en alt. Hoger
klinkende instrumenten zoals viool, dwarsfluit en de rechterhand van
de piano.
F-sleutel:
Geeft de noot f aan onder de centrale c.
Andere naam: bassleutel
Wordt gebruikt voor: zangstem bas. Lager klinkende instrumenten
zoals basgitaar, fagot, cello en de linkerhand van de piano.
C-sleutel:
Geeft de noot c (centrale c) aan.
Andere naam: altsleutel
Wordt gebruikt voor: instrumenten die niet speciaal
hoog of laag zijn, maar in het midden zoals altviool.
,Een instrument gebruikt de sleutel die ervoor zorgt dat zoveel mogelijk noten die dat instrument kan
spelen op de notenbalk passen, dus zo min mogelijk hulplijnen -> is lastig lezen.
Voortekens:
Voortekens wijzigen de stamtonen: a, b, c, d, e, f, g -> voortekens verhogen of verlagen.
Kruis:
Verhoogt een noot
Naam: stamtoon + is
Voorbeeld: f + is = fis
Mol:
Verlaagt een noot
Naam: stamtoon + es
Voorbeeld: g + es = ges
Uitzonderingen: a -> as en e -> es
Herstellingsteken:
Maakt een mol of kruis ongedaan
Gebruik voortekens:
1. Toevallig voorteken:
verandert de noot waar
hij voor staat, maar dat
geldt slecht voor één
maat.
2. Vaste voortekens: mollen of
kruizen die voor het hele
stuk gelden staan vooraan
bij de sleutel. Deze
verandering geldt voor alle
noten met dezelfde naam.
Deze kunnen hersteld worden met een herstellingsteken.
Volgorde vaste voortekens:
Kruis: Mol:
Fis Bes
Cis Es
Gis As
, Dis Des
Ais Ges
Eis Ces
Bis Fes
Notenwaarden en rustwaarden:
Soms worden noten verbonden door waardestrepen. Dat gebeurt vooral met de achtste en zestiende
noot. De vlaggetjes worden dan vervangen door waardestrepen. Eén vlaggetje is één waardestreep.
Twéé vlaggetjes zijn twéé waardestrepen.
Punt en overbindingsboog:
Een punt achter een noot verlengt de waarde van die noot met de helft. Dit noem
je een gepunteerde noot.
, Een overbindingsboog maakt vaan 2 noten
(met dezelfde toonhoogte) één noot. De
waarde worden bij elkaar opgeteld.
Ritme:
Ritme is alles wat in muziek met tijd te maken heeft: toonduur, groepering van noten, accenten,
patronen.
Een ritmisch figuur is een bepaalde combinatie van toonduur die samen een tel of een kleine eenheid
ritme vormen.
De duur van tonen is gebaseerd op halveren:
hele, halve, kwart, achtste. Ritmische figuren die
een tel in tweeën, vieren, achtsten, enzovoort
verdelen, heten metrische figuren.
Als je een andere verdeling dan twee of vier wilt, moet je bestaande noten aanpassen. Dan krijg je
antimetrische figuren.
De meest voorkomende is in een 4-kwartsmaat. De triool, een verdeling in drieën. Er
zijn dan drie noten i.p.v. twee. Ze worden met dezelfde waarde opgeschreven,
alleen met het cijfer 3 erbij. Elke noot van de triool moet even lang zijn, in de
praktijk (zingen of spelen).
Er is ook een kwintool -> 5 i.p.v. 4. Een septool -> 7 i.p.v. 4. Daar
zie je het cijfer 4 of 7 bij staan. Een figuur is dus
antimetrisch wanneer de verdeling van de tel anders is
dan in de maatsoort gebruikelijk.
Een ritme-ostinato is een ritmisch patroon dat
voortdurend herhaald wordt.
In een swing-ritme worden twee achtsten gespeeld alsof ze onderdeel zijn van een triool: de eerste
langer, de tweede korter. Je noemt het daarom ook wel triolenfeel. Dit gebeurt vooral veel in jazz-
en popmuziek aan het begin, dan staat er in swing. Er staan voor het gemakt achtsten noten,
maar het mag vrijer en meer in
triolenfeel gespeeld of gezongen
worden.
Een duool is het tegenovergestelde van een triool. Dit komt voor in maatsoorten waarin de
groepering in drieën is (3/4-maat of 9/8-maat). De twee noten worden met dezelfde
waarden geschreven, maar met cijfer 2 erbij.
Een complementair ritme is een ritme waarin een lange noot
(of rust) in de ene partij wordt opgevuld door een ritme in de andere
partij. Je hebt dus minstens 2 partijen nodig die elkaar complement
kunnen zijn (elkaar aanvullen).